EASY

DANS - Data Archiving and Networked Services

Search datasets

Close Search help

St. Andries tussen de kloostermoppen. Vredenburg Entreegebouw (VRE02): Archeologisch onderzoek van kasteel Vredenburg (Utrecht), Basisrapportage Archeologie 129

Cite as:

Kamp, drs. J.S. van der (Erfgoed gemeente Utrecht) (): St. Andries tussen de kloostermoppen. Vredenburg Entreegebouw (VRE02): Archeologisch onderzoek van kasteel Vredenburg (Utrecht), Basisrapportage Archeologie 129. DANS. https://doi.org/10.17026/dans-xsh-myvy

2021-11-23 Kamp, drs. J.S. van der (Erfgoed gemeente Utrecht) 10.17026/dans-xsh-myvy

Van 2007 tot 2030 wordt het stationsgebied in Utrecht herontwikkeld en vernieuwd in een samenwerking tussen gemeente Utrecht en enkele private partijen. Een onderdeel van deze herontwikkeling was een grootschalige renovatie en nieuwbouw van het winkelcentrum Hoog Catharijne. De toegang tot dit winkelcentrum vanaf het Vredenburg wordt sinds enkele jaren gevormd door het Entreegebouw, waarin winkels en woningen zijn gerealiseerd. Op de plek van dit gebouw stond tot in het begin van 2014 een deel van Hoog Catharijne, dat voorafgaand aan de nieuwbouw is gesloopt. Het Entreegebouw en de daaronder gelegen parkeergarage bevinden zich grotendeels binnen de contouren van het zestiende-eeuwse kasteel Vredenburg en de gracht daarvan. Voor de bouw van de parkeergarage diende een gebied van ca. 9.000 m2 te worden ontgraven tot zo’n 17 meter diepte. Na een zorgvuldige belangenafweging heeft de gemeente in 2009 een monumentenvergunning voor dit project afgegeven, onder de voorwaarde dat er archeologisch onderzoek moest plaatsvinden én dat de nog op te graven monumentale resten van het kasteel zouden worden teruggeplaatst. Vandaar dat er in 2014 tijdens het uitgraven van de bouwput voor de parkeergarage en het Entreegebouw een archeologische begeleiding en opgraving (opgravingscode: VRE02) zijn uitgevoerd door archeologen van Erfgoed gemeente Utrecht.

Een dwangburcht Op de plek van kasteel Vredenburg stond in de twaalfde eeuw een klooster van de orde van het Hospitaal van Sint-Jan in Jeruzalem, ofwel het Catharijneconvent van de Johannieters. De leden van deze orde hielden zich onder meer bezig met het verplegen van gewonden en zieken. Van deze kloosterfase zijn tijdens archeologisch onderzoek in 1976 onder meer resten van het hoofdgebouw en de kerk aangetroffen, alsmede bijna honderd graven. In 1528 nam Antoine de Lalaing namens keizer Karel V officieel de macht in Utrecht over en kwam er een eind aan een jarenlange strijd binnen de Utrechtse bevolking tussen de aanhangers van de Habsburgers en die van de hertog van Gelre. Karel V gaf opdracht een dwangburcht te bouwen binnen de muren van de stad om de stedelingen in toom te houden. Voor dit nieuwe kasteel, ontworpen door Rombout Keldermans en genaamd Vredenburg, werd de plek van het Johannieterklooster uitgekozen, dat in 1529 grotendeels werd gesloopt. Ondanks een gebrek aan bouwmaterialen en funderingsproblemen was het kasteel al na 132 dagen verdedigbaar, al zou het tot 1535 duren voordat Vredenburg was voltooid. Het kasteel vertoonde alle belangrijke kenmerken van de nieuwe vestingbouw die in de zestiende eeuw opgang maakte: een hoekig grondplan, teruggetrokken flanken en een aarden wal. Toch zou het kasteel slechts relatief kort bestaan en na een beleg in 1576-1577 begon de Utrechtse bevolking aan de sloop van het gehate kasteel. Afgezien van de twee westelijke hoektorens en muur was Vredenburg vier jaar later bovengronds geheel verdwenen. In de periode van 1968 tot 1976 werd bijna driekwart van de ondergrondse restanten van Vredenburg verwijderd, in de meeste gevallen voorafgegaan door een opgraving.

Kasteelresten Tijdens het archeologisch onderzoek in 2014 werden onder meer aangetroffen: het zuidelijke deel van de hoofdpoort, drie delen van de zuidwestelijke hoektoren, de stadsmuur ten zuiden van deze toren, een klein fragment van de zuidelijke keermuur van de gracht, houten funderingsbalken van de brug, vullingslagen van de zuidelijke slotgracht en de (hoofdzakelijk twintigste-eeuwse) vulling van de voormalige Stadsbuitengracht. In de zuidmuur van de zuidwestelijke toren bevonden zich een smalle watergang van een sluisconstructie, het draaipunt van een waterrad en restanten van een sluisdeur. In de noordelijke muur van deze toren werd een latrine met een zestiende-eeuwse vulling aangetroffen, waarvan een beermonster werd onderzocht. Er bleek een groot aantal dierlijke resten aanwezig, met name vissenbotjes, maar ook zoogdierresten en vogelbotjes. Dit dierlijke botmateriaal is eerder als maaltijdresten te bestempelen dan als keuken- en slachtafval. Alhoewel de waargenomen vlees-, vis- en vogelsoorten gangbare voedingsmiddelen waren in de zestiende eeuw, zijn er toch enkele aanwijzingen voor de aanwezigheid van hooggeplaatste militairen. Uit het onderzoek naar het pollen en de plantaardige macroresten uit de beerlaag blijkt de consumptie van granen, peulvruchten, groente- en fruitsoorten, keukenkruiden, specerijen en noten. Uit een vergelijking van deze gewassen met die aangetroffen in andere Utrechtse beerputten kan met enige voorzichtigheid worden geconcludeerd dat de latrine van Vredenburg een grotere variëteit aan voedselgewassen en meer resten van bijzondere voedingswaren bevatte dan tot nu toe zijn aangetroffen in huizen van Utrechtse burgers. Dit wekt, net als de dierlijke resten, de suggestie dat de latrine werd gebruikt door personen die een relatief hoge mate van welvaart kenden.

De grachtvulling Tijdens de sloop van het kasteel in de jaren 1577-1581 is de 5 à 6 meter diepe zuidgracht gedempt met metersdikke puin- en grondpakketten, waaruit duizenden vondsten afkomstig zijn. Zo werden er 119 natuurstenen, loden en ijzeren kanonskogels gevonden, evenals 779 loden kogels voor handvuurwapens, een ijzeren kogelmaat, fragmenten van een musketloop, een compleet rapier, een messing kruitmaat, een fragment van een hellebaard en tientallen messing rozetten en klinknagels van helmen. De ca. 1600 aardewerkscherven geven een mooi beeld van het aardewerkspectrum zoals dat in de zestiende eeuw in Utrecht op de markt was. Een deel van de keramiek wijst op enige mate van welstand, zoals drinkgerei bestemd voor wijn, rijkversierd steengoed uit het Rijnland en vroege majolica. Een opvallende vondst is een roodbakkende voorraadpot met botjes van een jonge kip. De resten van zoogdieren, vogels en vissen uit de gracht zijn te verdelen in huishoudelijk afval, afval van ambachtelijke activiteiten (zoals het beenbewerkersafval) en kadavers, waarbij het rund overduidelijk de hoofdrol speelde. In de grachtvulling werden tevens vele fragmenten natuurstenen bouwmateriaal en beeldhouwwerk aangetroffen. Een groot deel hiervan zal waarschijnlijk hebben behoord tot het poortgebouw en is tijdens de sloop van het kasteel in de gracht terechtgekomen. De meest imposante vondst is een groot deel van een meer dan levensgroot en verguld beeld van St. Andries, vermoedelijk vervaardigd door een Utrechtse beeldhouwer. Het overige beeldhouwwerk uit de grachtvulling bestaat onder meer uit een wapenschild met de afbeelding van een dubbelkoppige adelaar, een kop van een griffioen, versierde kapitelen en een banderol met de tekst ‘plus oultre’, de lijfspreuk van Karel V. Op de bodem van de zuidelijke gracht werden vier eikenhouten liggers van de bijna 25 meter lange brug aangetroffen, die een knik vertoonde. Het meest noordelijke deel van de brug vlak voor de poort bestond uit een ophaalbrug, die vermoedelijk ruim 3½ meter lang zal zijn geweest. De 8 meter lange zuidelijke brugligger was ruim 2 meter langer dan de overige drie liggers, wat waarschijnlijk te maken heeft met de kleine uitbouw die Keldermans op dit punt langs de brug heeft weergegeven op zijn ontwerptekening.

Teruggeplaatst Het complete fragment van de zuidelijke poort (waarin restanten van een brugkelder zichtbaar waren) werd in blokken gezaagd, tijdelijk elders opgeslagen en uiteindelijk teruggeplaatst in de in aanbouw zijnde parkeergarage. Ook het restant van de zuidmuur van de zuidwestelijke toren (inclusief de sluisgang) werd in blokken gezaagd en later teruggeplaatst, ditmaal langs de oostzijde van de opnieuw uitgegraven Stadsbuitengracht. Samen met de nog steeds zichtbare resten van de noordoostelijke toren en oostmuur in de fietsenkelder onder het huidige woonwinkelblok De Vredenburg vormen de twee teruggeplaatste restanten de laatste zichtbare overblijfselen van het ooit imposante Vredenburg.