Gespecificeerde archeologische verwachting
Vanuit het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting op het voorkomen van archeologische waarden daterend uit de perioden Laat-Neolithicum en Bronstijd en een hoge verwachting voor de perioden vanaf de IJzertijd. Verzamelde landschappelijke gegevens geven aan dat het plangebied binnen de meandergordel/stroomgordel van Ressen fase B ligt, waarvan zijn actieve fase dateert van circa 2385 tot 1633 voor Chr. (Laat-Neolithicum t/m Midden-Bronstijd). De ligging van het plangebied binnen een hoger gelegen stroomrug gaf de beschikking van voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex). Ook nadat de Rijn de Ressen stroomgordel definitief had verlaten om vervolgens zuidelijker te gaan stromen, ter plaatse van de Waal, behielden de oude stroomruggen hun relatief hoge ligging in het landschap. Vanaf in principe het Laat-Neolithicum zal het plangebied geschikt zijn geweest voor bewoning. De ligging op een oeverwal dan wel een kronkelwaardrug gaf de beschikking van voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex).
Deze gunstige ligging als bewoningslocatie wordt bevestigd door de diverse vindplaatsen die tijdens veelvuldig onderzoek in de afgelopen eeuw zijn aangetroffen, vooral uit de perioden Late-IJzertijd –t/m Late-Middeleeuwen. Meest nabij het plangebied zijn de gravende onderzoeken die al enige tijd geleden door Van Giffen (1927) en Braat (1941-1948) zijn uitgevoerd op De Kerkenhof en langs de Woerdsestraat, respectievelijk circa 200 meter ten noordoosten en 400 meter ten zuidoosten van het plangebied, wat aangeeft dat Ressen in een gebied ligt waar vrijwel continue bewoning heeft plaatsgevonden gedurende de laatste 2500 jaar. Als in de loop van de Romeinse tijd de stroomruggen steeds vaker overstroomt dreigen te raken, werpen de bewoners woonheuvels op, ook wel aangeduid als oude woongronden. Hierdoor bevinden zich op verschillende plaatsen in het landschap dergelijke oude woongronden, waarop bewoning bleef plaatsvinden tot in de Middeleeuwen. De verwachting is dat het plangebied binnen een dergelijke woongrond ligt. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal laat ook zien dat in ieder geval al in de tweede helft van de 18e eeuw het plangebied binnen een historisch boerenerf lag. In 1871 raakt het westelijke en centrale deel van het plangebied bebouwd met het bestaande bakhuisje.
Resultaten inventariserend veldonderzoek
De aangetroffen bodemopbouw tijdens het gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek bevestigd de te verwachte paleogeografische ontwikkeling en daarmee de te verwachte bodemopbouw. In het plangebied is sprake van een oude woongrond, bestaande uit humeus, matig zandige klei tot sterk kleiig zand tot een diepte van circa 90 cm -mv. Waarschijnlijk is met het opbrengen van grond de oorspronkelijke top van de bodemopbouw (A- en vermoedelijke verwerings-/verbruinings-Bw-horizont) hierin vermengd. Onder de oude woongrond bevinden zich oever-/kronkelwaardafzettingen op beddingafzettingen met een karakteristieke fining upward sequentie en zullen zijn gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de Ressen stroomgordel.
In de oude woongrond is divers vondstmateriaal aangetroffen, maar wel voornamelijk in de vorm van fragmenten aardewerk. Het aardewerk dateert uit verschillende perioden vanaf de Late-IJzertijd. Tevens laat de onderste helft van de oude woongrond als de top van de onderliggende oorspronkelijke bodemopbouw veel fosfaatvlekken zien.
Conclusie
Op basis van de geleverde onderzoeksinspanning en de daarbij aangetroffen archeologische indicatoren wordt geconcludeerd dat er binnen het plangebied mogelijk sprake is van een archeologische vindplaats en uit wellicht verschillende archeologische perioden. Wat het type vondstcomplex is, is op basis van alleen de resultaten van het booronderzoek moeilijk in te schatten. Het kan gaan om menselijke bewoningsactiviteiten binnen een agrarische context uit de Late-IJzertijd, Romeinse tijd en/of de Middeleeuwen (denk aan huisplaatsen van boerenerven met houtbouw). De ondergrondse delen van het bestaande bakkershuisje (muurwerk/funderingen) zullen logischerwijs intact zijn, maar de behoudenswaardigheid hiervan dient door bevoegde overheid dient te worden bepaald. Bij een ongewijzigde voorgenomen ingreep (sloop van bestaande bakkershuisje en navolgend de nieuwbouw van een woning, waarbij graafwerkzaamheden zullen worden uitgevoerd tot een diepte van minimaal 80 cm -mv) zal binnen het plangebied de mogelijk aanwezige archeologische vindplaats(en) verstoord worden.
Advies
Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om binnen het plangebied een vervolgonderzoek te laten uitvoeren, indien de voorgenomen bodemingreep ten behoeve van de nieuwbouw ongewijzigd blijft (bodemingrepen die dieper dan 30 cm -mv zullen worden uitgevoerd). Het verspreid over het plangebied (in de boringen) aangetroffen vondstmateriaal in een oude woongrond, de in beperkte mate recent verstoorde bodemopbouw (ter plaatse van de onbebouwde delen van het plangebied) en de historische ontwikkeling, duidt op de aanwezigheid van één of meerdere, intact zijnde (delen van) archeologische vindplaatsen. Gezien de zeer beperkte oppervlakte van het plangebied en dat een groot deel van het plangebied momenteel nog bebouwd is met een bakkershuisje, wordt geadviseerd het vervolgonderzoek te laten bestaan uit een opgraving (variant archeologische begeleiding). Hierbij kan dan ook direct de ondergrondse delen van het bestaande bakkershuisje (muurwerk/funderingen) onderzocht worden, indien deze door de bevoegde overheid worden gezien als behoudenswaardig archeologische structuren.
Voor de opgraving (variant archeologische begeleiding) dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, waarin beschreven staat op welke wijze het onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit PvE dient te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Lingewaard).
Dit advies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Lingewaard en door middel van een selectiebesluit als zodanig bekrachtigd (beoordeling archeologisch rapport door de heer J. Habraken, Regioarcheoloog). Het advies van Econsultancy om bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv archeologisch onderzoek uit te voeren wordt onderschreven. Ook de ondergrondse aanleg van kabels en leidingen en de verdere inrichting van het terrein komen bij een geplande verstoring van dieper dan 30 cm onder het huidige maaiveld in aanmerking voor archeologisch gravend onderzoek.
Archeologievriendelijk bouwen van de nieuwbouwwoning is alleen mogelijk middels een ondiepe fundering al dan niet in combinatie met ophoging van het bestaande maaiveld, zodat hiervoor de bodem niet dieper dan 30 cm onder het huidige maaiveld geroerd wordt. Indien funderingspalen benodigd zijn dienen de rijen palen minimaal 4 meter uit elkaar te staan zodat archeologisch onderzoek in de verre toekomst mogelijk blijft.
Date Accepted: 09-04-2021
Date Accepted: 2021-04-09