Op basis van de in het bureauonderzoek verzamelde gegevens is de archeologische verwachting voor het plangebied hoog. Er kunnen resten worden aangetroffen vanaf de vroege steentijd tot en met de nieuwe tijd. Deze verwachting is gebaseerd op de landschappelijke ligging van het gebied, maar zeker ook op de in de nabijheid aangetroffen rijkdom aan archeologische vindplaatsen.
Op basis van het bureauonderzoek luidt het advies om in het nieuw op te stellen (voor)ontwerpbestemmingsplan een dubbelbestemming waarde archeologie op te nemen conform het gemeentelijk beleid ( vrijstelling 250 m2 en 40 cm). Voor die delen van het plangebied die in het uiteindelijk bestemmingsplan dubbel worden bestemd zullen regels voor bouw- en omgevingsvergunningen moeten worden opgenomen die aansluiten bij het gemeentelijk archeologisch beleid, waarbij tevens aandacht dient te zijn voor het opknippen van ontwikkelingen. Ook is destijds op basis van het bureauonderzoek geadviseerd een verkennend booronderzoek in het gebied uit te voeren. Dat is inmiddels in maart 2018 gedaan.
Veldonderzoek In het plangebied is deels sprake van een enkeerdgrond op basis van de dikte van het antropogene dek en deels van opgebracht (cunet)zand tot in de C-horizont. In het deel van het plangebied met een enkeerdgrond is op een aantal plaatsen sprake van een A/C horizont, waarbij sprake is van verstoring tot dieper dan het potentiële archeologische vlak. Tijdens het booronderzoek is gebleken dat de bodem in grote delen van het plangebied verstoord is tot voorbij het potentiële archeologische vlak, feitelijk alleen uitgezonderd de omgeving rond boringen 1, 2 en 9.
Op basis van de resultaten van het booronderzoek adviseert Antea Group het plangebied grotendeels vrij te geven. Alleen voor de zone rondom boring 1, 2 en mogelijk 9 is de kans ons inziens aanwezig dat sprake kan zijn van een intact archeologisch vlak. Afhankelijk van de definitieve plannen adviseren we voor deze zone vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuvenonderzoek uit te voeren of in ieder geval de archeologische dubbelbestemming te handhaven. Wanneer grondverzet voor de definitieve plannen in dit deel van het plangebied beperkt kan blijven toe maximaal 0,5 m –mv is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Het bevoegd gezag heeft echter aangegeven dat ook deze meest zuidelijke strook mag worden vrijgegeven voor wat betreft archeologie, omdat de mogelijkheden voor zinvol archeologisch onderzoek ter plaatse te gering zijn. Het plangebied is hiermee in zijn geheel vrijgegeven voor wat betreft het aspect archeologie
Antea Group Archeologie 2017/70 |