Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 4.1902-1903

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Weve, Jan J.; Overvoorde, J. C.: De Romeinsche begraafplaats aan den Berg-en-Dalschen weg bij Nijmegen
DOI Artikel:
Borden
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17410#0207

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
198

der bloemisterij gezien. Het glas had de bekende groenachtige kleur van
veel romeinsch glaswerk.

Behalve een spiegel van ca. 221 /., cm. middellijn, kwam ook een
bronzen spiegeldoos aan het licht, middellijn van io'l2 cm. Hen spiegel
was daarin niet aanwezig.

Meerendeels behoorde het gevondene — voor zoover bekend werd —
tot de zaken die in de omgeving van Nijmegen herhaaldelijk bij opdelvingen
worden aangetroffen. Waarheen veel van het helaas grootendeels zonder
beleid blootgelegde en daarbij dikwijls beschadigde is gegaan, is uit den
aard der zaak ten dcele onbekend gebleven. Men kan niettemin overtuigd
zijn, dat veel belangrijks is gespaard, terwijl het eveneens gelukkig mag
heeten, dat een groot deel, dank zij den Heer Kam, in Nijmegen is gebleven.

j. j. Weve.

Naar wij vernemen zal weldra in de nabijheid van deze belangrijke
vindplaats van Romeinsche oudheden een kazerne worden gebouwd. Het
is zeer waarschijnlijk, dat hierbij dergelijke vondsten verwacht mogen
worden en het zoude daarom zeer gewenscht zijn, dat tijdig van Rijkswege
maatregelen werden getroffen, opdat indien dit vermoeden juist blijkt, het
terrein onder deskundig toezicht systematisch worde onderzocht. Alleen
dan toch kan men verwachten, dat behoorlijk aanteekening gehouden wordt
van de bij de grondwerken te vinden gegevens en dat de daarbij te ont-
dekken oudheden behouden blijven.

J. C. OVERVOORDE.

Borden.

Een gesprek met den heer Pit over den aard van het aardewerk dei-
bordjes op de róde-eeuwsche schutterstukken bracht er mij toe die nog eens
met bijzondere aandacht te beschouwen en van diegene op den Braspennings-
maaltijd van Cornelis Theunissen van 1533 ten stadhuize. kreeg ik den
indruk dat zij heelemaal niet van aardewerk waren, maar van hout. Ten
eerste berust die indruk op de eigenaardige vorm die zoo plat is als een
pottipan en daarbij aan den rand een recht ingedraaide gleuf heeft, die voor
aardewerk onverklaarbaar lijkt en voor hout het allereenvoudigste ornament
is. zooals het ook aan broodborden een deel van de versiering pleegt uit te
maken. Ten tweede doet de wijze waarop de schutter links met zijn mesje
op het bordje drukt of snijdt, vermoeden dat het van hout is en zeker niet
van aardewerk.

Niet geheel verklaard is de roodbruine kleur, terwijl de bordjes van
de Poseters van Dirck Barendsz. in 1566 in 's Rijks Museum van dezelfde
kleur zijn, maar van een vorm die niet veel duidelijker voor hout dan voor
aardewerk pleit.
 
Annotationen