In opdracht van Hoogheemraadschap Delfland heeft IDDS Archeologie in juni 2019 een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd voor het project Dijkversterking N468 in Maasland en Schipluiden, gemeente Midden-Delfland. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden omdat er herstelwerkzaamheden plaats gaan vinden aan de dijk onder de N468 in de gemeente Midden-Delfland. Voor de dijkversterking worden er op 11, door het Hoogheemraadschap geselecteerde, locaties steunbermen aangebracht tegen de polderzijde van de dijk (voor de rest van het dijktraject zal de dijkversterking worden uitgevoerd door middel van het aanbrengen van damwanden in de dijk1). Gelijktijdig met het aanbrengen van deze steunbermen wordt op iedere locatie de bestaande teensloot gedempt en een nieuwe teensloot gegraven (ongeveer 1,0 m diep). Ook worden de aanwezige kabels en leidingen onder de nieuwe steunbermen verlegd. De diepte van de bodemverstoring die optreedt door de geplande werkzaamheden is maximaal 3,0 m -mv. Het totale plangebied is ca. 7 km lang, maar de steunbermen zullen worden aangelegd in 11 gedefinieerde deelgebieden. De gemiddelde breedte van de werkgebieden is ca. 15 m. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting.
Het aanbrengen van de steunbermen zal gezien de slappe ondergrond van klei en veen zorgen voor het samendrukken van deze lagen. Echter gezien het relatief gelijkmatige voorkomen van de verschillende lagen binnen de deelgebieden zal ook deze inklinking relatief gelijkmatig zijn en niet sterk verstorend voor de middelhoge tot hoge verwachtingen in de Laag van Gantel, het Hollandveen of de Oer-Gaag Laag. Het graven van nieuwe teensloten vormt echter wel in de meeste deelgebieden een ernstige bedreiging voor eventueel aanwezige of zelfs met zekerheid aanwezige archeologische resten. In deelgebieden 8 en 9 zal een nieuw te graven teensloot door de aanwezige woonheuvels snijden en daarbij de met zekerheid aanwezige archeologische resten vernietigen. Bij alle andere deelgebieden (met uitzondering van deelgebied 7) zal het graven van een nieuwe teensloot van 1,0 m diep een bedreiging vormen voor de eventueel aanwezige archeologische resten in de top van de Laag van Gantel en het Hollandveen (zie tabel bij vraag 3).
Op basis van het veldonderzoek is een specifiek verwachtingsmodel opgesteld voor ieder afzonderlijk deelgebied. Dit is beschreven in paragraaf 2.4 en samengevat in de tabellen van vragen 1, 2 en 3. Op basis van dit onderzoek wordt geadviseerd om bij deelgebieden 8 en 9 geheel af te zien van de geplande ontwikkelingen en in plaats daarvan te kiezen voor het aanbrengen van damwanden (ten minste ter plaatse van de woonheuvels). De aanwezige archeologische resten zouden moeten worden beschermd in situ en niet worden verstoord, ook niet door een archeologische opgraving. Voor deelgebieden 1, 2, 4, 5, 6 en 11 wordt geadviseerd om ter plaatse van de geplande nieuwe teensloten aanvullend archeologisch onderzoek te doen met als doel het vaststellen of er archeologische waarden voorkomen. In deelgebied 3 zal geen teensloot worden aangelegd en daarom is voor deze locatie geen aanvullend onderzoek noodzakelijk. Voor deelgebied 7 wordt geadviseerd dat geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Indien in deelgebied 10 werkzaamheden zullen plaatsvinden dan is het noodzakelijk dit verkennend booronderzoek daar eerst nog uit te voeren.
Het geadviseerde aanvullende archeologische onderzoek in deelgebieden 1, 2, 4, 5, 6 en 11 kan gezien de omvang en vorm van de ingreep (graven van nieuwe sloten) het beste bestaan uit een archeologisch begeleiding (protocol proefsleuven) van de aanleg van de sloten. Daarbij is het dan wel van belang dat de sloten droog worden ontgraven. 1