Summary
The stem diameter of apple seedlings, either measured in the nursery or later, is associated with both the duration of the juvenile period (the thicker, the shorter) and initial productivity (the thicker, the higher) of the seedlings. The relation between vigour and juvenile period, or precocity in general, is probably largely inherent, and thus remains valid for the propagated clone.
No significant relation existed between stem diameter and size or season of ripening of the fruits, nor between the latter two characteristics and the duration of the juvenile period. The stem diameter is therefore an effective parameter of selection for fertility alone during the nursery stage. Provided growth conditions are uniform, selection for vigour may enhance breeding efficiency in three ways:
- it shortens the first screening period of seedlings on their own roots in the orchard;
- it shortens the second screening period of the seedlings selected and propagated after the first period;
- it improves the chances of finding precocious varieties.
Samenvatting
Het verband tussen groei, jeugdperiode en vruchtdracht van appelzaailingen en zijn gebruik om de veredelingsefficiëntie te verbeteren
De lange duur van de jeugdperiode (tijd in jaren tussen zaadkieming en eerste bloei) bij fruitgewassen, zoals appel, vormt een belangrijke hinderpaal voor de veredeling. Verkorting van deze periode verhoogt de doelmatigheid. Eén van de middelen hiertoe is het toepassen van voorselectie in de kwekerij op basis van groeikracht. Het is nl. gebleken, dat de stamdiameter, gemeten na twee of meer groeiseizoenen, in sterke mate gecorreleerd is met de duur van de jeugdperiode; d.w.z. de dikkere zaailingen blijken gemiddeld eerder te bloeien en beter te dragen dan de dunnere. De relatie is goeddeels erfelijk bepaald en handhaaft zich na vermeerdering op onderstam. Selectie van de dikste zaailingen verkort dus de omlooptijd van een nakomelingschap. Een zodanige selectie blijkt geen nadelige invloed te hebben op de grootte of rijptijd van de vruchten, maar biedt wel het extra voordeel dat de kansen op het vinden van vruchtbare rassen worden vergroot.
Similar content being viewed by others
References
Anon., 1967. Amélioration variétale-pommier. C. r. Stat. Rech. Arbor. fruit. Angers 1965/66: p. 27.
Dennis, F. G., 1968. Growth and flowering responses of apple and pear seedlings to growth retardants and scoring. Proc. Am. Soc. hort. Sci. 93: 53–61.
Karnatz, A., 1963. Der Blattrand als Selektionsmerkmal bei Apfelsämlungen. Züchter 33: 269–270.
Karnatz, A., 1965. Zur Frage des Beginns des generativen Phase bei Apfelsämlingen. I Erstblüte. Gartenbauwissenschaft 30: (12) 527–540.
Karnatz, A., 1969. Zur Frage des Beginns der generativen Phase bei Apfelsämlingen. TagBer. dt. Akad. LandWiss. Berl. 96: 105–114.
Loewel, E. L.,Schander, H. &Hildebrand, W., 1957. Untersuchungen zur Entwicklung von Frü hselektionsmethoden für die Apfelzüchtung. I über Beziehungen zwischen Blatt- und Fruchtmerkmalen beim Apfel. Züchter, Sonderheft: 4–7.
Murawski, H., 1962. Beiträge zur Züchtungsforschung beim Apfel. VII über Beziehungen zwischen Blattmerkmalen und einigen Fruchteigenschaften an Apfelsämlingen. Züchter 32: 272–278.
Passecker, F., 1964. Zum Problem der Abkürzbarkeit des juvenilen Phase bei Obstgehölzen. Erw-Obstb., 6: 29.
Schander, H., 1962. Variationsstudien über den Eintritt des Blühbeginnes bei Apfelsämlingen. TagBer. dt. Akad. LandwWiss. Berl. No. 35: 111–121.
Schmidt, M., 1947. Beiträge zur Züchtungsforschung beim Apfel. I. Phaenologische, morphologische und genetische Studien an Nachkommenschaften von Kultursorten. Züchter 17/18: 161–224.
Sidenko, I. H., 1964. Selection of pears in the Ukraine (Russ.) Agrobiologiya, No. 3: 437–442.
Smeets, L., 1965. Amount of growth and the duration of the juvenile phase in cherry seedlings. Proc. Balsgård Fruit Breeding Symp. 1964: 159–162.
Stolle, G., 1964. Beziehungen zwischen morphologischen und physiologischen Merkmalen im Sämlingsalter und der Blühwilligkeit bei Birnensämlingen. TagBer. dt. Akad. LandwWiss. Berl. No. 65: 13–19.
Tydeman, H. M., 1958. The breeding of late flowering apple varieties Rep. E. Malling Res. Stn for 1957: 68–73.
Tydeman, H. M., 1964. The relation between time of leaf break and of flowering in seedling apples. Rep. E. Malling Res. Stn for 1963: 70–72.
Visser, T., 1964. Juvenile phase and growth of apple and pear seedlings. Euphytica 13: 119–129.
Visser, T., 1965. On the inheritance of the juvenile period in apple. Euphytica 14: 125–134.
Visser, T. &Schaap, A. A., 1967. Pre-selection for juvenile period, flowering and picking time in apple seedlings. Euphytica 16: 109–121.
Visser, T. &Vries, D.P. de, 1970. Precocity and productivity of propagated apple and pear seedlings as dependent on the juvenile period. Euphytica 19: 141–144.
Vondracek, J., 1969. Beitrag zur Zuchtwertbestimmung von Apfelsorten. TagBer. dt. Akad. LandwWiss. Berl. 96: 115–125.
Author information
Authors and Affiliations
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Visser, T. The relation between growth, juvenile Period and fruiting of apple seedlings And its use to improve breeding Efficiency. Euphytica 19, 293–302 (1970). https://doi.org/10.1007/BF01904206
Received:
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF01904206