Close
Home
Collections
Login
USC Login
Register
0
Selected
Invert selection
Deselect all
Deselect all
Click here to refresh results
Click here to refresh results
USC
/
Digital Library
/
Pentecostal and Charismatic Research Archive
/
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
/
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 08 (1961 August 15)
(USC DC Other)
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 08 (1961 August 15)
PDF
Download
Share
Open document
Flip pages
Contact Us
Contact Us
Copy asset link
Request this asset
Transcript (if available)
Content
32ste jaargang no. 8 15 augustus 1961 Evangelisatie-maandblad. Redactie: Zr. M. A. Alt. Evangeliste van de Assemblies of God te Manokwari — Nieuw-Guinea Administratie voor NIEUW-GUINEA: Zr. M. A. Alt, Manokwari Vert. in Australië: Mrs. H. V. Barrelo, 106 Rawson Rd., FAIRFIELD — Sydney NSW. Administratie voor NEDERLAND: D. Koppelle, Lindenlaan 48, Huizen (Nh.) Postrekening' 49 97 97 Telefoon 02952-1267 Abonnem,entsprijs voor Nederland en Nw.-Guinea: f 1.50 per kwartaal. Abonnementsprijs voor Australië: £ 1 per jaar •^MiCSN ^ Een gezicht op de mooie haai van Manokwari M.A.Alt ^ m ZIE NIET OP DE GOLVEN Op ff ewe At B.D. Ackley Ï ^m ^ if ip * 1 2 3 0 ver ho - 3e zee Eens spi'ak Pe-trus: Hcer, oe-tied mij nu Bouw op God in- moeL-fe en, qe - vaar, Want ZÜ R te-d're Inulp Heb gc - loof op God, Hij zorot voop u , Ook al voert uw pad g-Ab'» f te ^ S S ¥ i 1 S ï 1 j j' 1 -#- .^ .#- -.«U -tp 1 " te na- dVen U . Maar be-vi'eesol, ver-loo r liy dra de moed, is al- tyd d.aai-. Vdór <jU zink t q'"ijpt Hij uw kandmet krackt . doop storm-wind ruvs^.Rfckt uw blik op Hena,niet op de wind., ^m MHj-t «2 ffi i t ? ^ Koor" m ^ i I IdM # ^ Zien - de op de storvn-wind en wa-ter-vioed . Hij leidt vast uw sckre - den door storm. en. nackt Nooit ver-laat de Mees- ter Zün bid-dend kind 1 ^ ::li: :)g: 4- J O f' Zie niet op de m 1»â€”I » ^^> ^ w s =f = r V V i ^ H U ^ ^ i' I H fc 1— i ib^-^t^ i ocl-ven. , kind van God; Zie op He-zus. Hij bestuurt uw lot. Laat de woed. i V i s F s i=FFf=^ ^ f» <• ^^t ^ i ? S > > ^^ U* ip ^ P EZZE i t#: i i ê > > > e I5=t ^ »=? =b*—X ^ ' * ^ '*p y * niet zin-ken, Hü is na-bü,Die u vei-lig voert door storm. - qe - ti aoor SXorm. - qe - tu ^ ^ ^ ClICZ i s k 1^ b ;j •1^' & De Poort, genaamd de Schone o , daar is een poort, welke toegang ver leend tot de Tempel, het binnenste Heilig dom waar God woont. Een wonderbare poort, genaamd de Schone. Deze arme verlamde man had vele, vele jaren achtereen voor die poort gezeten — hij was zéér dicht bij 't Heiligdom, maar niet in staat er binnen te gaan, omdat de sa- tansmacht, welke op hem rustte, hem daarin verhinderde. Hoe velen verlangen deze poort in te gaan, doch kunnen niet wegens de last van zonde en ziekte die op hen drukt? De Al macht en de Barmhartigheid van Gods Geest dragen hen tot dicht bij de ingang, doch het geloof om op te staan en de wijd- geopende poort binnen te treden ontbreekt hun. O, merk op, die poort, die openstaande poort is Jezus Christus. Heeft Hij niet van Zichzelf gesproken: ,,Ik ben de deur. Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden." Joh. 10:9. Wij arme, van kindsbeen af met zonde bevlekte en beladen zielen, wij mogen met vreugde ingaan door deze Genade-deur, waar wij in één oogwenk bevrijd kunnen worden van de verlammende toestand, ons, geestelijk en lichamelijk, door satan opge legd. Deze kreupele man las de liefde en kracht van Jezus, in de ogen van Petrus. Hij ge loofde in hetzelfde ogenblik, sprong op en was gezond. O, die wondervolle genade ons geschon ken door 't Bloed van Christus. Die genade is ook voor u, lezer. • Misschien hebt ge, evenals de verlamde man, vele jaren doorgebracht met zitten en bedelen. Ge hebt tot God gebeden en ge smeekt om verlossing van uw krankheid ^- trouw liet ge u dagelijks door de Geest des Heren dragen tot vlak voor de poort, maar uw ongeloof belette u haar binnen te gaan. Hoe merkwaardig is 't, dat de Heilige Geest ons niet het Heiligdom binnen doet gaan, tenzij wij de geloofs-stap doen. Hij zet ons neer, vlak voor de poort en wacht geduldig en liefdevol het uur af, waarop wij de voet zetten op Gods belofte en door de Deur, genaamd de Schone, de heilige tem pel Gods binnengaan. Wij denken soms dat Hij onze hand, die zich uitstrekt om de gave te ontvangen, niet En een man, die verlamd was van de schoot zijner moeder aan, zodat hij gedragfen moest worden, zetten zij dag-ehjks bij de poort van de tempel, genasimd de Schone. Handel. 3 : 1-10. ziet en onze smeekbeden niet hoort. Hij wacht echter slechts het tijdstip af, waarop wij door 't geloof opstaan en nemen. Zoals wij de verlossing van de zonde heb ben aangenomen en dientengevolge bekeerd zijn, zo mogen wij de bevrijding van onze krankheden aanvaarden en gezond worden. Het is alles volbracht op Golgotha. Rev. F. F. Bosworth zegt: Menigeen wacht op God voor zijn genezing, terwijl de Here juist wacht op hem, totdat hij neemt datgene hetwelk voor hem aan 't kruis is gewonnen. Door Zijn striemen is u genezing geworden! Indien gij die genezing door 't geloof be geert, moet een grondig zelf-onderzoek aan de verhoring van uw gebed voorafgaan. De maat van uw geloof hangt af van uw gehoorzaamheid. Duizenden geloofloze ge beden blijven onverhoord, omdat men niet geheel is toegewijd. Daar moet een volledig breken zijn met zonden en verkeerde ge woonten — een loslaten van afgoden en de dingen der wereld die u binden en staan tussen God en uw ziel. Indien ge dat gedaan hebt, welnu, Chris tus zal Zijn beloften aan u vervullen: Ik ben gekomen . . . om de gebondenen te prediken loslating ^- om de gevangenen heen te zen den in vrijheid. Niets zal u gelukkiger ma ken dan het opgeven van moedwillige zon den. De vrede Gods zal uw hart en ge dachten bewaren. Halleluja! Ge moogt springende en juichende de Schone poort ingaan. Ge zijt Gods eigen kind. En hij sprong op en stond en liep heen en weer en hij ging de tempel binnen. O, prijst de Heer! Waarop wacht ge, lieve lezer? Indien ge de voorwaarden hebt vervuld, deedt ge van uw zijde alles wat God van u eist. Zijn hand zal u aanraken en de Heilige Geest stelt u instaat om op te staan in Je zus' Naam en ge zult het Heiligdom ingaan en God loven en danken met een verloste ziel en een verlost lichaam. 3 De bekende evangelist S. D. Gordon schreef eens: Wij moeten minder smeken en méér nemen! in de naam van onze Heer. Hij schonk ons die Naam, opdat wij daarin satans machten zouden weerstaan. Gebruik die Naam, meermalen per dag. in uw dage lijks leven. Ge zijt vrijgekocht en overwin naar in deze Naam, die boven alle namen verheven is. Misschien behoort iemand die dit leest tot hen, die evenals de verlamde man als maar, wellicht dertig, veertig jaar, voor de poort zitten, onmachtig om op te staan, steeds naar biddende om een aalmoes ... De grote Pinksterconferentie van 19 tot 21 mei j.l. is wonderbaar geslaagd, zoals men kan lezen in verschillende bladen. De gehele christelijke wereld schonk er aan dacht aan. Het rapport dat wij mochten ontvangen getuigt van de bijzonder grote zegen, wel ke op deze machtige vergadering rustte. De vlaggen van meer dan 132 landen ver sierden het grote platform. De muziek werd o.a. uitstekend verzorgd door een korps uit Zweden, verder accompagneerden piano en orgel het gezang. Plechtig was de opening en indrukwek kend de begroeting. Wij kunnen ons voor stellen hoe levendig en warm het samenzijn moet geweest zijn van honderden pinkster gelovigen, allen één van geest. De eerste minister van Israël, David Ben Goerion, was tot zijn spijt verhinderd de conferentie bij te wonen, daar hij juist in 't buitenland vertoefde. In een door hem persoonlijk geschreven brief betuigde hij zijn leedwezen daarover, en riep de vergadering een hartelijk welkom toe in Jeruzalem. Hij verbond daaraan de volgende treffende profetie uit Jesaja 2:2: En het zal geschieden in het laatste der dagen, dan zal de berg van het Huis des Heren vaststaan als de hoogste der bergen en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen en vele natiën zullen op gaan en zeggen: Komt, laat ons op trekken naar de berg des Heren, naar Wel, Gods Woord spreekt heden tot u: Sta op en wandel en neem uw Heiland op Zijn belofte. Zijn kracht zal u doorstromen en u lichamelijk en geestelijk tot een nieuw schepsel maken. De deur, genaamd de Schone, staat wijd voor u open. Ga in en prijs God, heden, he den ...! Halleluja. De hemeldeur is Jezus, onse Heiland; Weersta Hem niet, 'maar Wies Hem nu. Uw Meester schenkt in sorg en leed u hijstand, Wijd open staat die poort voor u.' (Gl. Klokken 503) M. A. Alt. het Huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande Zijn wegen en op dat wij Zijn paden bewandelen. Inderdaad een toepasselijke profetie en bijzonder treffend, omdat zij werd aange haald door een Jood, de eerste minister Ben Goerion. De verschillende referaten, uitgesproken door onderscheidene bekende grote pink sterleiders, kunnen uiteraard niet in ons blad opgenomen worden wegens plaatsgebrek. Wondervol en diep-aangrijpend was bet gemeenschappelijk Heilig Avondmaal op Pinkstermorgen o.l.v. verschillende broe ders, en na een bezielende toespraak van Rev. Lewi Pethrus. Gelovigen uit vier lan den namen daaraan deel. De geest van lief de en eenheid was die morgen, volgens het rapport, onuitsprekelijk heerlijk: „als wel licht nimmer meer in die mate op aarde zal ervaren worden..." De welwillendheid waarmee het Israëli tische Gouvernement de Conferentie tege moet kwam in alles, werd door de gedele geerden op hoge prijs gesteld. De Grote Conferentie-zaal o.a., welke plaats bood aan 3000 personen, was voor de drie dagen gratis afgestaan •— een vrien delijke geste welke tot dankbaarheid noop te. De collecte tijdens de laatste dienst werd dan ook bestemd tot het doen planten van 1000 bomen in Israël, als een blijvende her innering aan deze zesde ,,Pentecostal World Conference". Reeds zijn in Israël bijna 50 miljoen bo men geplant door het „Jewisch National De Zesde, driejaarlijkse Wereldconferentie van Pinksteren, te Jeruzalem 4 Fund" en andere honderd miljoen bomen zullen later binnen de komende tien jaren de heuvels van de Negeb-woestijn over schaduwen, opdat ook deze landstreek weer zal gaan bloeien als een roos gelijk in de da gen van koning Salomo. De Conferentie-gangers verlieten het Hei lige Land met een dankbaar hart over al hetgeen zij hadden ervaren van de grote ge nade des Heren, zich tegelijkertijd realise rende, dat velen van hen waarschijnlijk ,,de stad des grote Konings" niet zullen terug zien tot de tijd van het Duizendjarig Rijk zal zijn aangebroken, als de Koning der ko ningen, Jezus Christus, onze Heer, Zijn re sidentie aldaar zal opgericht hebben. Pinksterkinderen over de gehele wereld zullen zich verheugd hebben over eht wel slagen dezer schitterende confetentie. Moge Gods ons geliefd ,,Pinksteren" doen opwassen in heiligmaking en dieper geloofsleven, totdat Hij, Die ons boven al les dierbaar is, verschijnt op de wolken, om Zijn Gemeente thuis te halen. HET NODIGE ZELF-ONDERZOEK. Een kleine jongen, het zoontje van een predikant, hielp vaak zijn moeder met tafel- dekken en wanneer hij dan vroeg: „Moeder, mag ik 't brood op tafel leggen?" was de wedervraag geregeld: „Jongen, zijn je han den wel schoon?" Toen hij later volwassen was en zelf pre diker van 't Evangelie, rees die vraag van zijn moeder steeds bij hem op wanneer hij op 't punt stond het Heilig Avondmaal aan zijn gemeente te bedienen: Jongen, zijn je handen wel schoon? ,,Living Waters". ZIJT GIJ MET DE GEEST VERVULD? Het is wijs om er ons telkens weer bij te bepalen, dat satan het met de Geest vervul de leven van de christen meer haat en vreest dan iets anders en er een medogenloze, on ophoudelijke krijg tegen voert. Hij weet, dat een aldus met de Geest vervuld christen, de allergrootste bedreiging is voor zijn hels ko ninkrijk; want het is door zulke gelovigen, dat God in staat is Zijn ontwerpen en plan nen voor deze verloren wereld uit te wer ken. Zij zijn mannen en vrouwen, als de we zens uit Ezechiël 1 : 12: „Waarheen de Geest was om te gaan, gingen zij. Zij keer den zich om, als zij gingen." Mevr. E. F. Norton. Wij staan in de Godd'Ujke kracht van weleer En volgen de roepstem van Jesus de Heer; De Wijdschap des Geestes bestraalt ons gemoed. Verstrekt en vervult ons met hem.else m,oed. HALLELUJA! Wij vormen een leger voor Christus de Heer En heffen omJioog de banier van Zijn leer'. Wij worden geleid door Zijn Woord en Zijn Qeest En roemen de kracht van zijn Bloed allermeest. HALLELUJA.' Ofschoon vaak belasterd^ gesmaad en bespot, Zo volgen wij stil onze liefdrijke God. Wij zien reeds van ver onze palmtak en kroon En zullen eens heersen met Hem,, voor Zijn [troon. HALLELUJA! Wij strijden blijmoedig voor de eer van Zijn Naam, Zijn liefde, zo teer, bindt ons allen tezadm. Met 't oog op de levende Heiland gericht. Zo gaan wij naar Sion, in 't Goddelijke licht. HALLELUJA! M. A. Alt. 5 Br. du Plessis Zr. M. V. te Haarlem zond ons een ver slag van de heerlijke boodschap, gebracht door Br. D. du Plessis, tijdens de pinkster conferentie in mei jl. Zij schreef: ,,God heeft deze broeder waarlijk met wonderbare ge nade vervuld". Wij danken onze Heiland voor de heerlijke opleving in Nederland en de ernst waarmee de pinksterboodschap wordt verkondigd; niet in 't minst voor de belangstelling in de verschillende kerken, waarvan wij lezen in vele bladen. Dat de predikanten ,,een nieuw verstaan van het werk van Gods Heilige Geest zoe ken", zoals een neutrale krant schreef, schijnt de wereld een opmerkelijk feit te achten. Wij lazen: ,,nog altijd zwijgen de theolo gen, maar er is een groeiend aantal pre dikanten, die zich opnieuw zijn gaan be zinnen." Wij prijzen God voor het gezegende werk van de Heilige Geest. Wanneer Zijn wind begint te waaien worden alle dorre bladeren weggevaagd en de zon van Gods genade breekt door. Halleluja! De overgroeide en lang bedolven paden van het Apostolisch Evangelie worden weer zichtbaar in onze dagen en de taal van het boek ,,Handelin gen" weer verstaanbaar in de kerken. Ge zegend Pinksteren! Moge uw vuurgloed al het oude in ons leven verteren, opdat wij, kinderen van God, in 't licht mogen wande len van het eeuwige leven, ons in Christus geschonken! Want Pinksteren is niets an ders dan }ezus volkomen plaats geven in ons hart en Hem in gehoorzaamheid dienen. Hier volgt nog een verslag van één van de toespraken van Br. D. du Plessis. GEDOOP T MET DE GEEST Aan de hand van de stroom van vragen die hem voortdurend weer door mensen van allerlei richtingen op de conferenties wor den gesteld, kwam ds. Du Plessis steeds weer op zijn uitgangspunt: Door de Doop met de Heilige Geest worden we nieuwe schepselen. Jezus alleen doopt met de Hei lige Geest. De levende Jezus alleen is be langrijk, zo betoogde hij in dit verband met nadruk. Verder zei hij, dat in de wereld zo veel verwarring is. Ook in Moederland. Het grootste gebrek van de christelijke kerken van vandaag is, dat de Heilige Geest ont breekt. Nederland kan gelukkig zijn, dat de kerken aandacht schenken aan de Pinkster beweging. Het herderlijk schrijven van de Hervormde kerk over de Pinkstergroepen heeft indruk gemaakt en ook is er in andere vorm publiciteit geweest. ,,Er gebeurt wat in Nederland", aldus de predikant. ,,In Nederland is God bezig in de kerken, hetgeen nog niet in andere landen gebeurt". Als de Heihge Geest in de harten van de leden gaat wonen, in de gehele ge meente, dan wordt die Kerk nieuw. Over het spreken in tongen zei ds. Du Plessis zeer veel. Wij citeren: ,,Wie de Hei lige Geest ontvangt, zal in tongen gaan spreken. Uw lichaam is een tempel van God. Die tempel kan leeg zijn. Daarom doe ik in alle kalmte, zonder op te zwepen, want al wat ik aanbied baseer ik op Gods woord — een beroep op u: uw lichaam moet zijn toe gewijd aan de Geest en dienst van de Heer. De Heer roept tot overgave. Maar het spre ken in tongen is slechts een begin van de openbaring". Hij beklemtoonde ook, dat wie vervuld is van de Heilige Geest eigenschap pen van God als verdraagzaamheid en lank moedigheid zal ontvangen. De Heilige Geest maakt één in Christus. In de middaguren had ds. Du Plessis, zo vertelde hij, in Rotterdam met 25 gere formeerde predikanten gesproken. ZIJN WIJ OVERWINNENDE ,. \f>^ CHRISTENEN? ' , \ En dit is het toch wat God verlangt, en wat de wereld van een christen verlangt •— een godsdienst, die in kleine, zowel als in grote dingen zijn kracht betoont. Wat baat het dat ik roem: Ik ben met christus opge wekt! en ik blijf op de duur dezelfde man, die ik vroeger was, onmachtig om bij de klein ste ergernis of verzoeking de overwinning te behalen. Laat ons elke der kleinste aangelegenhe den van ons leven de Heiland toevertrou wen. Hij is bereid in Zijn goddelijke op standingskracht mijn leven, onafgebroken en tot in het kleinste, te bewaren als het Zijne. Dr. Andrew Murray. 6 OPWEKKINGSPREDIKERS Leven en werken van CharlcS G. Finncy naar zijn eigen levensbeschrijving. Men zegt, dat geen enkele evangelist ler wereld zo door God is gebruikt in de be kering van zielen als deze grote Evangelie prediker Charles G. Finney. Miljoenen vonden door zijn prediking en geschriften de weg tot Christus en het was met een dankgebed tot God, dat ik na lang zoeken eindelijk beslag mocht leggen op het in het Hollands vertaalde boekwerk ,.Me moirs of Rev. Charles G. Finney, the Ame rican Evangelist." Kort na mijn eigen bekering las ik het boek. Het maakte een diepe indruk op mij, het was oorzaak dat ik begon te zoeken naar de Doop met de Heilige Geest. Merkwaardig is het dat deze zo rijk ge zegende prediker weinig of geen inzicht had aangaande de leer der genezing door het geloof. God schijnt hem de speciale roeping geschonken te hebben het grote heilsfeest van de wedergeboorte en de daarop vol gende heiligmaking te prediken. Na zijn Geestesdoop ging een enorme kracht van deze man Gods uit ^ stromen van levend Water bekeerden gehele ste den en dorpen in weinig tijds. Wij bidden, dat onze lezers dezelfde ze gen door de kennismaking met dit geschrift mogen ontvangen, als ondergetekende ont ving. Finney zelf getuigde eens: ,,Er is geen vruchtbaar werken mogelijk in de wijn gaard des Heren zonder een bijzondere toe rusting met de Heilige Geest". Laat ons daarom bidden! M. A. Alt. LEVEN EN WERKEN VAN CHARLES G. FINNEY. L Finney tot aan zijn bekering. Charles G. Finney werd de 29 augustus 1792 te Warran, in de staat Connecticut ge boren, waar zijn ouders, eenvoudige landlie den, tijdelijk woonden. Later verhuisden zij naar een bebouwde landstreek als kolonis ten. De jongen groeide voorspoedig op in de frisse lucht van het woud tot een sterke knaap. Helaas leerde hij weinig geestelijk le ven kennen in zijn jeugdjaren. Hij kon uit stekend leren en werd op zijn 21e jaar tot onderwijzer aangesteld in de nabijheid van New York. Hij was echter daarmee met te vreden en legde zich toe op meer studie. In het jaar 1818 vindt men hem werkzaam als helper van een advocaat te New York, waar hij in de studie der rechtswetenschappen werd ingeleid. Finney was 26 jaar oud geworden zonder ooit enige kennis van de Bijbel te hebben opgedaan. Hij leefde als een heiden. Eerst in de stad Adams, waar hij toen woonde, kwam hij in aanraking met een evangelische gemeente. Haar predikant, pastor Gale, was streng calvinistisch. Finney bezocht gaarne de sa menkomsten, maar vond er geen bevrediging. De heer Gale sprak uitsluitend tot de gelo vigen in zijn kerk en vergat dat er zich on der zijn gehoor ook halve heidenen bevon den, die niets van de Bijbel afwisten. De jonge Finney begreep tenminste niets van de preken over wedergeboorte, heilig making en verlossing. Niemand legde hem de Bijbel uit. Toen de predikant later zijn vergissing bemerkte, zocht hij de jongeman vaak op, maar Finney kon zijn uitlegging niet goed vatten. Hij bezat een helder verstand en wilde evenals Thomas eerst zien en dan geloven. „Indien ik niet zie Zijn doornagelde handen zal ik geenszins geloven". Met de Heilige Schrift was hij eigenlijk pas bekend geworden doordat in de werken van oudere rechtsgeleerden meermalen werd heengewezen naar de wet van Mozes en naar andere gewijde schrijvers. Dit had hem bewogen om zelf een bijbel tfe kopen, maar hoewel hij er vlijtig in studeerde was hij er ver van verwijderd hem te verstaan. Hij bezocht echter geregeld de kerk en ook zelfs de bidstonden. Hij verzuimde die nooit, doch ook daar deden zich onbegrepen dingen voor, die hem boven 't verstand gin gen. In 't bijzonder stootte hij zich aan het feit, dat op de gebeden, die hij van week tot week hoorde, nooit enige verhoring scheen te volgen. Hij had toch in zijn Bijbel gelezen: Wie bidt, die ontvangt. Wie zoekt, die vindt. Wie klopt, die zal opengedaan worden. 7 Deze goede mensen baden bestendig om een nieuwe uitstorting van de Heilige Geest voor hun plaats en om een verlevendiging van hun gemeente, zij vermaanden elkander telkens te waken en nuchter te zijn en aan houdend te bidden om een opwekking, ter wijl zij er bijvoegden, dat God wel het Zijne zou doen, als zij maar het hunne deden. Echter gebeurde er nooit iets, en dat ver wonderde Finney. Hij las toch in zijn Bijbel, dat God veel meer bereid is de Heilige Geest te geven wie Hem daarom bidden, dan een aardse vader om zijn kinderen goede gaven te geven. Wa t moest hij daarvan toch denken? Waren deze broeders en zusters dan geen ware christenen? Of begreep hij 't zelf ver keerd? Hij kwam er haast toe aan alle waar heid te gaan twijfelen, maar iets trok hem al tijd weer tot de diensten, tot 't gebed en de studie van de Heilige Schrift. Finney was er verre van af een dweper te zijn. Hij had een scherp verstand en was nuchter en praktisch van aard, als de mees te Amerikanen. Toen men hem eens vroeg of men voor hem zou bidden, sloeg hij dit af. „Ik ben er weliswaar van overtuigd, dat ik voorbede nodig heb", zei hij, ,,maar ik begrijp niet waartoe mij uw voorbede hel pen zou. Gij bidt doorlopend en ge ont vangt nooit iets. Zolang ik hier in de stad Adams ben, hoorde ik u bidden om een op wekking en nog is zij niet gekomen. U bidt om de Heilige Geest en klaagt nog altijd over uw lauwheid. Ge hebt nu lang genoeg gebeden om de duivel uit Adams te verdrij ven, als uw gebeden enige kracht hadden. En ofschoon ge altijd blijft bidden, nemen uw klachten geen einde." Zonder twijfel lag in deze woorden een grote waarheid, maar er sprak ook een ze ker ongeduld uit. Finney was werkelijk in die tijd in een vreemde gemoedsgesteldheid. Hij was innerlijk verontrust en zelfs rade loos. Hij had wel zoveel licht van God ont vangen, dat hij zijn zondigheid duidelijk er kende. Hij wist, dat hij, zoals hij was, met al zijn verkeerde neigingen niet voor God kon be staan. Maar hij begreep niet hoe zijn leven veranderd kon worden. Zelf kon hij dat niet, hij struikelde telkens weer. Wel geloofde hij, dat die verandering ten goede alleen ergens op de weg van de godsdienst moest gevon den worden. De vraag naar zijn eeuwig heil liet hem niet met rust. Het voortdurend bidden, dat geen verho ring vond, in de gemeente, maakte hem prik kelbaar. Werkelijk merkte hij aan hun ge beden, dat zij zelf geen antwoord verwacht ten en niet op verhoring rekenden. Drie lange jaren duurde de zware strijd in zijn binnenste. Tenslotte wist hij in 't diepst van zijn ziel, dat de Bijbel de enige Wegwijzer was tot een nieuw leven: maar tegelijk gevoelde hij, dat hij zijn levenswijze tot in de grond zou moeten veranderen. En dit scheen hem te zwaar toe. Sterk werd hij gedrongen tot een ernsti ge beslissing. Hij begreep later, dat die voortdurende drang om zich nu aan Chris tus te geven het werk was van de Heilige Geest, Die hem redden wilde. Op een zondagavond in de herfst van 1821 kwam hij tot 't besluit er eindelijk een einde aan te maken. Hij moest en zou tot God gaan en alles met Hem in 't reine brengen. Hij zonderde zich af en begon met ware ernst aan zichzelf te arbeiden. Hij onder zocht zich eerlijk en las gestadig de Bijbel, onder gebed. Nu had hij zichzelf altijd voor een zeer zelfstandig mens gehouden, vrij van men senvrees. Onbekommerd was hij naar de sa menkomsten gegaan, onverschillig voor 't oordeel van ongelovige vrienden — of men kwaad of goed van hem dacht — maar nu was hij nergens zo bang voor, als dat iemand zijn zieletoestand mocht gewaar worden. Als hij bad, dan deed hij het slechts fluiste rend, opdat men toch vooral niet zou mer ken, dat hij in 't gebed was. Als hij op 't kantoor in de Bijbel las, ver borg hij het boek snel achter andere ge schriften, zodra hij iemand het bureau zag naderen. Zo ging de maandag en dinsdag voorbij. Steeds dringender ondervond Fin ney hoe noodzakelijk het was, dat hij be keerd werd; doch steeds verder voelde hij er zich van af. Hij meende zelfs waar te ne men, dat zijn hart zich meer en meer ver hardde. Hij kon geen traan meer storten en tenslotte ook niet meer bidden. Zo zat hij tenslotte stom en vertwijfeld in zichzelf verzonken, zo dikwijls hij alleen was. Doch was er iemand bij hem, dan spande hij zich in met al zijn krachten, op dat men toch maar niets aan hem zou ont dekken. Zijn innerlijke gewaarwordingen bleven voor anderen verborgen, hij vocht zijn strijd alleen onder Gods oog uit. Dinsdagavond was hij geheel uitgeput, in de nacht kwam 't hem voor of hij sterven moest, en hij wist. . . dat hij dan voor eeu wig verloren zou zijn. Eindelijk brak de morgenschemering aan en hij leefde nog, maar alles was donker in zijn ziel. Toen hij op 't punt stond zich naar zijn kantoor te begeven wat 't alsof een stem hem 8 vroeg: Wat verwacht ge eigenlijk en waar om vermoeit ge u zozeer? Hebt ge dan uw eigen gerechtigheid uit te werken? In hetzelfde ogenblik werd hem het heil der verlossing geopenbaard op de wonder baarlijkste wijze. Hij zag plotseling de waar heid en de volkomenheid van de verlossing door Jezus volbracht op het kruis. Het werd hem eensklaps geheel duidelijk, dat alles was afgedaan voor eeuwig, zodat het vol strekt niet nodig was er van zijn kant nog iets bij te doen. Jezus Christus openbaarde Zich aan hem als zijn God en Verlosser. Zijn schuld was betaald en hij had niets te doen dan dit gelovig aan te nemen. Hij bemerkte zelf niet, dat hij op de weg was blijven silstaan als aan de grond gena geld. Hij was te zeer overweldigd van deze wondervolle openbaring dat hij een voet had kunnen verzetten. Wederom hoorde hij de stem: Wilt ge het nu aannemen? Heden? Nu? .. . en hij ant woordde: ,,Ja, ik neem het aan, heden nog, ik zal sterven als ik het niet doe." (Wordt vervolgd). Geleid door de Heilige Geest Mr. Gaow, een gelovig man, was ge woon in een restaurant zijn avondeten te ge bruiken. Op zekere avond voelde hij zich op bijzondere wijze gedrongen daarheen zijn Bij bel mee te nemen. In 't restaurant aangekomen gebruikte hij zijn maaltijd, maar hij ontmoette niemand met wie hij over Gods Woord zou kunnen spreken. ,,En toch weet ik zeker dat de Heer mij drong de Bijbel mee te nemen," dacht hij in verwondering. Toen hij zijn huis naderde voelde hij, dat hij niet naar binnen moest gaan maar door lopen. Hij naderde een andere eetgelegen heid en de vrouw die hier de leiding had, wenkte hem om binnen te komen. Hij gaf haar een tractaatje en zij begon hem haar onwetendheid over de Heilige Schrift te betuigen. De heer Gaow nam plaats en begon de vrouw van Jezus en Zijn machtige zending te vertellen — hoe Hij ge komen is en Zijn leven gaf, om onze schuld te boeten. Het kleine restaurant vulde zich met be langstellende toehoorders en de broeder vermaande allen ernstig tot 't geloof in Je zus, Gods Zoon, en belijdenis van zonden. De beheerster van 't eethuis bedankte ten laatste de spreker. Hij had een uur lang ge sproken en zij zei vriendelijk: ,,Ik geloof nu ook dat Jezus mij redt, zoals Hij u heeft gered". Mr. Gaow ging dankbaar naar huis, God prijzende voor Zijn leiding. De volgende morgen ontving hij een be richt, dat hem ten zeerste trof. De vrouw uit het restaurant was in de afgelopen nacht plotseling gestorven, ongeveer zes uren na dat zij haar hart aan Jezus had gegeven. Zij was ongeveer veertig jaar oud en ge noot steeds een goede gezondheid! O, hoe dankte Br. Gaow Zijn Meester, en hoe blij was hij gehoor te hebben gegeven aan de leiding van de Heilige Geest. Uit ,,Alliance Weekly" Uit de mond van een kind... Op het achterbalkon van lijn 5, nog zo'n goeie ouderwetse, waar de conducteur soms een centrale plaats in de conversatie pleegt in te nemen, als 't even ^ om de drukte -- kan. Twee politieke heethoofden krijgen 't aan de stok over de lonen of weet ik wat. Een van hen wordt persoonlijk. De ander hapt toe, in 't vuur van 't debat knallen wederzijds de grofste vloeken. Een paar pas sagiers staan er kennelijk glunderend van te genieten. — Zo gaat dat. Maar binnen zit een klein christenmeisje met angstige ogen naar al dat oorlogsge weld te kijken. Ze heeft van haar vader, ka pitein bij „het Leger", gehoord dat ze er te gen in moet getuigen. En dat vindt ze maar erg moeilijk hier. Waarom trekt de conduc teur zich er nou niks van aan? Die is toch de baas op de tram? Ja, maar de conducteur is er tenslotte al leen om kaartjes te verkopen. Hij houdt zich wijselijk op de vlakte, heeft het ineens druk bij het vóórbalkon. En intussen ratelen de vloeken al harder op 't achterbalkon. Klaartje kan het niet langer aanhoren. Ze is bang om iets te zeggen. Ze durft zelfs niet op het raambiljet van de Bond tegen het Vloeken te wijzen: ,,Heren wilt u dat eens lezen?" Maar ze weet wat anders. Ze is een klein heilsoldaatje en ze kan goed zingen. En dan opeens met haar hoge stemmetje begint ze dwars tegen al dat vloeken in te zingen: „Daar ruist langs de wolken een lieflijke naam en geen naam is er zoeter . . ." „Volgende halte, conducteur," zegt een van de heren kortaf en de ander zwijgt. En alles zwijgt, stomverbaasd. In de stilte voltrekt zich het wonder van Psalm 8: ,,LIit de mond der kinderen hebt Gij Uw lof bereid!" Halleluja. (De Goede Tijding). 9 De Wereiö \/at\ Heden De Nieuwe Haagse Courant van 20 mei '61 deelde mede: 800 mannen en vrouwen waren in de grote zaal van de Dierentuin in Den Haag samen ge komen voor een ,,bijbelse maaltijd", of oecumenisch liefdemaal. Op dezelfde wijze als ten tijde van de Ie christen gemeente wilde men komen tot ge- meenschaps-oefcning door de „bre king des broods," gedachtig aan de woorden uit „Handelingen": En toen de dagen van Pinksteren aanbraken waren allen tesamen op één plaats. Langgerekte tafels, overdekt door helderwit tafellinnen, en daarop karaf fen zoete, rode wijn, grote stukken pit tige kaas en verse kadetjes. Aan de ta fels mensen, verschillend in rang en stand en geloofsovertuiging: rooms- katholieken, protestanten, belijdende calvinisten, hoogkerkelijken, actieve soldaten van het Leger des Heils, enthousiaste pinksterbroeders. Maar in deze verscheidenheid kwam een een heid openbaar, die men ervaardc als 'n eenheid in Christus, als een geschenk van de Heilige Geest... Wij vroegen ons af, na 't boven staande gelezen te hebben: Zijn deze laatste woorden juist? Is dat nu de een heid door onze Heer Jezus bedoeld, toen Hij in Zijn Hogepriesterlijk gebed sprak tot de Vader .. . dat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn . . .? Wa s dit een samenkomst van 800 bekeerde, wedergeboren kinderen van God, die Christus eerden als hun enige Middelaar? Onder ernstige gelovigen van deze tijd rijst de vraag op: Gaan wij niet te ver in ons eerlijk verlangen naar eenheid met christenen van andere richting? Maant de waarschuwing van de apostel Paulus (1 Tim. 4 : 16): „Heb acht op uzelf en op de leer" ons niet tot voorzichtigheid? Zo ook het woord tot Titus (2:7): ,,Betoon in de leer zuiverheid (onvervalstheid)". Zullen de zwak-gelovigen, horende van dergelijke „eenheidssamenkom- sten", niet zeggen: „Zie je nu wel, alle „geloven zijn goed ..."? Moge de Heilige Geest de Gemeente doen opwassen tot zuivere erkentenis van Gods wil, tot gehoorzaamheid aan 's Heren Woord, en de verantwoorde lijke Leiders bekrachtigen met wijsheid van boven ^ opdat het inderdaad eens mag worden tot één kudde onder één Herder, maar dan een kudde, die waarlijk leeft naar Gods Woord. M. A. Alt. Het protestantse klooster te Taize. Er behoort tegenwoordig enige moed toe om tegen Rome te waarschuwen; de mensen zijn zo maar op hun oecu menische tenen getrapt. Maar soms kan het u toch te gor tig worden. Zo heeft de „protestantse" kloosteroverste Schutz tot Jean Guit ton gezegd: „Ik heb gezworen, dat ik nooit een oordeel zal vellen over de roomse kerk; ik zie in haar en in allen die haar op aarde vertegenwoordigen, het beeld van onze Heer. En dit kan ik u wel zeggen, dat ik dat beeld met bijzondere intensiteit zie in de tegen woordige paus". Laten wij het maar niet te ernstig opvatten en eens lachen opdat wij niet wenen. Hier geldt nu werkelijk: „Ik zie, ik zie wat jij niet ziet." In elk geval van op de Schrift ge grond belijdend protestantisme zien wij hier niets meer." Uit: „In de Rechte Straat". Eichman God heeft de wereld in de verschrik kelijke onthullingen, die thans te Jeru zalem plaats vinden, nog eens een scherpe blik op de ontaarding van de menselijke ziel, die Christus weigert aan te nemen tot haar verlossing. De gruwelen stapelen zich op tijdens de verhoren en we zien hier de mens uit gebeeld, ver beneden het dier, want 'n beest is niet in staat dergelijke geraffi neerde martelingen uit te denken, als die welke op de weerloze Joden zijn toegepast. Het is God, Die ons een blik in deze De Wereld \/an Heden (vervolg) hel doet slaan, opdat de gewetens tot ontwaking komen en de ganse wereld het wete: Want de toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen. Rom. 1 : 8. Moge de ganse wereld het verstaan, in deze dagen waarin de ontaarding en criminaliteit, vooral onder de jeugd, toenemen. Behandeling „kwestie Smits" schaadt be lang van kerk. De zaak van Prof. Dr. P. Smits blijft in de Ned. Herv. Kerk de gemoederen in beweging houden (gelukkig maar! Red. G. S.) en het ziet er niet naar uit, dat deze langzaam maar zeker in de doofpot zal verdwijnen. Aldus de Nieuwe Haagse Courant. Deze predikant heeft, zoals men weet, godslasterlijke taal geuit over 't Bloed van Christus: ,,Geef mijn portie maar aan fikkie" en op deze schande lijke wijze het fundament van ons al ler christelijk geloof aangetast. Ondanks de vele protesten die steeds weer in 't midden der Hervormde ge meente oprijzen, blijft de generale sy node de man handhaven. Predikanten die gewetensbezwaar voelen wegens het dopen van baby's, of die zich tot Pinksteren voelen aan getrokken, worden verzocht hun ont slag te nemen, doch een Godslasteraar als deze hooggeleerde heer wordt 't vergund de kansel te blijven bestijgen. De waardige protesten van vele lid maten der Hervormde kerk, gericht tot de synode, pleiten voor de oprechte goede trouw waarmee zij opkomen voor de eer van hun Meester en Heer. Of zij succes zullen hebben? Paniek. De hele Joodse bevolking van Ma rokko verkeert in paniek na de arres tatie van zeker driehonderd van hen. Het zwaarst was de vervolging in het zuiden, in de steden Fez, Meknes en Sefrou. Vijftien Joodse jongemannen wer den te Casablanca in de gevangenis gezet, beschuldigd van het verspreiden van pamfletten om de Marokkaanse Joden op te wekken naar Israël te emi greren. Volgens berichten werden, vooral op het hoofdkwartier van de politie te Meknes, arrestanten mishandeld op 'n wijze die doet denken aan het Nazi-re giem. Men gebruikte klemmen op de meest gevoelige delen van het mense lijk lichaam om de slachtoffers tot be kentenissen te dwingen. De Joodse Hope. Dominee naar Pinkstcrgroepen. De classis Appingedam van de Ge reformeerde Kerken heeft ds. P, N. Kruyswijk te Schildwolde op zijn ver zoek uit zijn ambt ontheven. Ds. Kruyswijk heeft verklaard bezwaren te hebben tegen de belijdenis, met na me tegen de kinderdoop. Hij is een aanhanger van de pinksterbeweging. Ds. Kruyswijk, die pas tien maanden predikant is, werd in juli 1960 te Schildwolde bevestigd. f N. Haagse Cour. Duitse synode en het proces Eichmann. De synode van de evangelisch kerk in Duitsland heeft op de laatste dag van haar jongste vergadering (van 12-17 febr. gehouden te West-Berlijn) de christenen in West- en Oost-Duits land aangemaand om het komende proces-Eichmann nauwlettend en met nederig hart te volgen. In de betrok ken oproep zegt de synode: ,,Het pro ces-Eichmann zal nog eens een licht werpen op de gruwelen waarvoor de Duitsers als volk verantwoordelijk heid dragen. Als die historische ge beurtenissen worden opgediept, mag niemand zijn oren en ogen sluiten. Wij moeten voor God bekennen, dat wij door gebrek aan waakzaamheid mede schuldig zijn geworden aan de dood van zes miljoen joden". Aldus de sy node in een oproep tot de Duitse chris tenen. Hervormd Nederland. Het Gebed, dat bergen verzet door Rev. Gordon Lindsay. VIL Het geheim van 't gebed zonder vertraging'. En Hij sprak een gelijkenis tot hen, met het oog- daarop, dat zij altijd moesten bidden, en niet vertragen. Lukas 18 :1 . Op de vraag van de discipelen, hoe zij moesten bidden, antwoordde de Heer hen met de gehjkenis van de drie broden (Lu- kas 11). Het voornaamste punt, waar 't om gaat in deze gelijkenis, is, dat men stand vastig en beslist moet volharden in 't ge bed, totdat het antwoord komt — dat men geen ontmoediging moet toestaan bezit te nemen van het hart. De Here Jezus vertelt dan van een man, die te middernacht bezoek krijgt van een vriend. Deze bezoeker komt van een verre reis en is hongerig en ver moeid. Ongelukkigerwijze had de man niets in huis wat hij zijn bezoeker kon voorzetten, daarom begaf hij zich tot een kennis van hem, klopte aan diens deur en verzocht drin gend om drie broden, die hij zijn late bezoe ker kon aanbieden. De vriend, aldus uit zijn slaap gewekt, antwoordt enigzins verstoord, dat hij hem op dit uur van de nacht niet kan helpen. Zijn kinderen slapen en zijn hele huishou ding zou in de war raken; en hij gaat terug naar bed. Maar de man geeft het niet op, hij blijft doorkloppen op de deur van zijn vriend, waarschijnlijk ging hij van de ge dachte uit: De aanhouder wint. De Heiland vervolgt dan: Ik zeg u, zelfs al zou hij niet opstaan en ze geven omdat hij zijn vriend was — om zijn onbeschaamd heid zou hij opstaan en hem geven, zoveel hij nodig heeft. Lukas 11:8. Hier is de les op welke wijze men moet bidden. W c moeten beslist aanhouden tot het ant woord komt. De gelijkenis toont aan, dat er tijden zijn in het leven waarin de moeilijk heden zich opstapelen en het schijnt alsof God ons gebed niet hoort. In dit geval moe ten wij niet moedeloos worden, maar vol harden tot het antwoord op onze smekingen volgt. Tenslotte zal het komen. Jezus besloot Zijn les met deze woorden: En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal opengedaan wor den. Want een ieder die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt, en wie klopt, dien zal open gedaan worden. De Onrechtvaardige Rechter. In een andere gelijkenis (Lukas 18:21) herhaalde de Heer Zijn vermaning om te volharden in 't gebed — ja, dat men altijd moet bidden en niet verslappen. Hij ver haalde: Er was in een stad een rechter, die zich om God niet bekommerde en zich aan geen mens stoorde. En er was een weduwe in die stad, die telkens tot hem kwam en zeide: Verschaf mij recht. Doch hij wilde naar haar niet horen. Eindelijk, omdat haar herhaalde smekingen hem verveelden, be sloot hij haar te helpen, om van haar af te komen. ,,Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt", zo sprak de verontwaardigde Heer- — „zal God dan Zijn uitverkorenen geen recht verschaffen die dag en nacht tot Hem roepen? En laat Hij hen wachten? Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal doen. Doch, als de Zoon des mensen komt zal Hij dan het geloof vinden op aarde?" Op deze wijze bemoedigde de Heiland Zijn discipelen om trouw te zijn in 't gebed, tot aanhoudend smeken, zonder vertraging. Van Zijn zijde wil God voor ons zorgen; werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u (1 Petrus 5:7). Ons geloof zal niet verslappen, zolang we ons oog gericht houden op Gods be loften, indien wij de betrouwbaarheid van Gods Woord stellen boven al het andere. Jakob maakte de grootste crisis van zijn le ven door, toen hij zijn broer Ezau zag nade ren met een leger van 400 mannen. Doch hij had zich vastgeklampt aan God met de woorden: ,,Ik laat u niet gaan, tenzij Gij mij zegent." Gen. 32 : 26. En de Engel Gods ze gende hem. 12 Mozes sprak eens tot de Here, kort voor zijn vertrek naar Kanaan: „Indien Gij niet met ons gaat, laat ons dan van hier niet op trekken." En God beloofde hem dat Hij me de zou gaan met hem en 't volk en hen rust zou geven. Elia bad zeven maal om regen tijdens de grote droogte in Israël, en de regen kwam op zijn aanhoudend gebed. Daniël ging voort met bidden, ofschoon „de vorst van Perzië", een boze geest, gedu rende 21 dagen God's antwoord tegenhield. Het antwoord kwam echter, op zijn aanhou dende bede. Wij kunnen menigten van namen noemen, van mannen en vrouwen, die volharden in 't gebed en aanhielden tot zij verhoring ont vingen; mensen die standvastig nederlaag of teleurstelling negeerden en getrouw waren aan 's Heren woord: dat men altijd bidden moet en niet vertragen. Mochten er hindernissen zijn, obstakels die uw gebed in de weg schijnen te staan, omstandigheden die het antwoord tegenhou den, het komt er dan op aan vast te hou den in uw smeking en nimmer plaats te ge ven aan de vijand. Het antwoord zal ko men en op de juiste tijd. Het Geheim van te bidden naar de wil van God. Al ware het, dat ik al het geloot had, zodat ik bergen verzette, maar had de liefde niet... ik ware niets» 1 Cor. 13 : 2. God heeft ons kracht beloofd om bergen te verzetten, maar wij moeten er zeker van zijn die bergen te verzetten, welke Hij wenst dat verzet zullen worden. Paulus zegt: Ook al hebt ge zoveel geloof, dat ge een berg kunt verplaatsen, zal uw daad voor God niets betekenen, tenzij de liefde Gods in u de drang was van uw han delwijze, dus wanneer de uitvoering daarvan geheel is naar 's Heren wil. De wil van God is de noodzakelijke fac tor voor al uw streven in 's Heren dienst. Zijn wil geschiedde in de hemel, zowel als op de aarde. En dit is de vrijmoedigheid die wij tot Hem hebben, dat Hij, indien wij i2ts begeren naar Zijn wil, ons verhoort! De mens, de kroon van Gods schepping, gemaakt naar Gods beeld en gelijkenis ver wierp de wil van God en daarmede 's men sen heerschappij over al het geschapene. Onze Here Jezus Christus kwam tot het mensdom, om het terug te winnen voor God en het de originele positie van Adam weder te geven. In Hem is de gelovige „volmaakt". Wa t is toch de reden, dat zo velen van Gods kinderen onbekwaam schijnen deze waar heid te aanvaarden?? Waarom gebeuren er zo weinig wonderen in hun leven? Waarom kunnen zij geen bergen verzetten? Hij toch heeft ons, die geloven en Zijn wil betrachten, wonderbare beloften ge schonken: „Bidt en u zal gegeven worden • — want een ieder die bidt, ontvangt, en — Indien gij in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt en het zal u geworden." In Christus blijven, is blij ven in Gods wil. (Wordt vervolgd). Beloonde gastvrijheid In 't mooie blad ,,De Joodse Hope" schrijft een zendelinge, M. Chalchub, hoe er te Al giers tijdens de recente burger-oorlog tegen de Joden werd geageerd. Altijd en overal is het arme Jodendom het mikpunt. Zij schrijft o.a.: Natuurlijk koelden velen hun wraak gevoelens op onschuldige Joden. Er vielen verscheidene doden en gewonden, terwijl ook de gruwelijkste daden gepleegd werden. Over de wonderlijke redding die een jong gezin ervoer, wil ik nog het volgende schrij ven. Deze familie met hun drie kinderen, het vierde op komst, leeft in twee kleine ka mers in de Joodse wijk. Ondanks hun ar moede nodigde de jonge vrouw die middag een Mohammedaanse bedelaar aan tafel. Dit gebaar van medelijden werd het behoud van het gezin. Terwijl men zat te eten, naderde plotseling een onheilspellend gejoel. Een trap tegen de voordeur en enige woestelingen drongen binnen. Toen was het de bedelaar die oprees en zei: „Wat heb ben jullie hier te maken, ik ben een Moham medaan!" Meteen verdwenen de mannen om verder hun gewelddaden te plegen en te roven wat zij krijgen konden. De jonge vrouw was geheel van streek en wij hopen dat zij tot rust zal komen nu de orde is weergekeerd. Vergeet de weldadigheid en de mededeel zaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welbehagen. Hebr. 13 : 16. HIJ ALLEEN . . .De Heer fluisterde mij het kleine ge heim toe: „Christus in u" en van dat uur af ontving ik Hem voor mijn lichaam, zoals ik het voor mijn ziel had gedaan. Ik werd zo sterk-en gezond, dat werken een volmaakt genot werd .. . Dr. A. B. Simpson. 13 VIT HET VOLLE LEVEN De Heilige Franciscus en Chiara_; Dertig jaar geleden, in jaargang 1931 van „Gouden Schoven" plaatsten wij het artikel van de bekende schrijfster: Mevr. v. Hoog- straten-Schoch. „De H. Franciscus en Chia- ra", en thans vinden wij 't belangrijk genoeg om het nogeens op te nemen in ons blad. Hoe hoog kan de liefde tot Christus een mensenziel opvoeren, die zich geheel heeft toegewijd. Onze hedendaagse materialistische levens beschouwing noemt een dergelijke zelfopof fering onnatuurlijk, en dat is niet geheel te loochenen, maar toch, welke een zuivere beweegredenen dreven deze beide geheilig de jonge mensen om zich volkomen aan God te geven, in een onzelfzuchtig bestaan ^- deze fijnbesnaarde zielen kenden het ge heim van Paulus: Gij zijt gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God (Kol. 3:3) . En dat is tenslotte het hoogste wat een christen kan bereiken. M. A. Alt. Het is een wonder dat twee mensen, zo als Franciscus en Chiara, zo'n verbazend ver strekkende invloed gehad hebben op hun medemensen, die men tot op de huidige dag bespeurt. Zij, de mensen, die armoede, ontbering, offer, zelfvernietiging prediken hadden zo veel invloed, dat vroeger Italië's konings dochter het kleine plaatsje Assisi uitkoos om daar de heiligste belofte van haar leven af te leggen en de indrukwekkendste momen ten te beleven van haar zijn hier op aarde. In Italië worden heden ten dage nog ver kocht de ontwerpen en handwerkmotieven die Chiara en haar zusters ontwierpen en waarmede ze vele kostbare kleden versier den. Chiara is het meisje met het mooie goudblonde haar en de helderblauwe ogen. Ze is de dochter van een voornaam inv/o- ner van Assisi en zal uitgehuwelijkt wor den aan ridder Leonardo Fiumi, die rijk en sterk is en voorspoedig in de strijd. Maar Chiara heeft hem zijn paard tot bloedens toe zien slaan, ze weet dat hij ruw is en wreed en ze kan niet vergeten wat ze gehoord heeft over Pietro Bernardone. Men vertelt, dat Christus persoonlijk tot hem gesproken heeft te San Damiano. Ze peinst er over, dat dit veel groter rijkdom is. die je in je hart moogt dragen, dan de weel- dekleding en het succes van Leonardo. Als broeder Franciscus, de vroegere rijke jongeling uit Assisi, in de buurt komt, gaat ze er heen, om hem te horen spreken, en dan voelt ze, dat ze geroepen wordt tot een an der leven dan tot echtgenote van een voor naam ridder. Ze wil het levensprincipe van Franciscus aanvaarden, arm zijn en dienen, helpen en nooddruftigen bijstaan. „Maar zuster Chiara," zegt Franciscus, „het leven van de boetvaardige monniken is hard en streng. Wie Gods koninkrijk wil opbouwen, moet afstand kunnen doen van zijn eigen kleine rijk. Zult gij, een ver wend jong meisje uit een aanzienlijke fami lie, de doornen en het gebrek, de koude en de eenzaamheid kunnen verdragen?" Chiara doet haar belofte van trouw aan God in de kleine kerk in Portiuncula, haar lange blonde haar is haar eerste offerande, dan volgt, in plaats van het lichtpaarse flu welen gewaad, de grijze pij en de donkere sluier. Te San Damiano, in het kleine kloos ter, trekt Chiara, de achttienjarige, met haar zuster Agnes en enige andere vriendinnen zich terug, om voortaan te leven tot het die nen van anderen. Chiara en haar zusters bekommeren zich niet om hun armoede, noch om haar ontbe ringen, ze hebben een sterk hart en veel liefde. Acht zusters waren het, die armoede koude, honger en zwaar, ruw werk geduldig droegen. Chiara was altijd de eerste om alles wat moeilijk was voor haar rekening te nemen. Zij stond het eerst op, om de lampen aan te steken en de klok voor het morgengebed te luiden. Ze sliepen op een met bladeren gevulde zak en een houtblok was haar hoofdkussen en vaak hadden ze slechts water en brood als enig voedsel, maar nooit waren ze er be droefd over, geen offer voor God was haar groot genoeg. Chiara verzorgt niet alleen verongelukte reizigers, zieke en verlaten kinderen, ze bidt veel voor het werk van Franciscus. ,,Laat mij in mijn armzaligheid nooit tus sen u en God treden," waarschuwt haar Franciscus, ,,ik ben maar een arm bevuild H mens, die God dagelijks opnieuw tot zich moet trekken." „Maar gij wijst mij toch de weg naar Hem," antwoordt Chiara, „gij zijt toch mijn bevrijder uit het leven van werelds genot en zelfzucht, mijn leidsman tot God, Die mijn redder uit de zonde is, door wie mij le ven en rijkdom toestroomt." Als Franciscus de gevaarvolle zendings reis onderneemt naar Spanje, dan weet hij, dat in het kleine klooster tegen de bergen gebouwd in de omstreken van Assisi een zusterziel voor hem bidt. In de stille tuin met de vele bloemen, 'n jonge blonde vrouw is, die God smeekt om een zegen over zijn werk. Als op een dag Chiara met de zusters be zig was om de wintergroenten binnen te ha len en de gure herfstwind de blote voeten van de zusters verkleumde en de kleine handen rood kleurde, meldt de portierster Chiara het bezoek van een kerkelijke hoog waardigheidsbekleder, de bisschop van Os- tia, kardinaal Ugolino. Met de waardigheid van een adellijke da me en de ootmoed van een zuster van de orde van Sint Franciscus treedt Chiara hem tegemoet. ,,Madonna Chiara," zegt Ugolino, zich tot de handkus vooroverbuigende ,,uw naam vervult mij met grote eerbied, ik zou zo gaar ne aan uw bestaan meer zekerheid geven, ik zou u land willen aanbieden, dat ge ver pachten kunt." Chiara schudt haar kleine hoofd: ,,Niet alzo heer kardinaal, de gelofte van armoede, die wij aflegden, geeft ons alleen ware lief de en vrijheid. Niets staat nu tussen ons en de mensen die wij helpen, geen akker, die we zouden willen bezitten, geen geld dat wij moeten verdedigen, geen goud, terwille waarvan de mensen elkaar verraden en ver kopen". Ugolino zit strak te kijken aan de dis der arme vrouwen en kruimelt nadenkend het brood en proeft de zure wijn. Wa t een ge vaar voor hem en de zijnen, hun rijkdom en hun wereldlijke macht! „Madonna Chiara, wilt ge voor me bid den," zegt hij als hij wegrijdt. Als Franciscus terugkeert van zijn zen dingsreis uit Spanje ligt er een nieuwe pij voor hem gereed en de hooggestemde ver ering van Chiara en haar zusters vlamt hem tegemoet. De fijnbesnaarde ziel van Franciscus vreest elke vergoding. Als ze hem smeken voor hen te spreken, strooit hij op de mor gen van de dienst as om zich heen, ten te ken van eigen verdorvenheid en verganke lijkheid, bang zijnde, dat zij zich aan een mens zullen vastklampen, inplaats van aan God. En uit zijn mond komen de woorden . . .: ,,Wees genadig, o God! naar uw goeder tierenheid, delg mijn overtreding uit naar de grootheid Uwer barmhartigheid." 's Avonds knielt Chiara voor haar kleine waskaars, ze ligt lang en bidt: .. .,,AIs ik U maar heb," fluistert ze ein delijk, opziende naar de hemel. Als Franciscus ziek is en bijna blind, bou wen de zusters een kleine hut voor hem in de tuin. Daar ligt hij ontmoedigd en ver laten. ,,0 zuster Chiara," zucht hij, ,,wat was ik eens en wat ben ik nu." ,.Eens mijn vader," zegt ze met zachte stem, „waart ge een jong, vurig ridder, die zijn paard vastbond, ginds aan de olijfbo men terzijde van de weg en ten oorlog wilde trekken; nu zijt gij uit de oorlog terugge komen met wonden bedekt, maar toch als overwinnaar." „Niet als overwinnaar, zuster Chiara, als overwonnene." ,,Als overwinnaar, mijn vader, zowaar als onze Verlosser aan het Kruis een Overwin naar is geweest." In al zijn moeilijkheden en grote zorgen is Chiara de meester tot steun geweest. Als hij stervende is gaat ze niet naar hem toe, ze moet haar zusters ten voorbeeld zijn. Ze zendt hem alleen een tak rozen vanuit haar tuin en op zijn sterfdag doet ze de gelof te tot haar dood de zaak, die hij voorstond, te dienen. Chiara heeft een zware strijd te voeren met pausen, generale oversten en kardinalen. Men wilde haar niet toestaan arm te we zen, en zonder bezittingen. Voor haar dood echter ontving ze de pauselijke brief, waar in de regel der arme vrouwen van San Damiano werd bekrachtigd, zodat het kloos ter vrij werd van vervolging. Ze ontvingen de naam van Clarissen. De vrouwen van Assisi kwamen bij Chia ra om raad, de zieken verpleegde ze en de zondigen drukte ze aan haar hart, om ze te ontrukken aan de Boze. Als Chiara op haar sterfbed ligt, in haar eenvoudige cel, en voor 't laatst nog eens de ogen opent en allen ziet, die om haar heen staan, de zonne stralen, die door 't ven ster stralen, de lelies die bij haar bed geu ren, dan trekt opeens een bovenaardse glans over haar lief gezicht, en zij, die zoveel ont beerd en zoveel opgeofferd heeft, zegt met klare duidelijke stem: „Ik dank U, o God, dat Ge mij gescha pen hebt." 15 Een gebed van Franciscus van Assisi. Heer, maak mij tot een werktuig van Uw vrede. Laat mij daar waar haat is liefde zaaien; vergeving daar waar onrecht is; eerbied waar tweedracht, geloof waar twijfel, hoop, daar waar vertwijfeling, licht, daar waar duisternis, vreugde daar waar treurigheid is! O, Goddelijke Meester, laat mij niet zo- Van onze evangelist in Indonesië, Br. S. Stefanus, ontvingen wij een verslag van de kerstfeestvieringen, door hem gehouden in de verschillende afdelingen van de Pinkster zending op Java. Ofschoon hij voorzitter is van de „Assem- blies of God" in Indonesië, behartigt hij nog trouw de belangen van mijn vroegere ge meenten in dat land, behalve de kleinere kring ook Plampangan en onze gemeente te Gambang Waloeh in Midden Java, waar ik 15 jaar heb gewerkt. Br. Stefanus laat allen die hem pakketten zonden voor de armen hartelijk danken. Hij schrijft: In december ontvingen wij verschei dene postpakketten uit Holland en ook van enige gemeenten op Java, n.l. Djakarta, Bo- gor, Pasuruan en Malang. De brs. en zrs. van onze gemeente Sura- baia deden ook zeer hun best, om gedragen kleding te verzamelen voor onze christenen in de desa's. En zodoende zorgde de Heer dat wij ook dit jaar genoeg hadden. Langs deze weg betuig ik, namens de ge meenten in het binnenland, mijn innige dank voor alle hulpbetoon, ons werk geschonken door onze brs. en zrs. in Holland en Indo nesië. zeer daarnaar streven getroost te worden, als wel om te troosten; niet zozeer om be grepen te worden, als om te begrijpen; niet zozeer geliefd te worden, als om lief te heb ben! Wan t waar wij geven, daar ontvangen wij; waar wij vergeven, daar wordt ons ver giffenis geschonken, en waar wij sterven, daar worden wij geboren ten eeuwige le ven! Amen. Nu wil ik iets vertellen over de kerstfeest viering in Gambang Waloeh (G. Waloeh is een gewezen koffie-perceel, mij eens toe gewezen van regeringswege om er een christen-kolonie te stichten. Red.). Op 6 december vertrok ik, aldus Br. Ste fanus, met de expressetrein van Surabaia naar Semarang. Br. Hein Tan, een mede werker, vergezelde mij ditmaal naar 't ge bergte. Drie grote kisten met gedragen kleding werden in de bagage-wagon vervoerd en de andere koffers, met nieuwe klederen, namen wij zelf mee in onze wagon. Van Semarang tot Soemwono namen wij een opelette. Die rit kostte Rp. 300, het dub bele bijna van verleden jaar. Onder een har de regenbui kwamen wij te Soemowono aan. Hier werden wij met blijdschap begroet door 3 broeders, die van Gambang Waloeh wa ren gekomen om de koffers naar boven te helpen dragen. Ze schrokken erg, toen ze behalve de kof fers ook nog de drie grote kisten ontwaar den. Ze konden de laatsten natuurlijk niet meenemen en zouden de volgende dag te rugkeren met bamboes en touwen om de kis ten te halen. Gelukkig konden wij de zware vracht ach terlaten bij een bevriende familie. Om zes uur 's avonds was de klimpartij naar boven vol bracht en werden wij met blijdschap verwel komd door werkers en leden. Warme koffie bracht ons spoedig op ons verhaal. O, wat waren die mensen blij ons weer terug te zien. Br. Hein Tan vergat zijn vermoeid heid bij deze hartelijke ontvangst ^— het was voor 't eerst dat hij Gambang Waloeh zag. De koffers en kisten werden de volgende dag ontpakt en de kledingstukken onder veel belangstelling gesorteerd. Jongens en meis- jeskleding apart, evenzo die van mannen en Een brief uït Indonesië 16 vrouwen. Tot elf uur 's nachts waren ze er mee bezig. De volgende ochtend, om negen uur, hiel den wij een samenkomst ter voorbereiding van het kerstfeest. Ik merkte tot mijn blijd schap al de oudjes, mannen en vrouwen, op, die in de dagen toen Zr. Alt hier werkte, tot bekering waren gekomen. Zij kwamen naar mij toe en als gewoon lijk was hun eerste vraag hoe 't hun geeste lijke moeder gaat, daar ver in 't voor hen zo vreemde land. Nadat ze een bevredigend antwoord had den ontvangen, keerden zij naar hun zit plaatsen terug. De daarop volgende morgen heerste er grote drukte rondom de kerk. De zondag school ving aan om 7 u. 30 en Br. Hein Tan was verwonderd zoveel kinderen te zien. De kerk liep stampvol, tegen 10 uur, ook de kin deren moesten blijven, voor de geschenken die ze na de dienst zouden ontvangen. Zoals de gewoonte was vanaf de eerste jaren, toen Zr. Alt hier nog de diensten leidde, zaten de vrouwen ter rechter- en de mannen ter linkerzijde, de kinderen op de matten, vóór in de mooi versierde kerk. Uit de naaste desa, Porot, die ook in de vroegere dagen het Evangelie had aangeno men, was een zangkoor gekomen van 25 leden en ook de jongelui van Gambang Wa- loeh zongen zelf een heerlijk vierstemmig kerstlied en alles was in de glorie. De kerst boom was ook zeer lief versierd. De broeders hadden zo'n groot aantal men sen verwacht, dat zij hoopvol de bamboe- wand aan één zijde van de kerk hadden opengebroken en 2 meter verder verplaatst. En waarlijk, hun geloof werd niet be schaamd, de kerk liep tjok en tjokvol, waar uit bleek dat de gemeente was gegroeid, ook de zondagschool had zich uitgebreid. Sedert lang gebruiken de jongelui voor het typen van hun zangkoorliederen de schrijfmachine, ons eens voor 't werk gege ven door Zr. A. M. Barkmeyer. Onze zus ter zal zich wel verblijden dit te lezen. Tenslotte verkondigde ik de aloude kerst boodschap, als gewoonlijk in de Javaanse taal, doch eerst bracht ik de aanwezigen de hartelijke groeten en zegenwensen over van hun geestelijke moeder in 't verre land en haar dringende bede, dat zij allen trouw mochten blijven aan Jezus, Die ook hun za ligmaker is en ook voor hen gestorven. Zij liet weten dat 't haar vaste hoop is, hen allen straks te mogen ontmoeten bij de paar- len poort en dat niemand van hen gemist zal worden. De mensen, vooral de oudjes, wa ren zeer aangedaan onder deze toespraak. Met grote aandacht werd de prediking gevolgd, ook door de kinderen. Zelfs de oude Hadji was tegenwoordig en genoot naar 't scheen van de heerlijke kerstbood schap. Na afloop verzocht ik de gemeente op te staan om onze hemelse Vader te danken, voor al de weldaden ons bewezen. Ik legde de toehoorders uit, dat onze geliefde broe ders en zusters in Holland, zowel als in In donesië, zich veel opofferingen hadden ge troost, om hun een gezegend kerstfeest te bereiden. Het was een groot wonder van God, dat in deze tijden nog kerstpakketten uit Holland konden worden toegezonden. Na de dankzegging riep ik de Werkers naar voren om de nieuwe kleren in ont vangst te nemen; daarna volgden de ouder lingen, de weduwen en de armen. Tenslotte de kinderen. Onze Br. Hein Tan, die gewoon was de uitdeling van de cadeautjes aan de zondag schoolkinderen in de grote stad bij te wo nen was zeer verwonderd, toen hij opmerk te hoe beleefd en rustig de desa-kinderen zich gedroegen tijdens dit nummer van het programma. Ieder kind wacht stil op zijn matje tot zijn naam wordt afgeroepen. Dan loopt hij op ons toe, neemt het geschenk met een lichte buiging aan en zegt: ,,Matoer kasoewoen." De handjes gevuld met 't pakje en suikergoed keren ze, met stralende ogen, terug naar hun plaats. O, ik zou wel gaarne willen, dat u allen de dankbare en blijde gezichten van jong en oud had kunnen opmerken bij 't ontpakken van hun schatten. De mannen bewonderden jassen, broeken -^ de Werkers hun nieuwe hemd en de prachtige singlets uit Holland (een van de vele geschenken van onze Zr. C. Lampe uit Overveen). De vrouwen wa ren erg in haar schik met de kains en baad- jes, en de kinderen opgetogen over de war me broekjes en hemden. Ze begrepen allen. 17 dat die dikke mooie kleren uit Holland kwa men. Br. Lie Giok Keh uit Bogor had ons 20 verrast met 't zenden van 2 kisten melk poeder, die wij in kleine zakjes verdeeld rondeelden. Elk huisgezin kreeg er een pak je witte suiker bij. Welk een weelde! Hoe dankbaar de mensen waren, vooral de huis moeders met vele kleintjes, voor deze melk poeder, bleek reeds de volgende dag, toen zij opgetogen kwamen vertellen, dat zij voor 't eerst van hun leven deze soort van melk hadden mogen drinken. En zo doende kon de hele gemeente van G. Waloeh en Po- rot op kerstdag genieten van een ongekende melkovervloed met suiker. Hartelijk dank, Br. Lie! Het liefdemaal dat wij konden presente ren was ook dit jaar luxueus: Ieder ontving in zijn kom, gevormd door pisangbladeren, een royale portie witte rijst, geitenvlees en andere gerechten. Er werd verwonderlijk veel gegeten, gelukkig maar dat er genoeg rijst gekookt was. Toen Br. Hein Tan met ons teruggekeerd was te Soerabaia, vertelde hij aan de ge meente hoe hij getroffen was door de liefde en eenvoud van die christengemeente, daar hoog in de bergen — een gemeente, die, on danks veel lijden in de afgelopen jaren, toch zo trouw is gebleven aan haar Meester. Na afloop van het liefdemaal toonde ik de gemeente 25 stuks foto's van Zr. Alt, mij door Zr. Lampe eens toegezonden, en ik vroeg wie er prijs stelde op zo'n foto. Iedereen, letterlijk, stak de hand op en 't ontroerde mij te zien hoezeer de mensen steeds gehecht blijven aan hun eerste gees telijke leidster, zowel de ouden als de jon geren. Spontaan hieven zij hun handen omhoog en 't speet mij geweldig dat ik niet zoveel foto's had. (Wij zullen zorgen dat zij ze la ter krijgen. Red.). Dat die ongeletterde mensen hun ,,ndoro" na ruim 30 jaren nog niet zijn vergeten, treft altijd mijn hart en daarom doe ik alles om deze trouwe gemeente in Gambang Waloeh bij te staan, zoveel ik kan. Gode zij dank kan ik ieder jaar dit kerstfeest met hen vie ren en zien wij 's Heren liefderijke hand over deze, zo geheel in de bergen afgzonderde, christengemeente uitgesterkt. Met een dankbaar hart vingen wij weer de terugreis aan. Wij vertrokken in de vroe ge morgen, het was erg fris, ja koud, in dat morgenuur, en wij genoten van het natuur schoon, de bergen Merbaboe en Sendoro konden wij duidelijk ontdekken tegen de hel dere hemel en heel in de verte zagen wij de beruchte Merapi in 't Djokjasche. Ik herinner mij hoe onze geliefde Br. Dick Groeneveld, toen hij jaren geleden met ons een bezoek aan Gambang Waloeh bracht, verrukt was van 't heerlijke berglandschap. Nadat wij op de 25e en 26e december te Soerabaia kerstfeest hadden gevierd, mocht ik ook te Plampangan en Ngoro (andere af delingen van de Pinksterzending) de blijde boodschap van 's Heren geboorte verkondi gen. Op al deze bijeenkomsten zegende de He- re ons rijkelijk. Nogmaals betuig ik langs deze weg mijn hartelijke dank aan alle lieve brs. en zr3. m Holland en Indonesië, voor hun zeer ge waardeerde postpakketten met kleren, speel goed, enz. S. Stefanus. Wij voegen hier een woord van harte lijke erkentelijkheid toe, aan onze lieve vrienden in Nederland en Indonesië. Br. Stefanus verricht dit zendingswerk onder zijn arme landgenoten geheel vrijwillig en uit liefde tot zijn Heer, in de plaats van onder getekende, die 10 jaar geleden door God naar Nieuw Guinea werd geroepen om al daar de boodschap van het volle Evange lie te brengen. Hij doet dit ondanks zijn zware taak als hoofdleider van de Assem- blies of God in Indonesië (welke buiten ons zendingswerk staat), met geheel zijn hart en is ons aller respect en sympathie waard. Hartelijk dank geliefden, bidt ook voor het arme volk in Indonesië. Uw zuster in onze Heiland M. A. Alt. IK U/EET Ik weet, dat ergens in de nacht het licht schijnt, waarop ieder wacht. Ik weet, dat in mijn stil verdriet er Eén is, die mij troost aanbiedt. Ik weet, dat in de diepste nood er Eén is, sterker dan de dood. Ik weet, dat in het bangste uur God m,ij omringt, als sterke muur. Ik weet, dat in de eenzaamheid een Ander m,et m,ij samen lijdt. Ik weet in leven en in dood, dat God mij in Zijn armen sloot. COCKY WIERSINGA. 18 De Openbaring Hoofdstuk 12:6-18. De 144.000 in de Woestijn. In vers 6 begint dus het tijdperk na de opname der Gemeente. In de verzen 1^—5 zagen wij, dat de Vrouw, bekleed met de zon en 12 sterren, niet anders kan zijn dan het Israëlitische volk. In zijn eindregering zal het een hoge macht bekleden en over de volken heersen •— Israël zal de wereld regering in handen hebben, onder leiding van zijn Heer en Messias. Zodra de Gemeente des Heren naar de hemel is gegaan, treedt Israël weder op in de 70e Jaarweek. In die dagen, dus ten tijde van de Grote Verdrukking, zal een getal Joden de Here Jezus als hun Messias aan nemen, n.l. 144.000 (de 12 stammen ver- duizendvoudigd). Zij zullen in de dagen van de anti-christelijke regering (hierover later) een wijkplaats vinden in de woestijn. Vers 6 deelt ons mede: ,,En de vrouw vluchtte naar de woestijn." Dit geschiedt dus nadat de Gemeente is opgenomen en de 70e Jaarweek van Israël is ingetreden. De vrouw (n.l. de 144.000 gelovigen uit Israël) vindt in de woestijn een veilige plaats, haar door God bereid, waar zij, even als haar voorgeslacht in de wildernis, on derhouden zal worden en wel drieëneenhalf jaar lang, dus gedurende de anti-christelijke regering die er dan zijn zal. Die woestijn zal waarschijnlijk de Negeb- woestijn zijn, die sedert verscheidenen ja ren, onder de bijzondere zegen van God, tot een lustoord is omgevormd door irrigatie en beplanting. Toeristen noemen de vooruit gang in Israël, bovenal die van de Negeb, schier ongelooflijk. De werkkracht en ener gie van de Joden aldaar wekt de bewonde ring van allen die de jonge Staat bezoeken. ,,God is kennelijk met dat volk," zo zegt men. Dat de vrouw uit dit hoofdstuk niet de Gemeente uit de heidenen kan zijn, doch wel degelijk Israël, blijkt ook uit Exodus 19:4 waar God spreekt tot Zijn oude volk en niet tot de heidenen: „Ik heb u op vleugelen der arenden gedragen en u tot Mij gebracht." De Here gebruikt hier dezelfde uitdrukking als in Openb. 14 : 14. ,,En aan de vrouw zijn gegeven twee vleugels van een grote arend, opdat zij zou vliegen naar de woes tijn .. ." van Johannes Een tijd, tijden en een halve tijd is drie- eneenhalfjaar of tweeënveertig maanden, het korte tijdperk van de Regering van de Anti christ. De bekeerde Joden zullen dus een veilig oord vinden in de woestijn, gedurende de drieënhalf jaar wanneer het ,,Beest" de we reld zal overheersen. Wij lezen verder (vers 7) dat er een oor log ontbrandde tussen de Engelenvorst Mi chael en zijn engelen, en de draak met zijn aanhangers. De draak, de oude slang, d.i. satan zelf, wordt met al zijn satellieten op aarde geworpen. Dat moet een geweldige slag zijn, waarover de 'ganse hemel juicht (verzen 10 en 11). De ongelukkige aardbewoners worden echter beklaagd: ,,Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in gro te grimmigheid, wetende dat hij weinig zijd heeft." Wij behoeven hierop geen commen taar te geven. Vreselijk zal de toestand zijn tijdens het regime van de antichrist, een mens, bezeten van de duivel. Er zal wederom een grote vervolging ont staan jegens de vrouw (Israël) vers 13. Zijn haat jegens Israël, door alle eeuwen heen, heeft tot oorzaak het feit, dat de Zoon van God, zijn Grote Tegenstander, uit het Joodse volk geboren is. Dit is wel een van de re denen waarom Israël steeds zo vervolgd wordt. Men denke zich de toestand in, die dan op onze planeet zal heersen. De Heilige Geest is met de Gemeente opwaarts gegaan, en de satans-engelen zijn met hun Hoofd op aarde geworpen, door Michael, de grote engelenvorst, de bescherm-engel van Israël (Daniel 12: 1). De Draak, de duivel vol van wraak we gens zijn nederlaag, vaart dan in een mens, die hij als zijn werktuig gebruikt, en geeft hem zijn kracht, zijn troon en grote macht (Openb. 13:2). Deze persoon zal zijn de antichrist, het hoofd of de keizer van het komende Romeinse Wereldrijk, n.l. de een- heidsfederatie van grotendeels alle europese landen, waarvan wij nu reeds het begin zien en wellicht spoedig de verwezenlijking zul len ervaren. Het is niet onmogelijk, dat de ze Statenbond van 10 europese vorsten nog tot stand komt vóór de wederkomst van on ze Heer. 19 Uit Job 1 : 2 lezen wij, dat Satan ons nog steeds bij God durft aan te klagen. Wa t een genade, dat onze Heiland Zich steeds tus sen God en de aanklagers plaatst en als on ze Advocaat optreedt, wanneer Zijn kind beschuldigd wordt, pleitende op Zijn bloed, waarmee al onze zonden zijn uitgewist. Wij lezen uit vers 12, dat de duivel in die dagen schrikkelijk zal woeden, vooral tegen hen, die 't nog wagen Jezus' Naam te noe men. De bekeerde Joden zullen dus, gedurende de Grote Verdrukking welke zeven jaar zal duren, doch die in de laatste drieëneenhalf jaar, onder leiding van de Antichrist het hoogtepunt zal bereikt hebben, evenals No- ach tijdens de zondvloed bewaard worden. Zoals Henoch een type is van de Ge meente Gods, welke vóór de Grote Verdruk king zal worden opgenomen, zo zijn Noach en zijn Ark een beeld van de bewaring des Heren in de woestijn, tijdens de Antichris telijke verdrukking gedurende drieëneenhalf jaar. Zefanja 2 : 3. Vers 15 vertelt ons wel, dat de oude slang hen door verdrinking wil doen omkomen of uitdrijven (misschien wordt hier een grote overstroming bedoeld), maar het lukt hen niet. Sommige uitleggers menen hier met 'n strijdmacht te doen te hebben, die de Ne- geb-bewoners plotseling zal trachten te overrompelen, doch de hand des Heren houdt dat leger tegen. Hij is de trouwe Be waarder van Zijn volk. Waarschijnlijk zullen zij met Manna ge voed worden, gelijk hun voorvaders in de woestijn. Landbouw en veeteelt zal dan wel zo bloeiend en overvloedig wezen, dat nie mand gebrek behoeft te lijden. De woestijn zal bloeien als een roos, de steppe zal jui chen en bloeien als een narcis (Jesaja 35 : 1). Men leze vooral in dit verband Hosea 2 : 13-22, een belofte voor de getrouwen, die zich in de woestijn aldaar zullen bevinden, een voorafschaduwing van de zegen die volgen zal in 't Duizendjarig Rijk der toe komst. Vers 17 toont aan hoe de Draak (Satan) zich tenslotte verbitterd van deze groep christen-Joden afwendt en zich keert tot de overige Joden in 't land Israël, die in Jezus hebben leren geloven, benevens tot de achtergebleven naam-christenen uit andere volken, die zich in hun angst en wanhoop tot de Heer bekeerd zullen hebben en het getuigenis van Jezus Christus bezitten. Dat zal hun 't martelaarschap kosten en tevens de redding van hun ziel. (Wordt vervolgd). Een vriendelijke vermaning Wesley reisde eens in een diligence met een passagier, die allergezelligst kon praten, maar die een spotter was met de Waarheid en die Gods naam herhaaldelijk misbruikte. Toen zij van postkoets moesten verwisselen, nam Wesley zijn medereiziger even apart, zei hem dat hij met zoveel genoegen naar zijn verhalen geluisterd had en dat hij hem vriendelijk om een gunst wilde verzoeken. De jonge man zei dadelijk: heel gaarne, mijnheer! Dan vraag ik u, zei Wesley op zijn vrien delijkste toon, dat, waar wij nog een poos samen zullen zijn, u mij de dienst wilt bewij zen mij dadelijk te vermanen als ik soms Gods heilige naam kom te misbruiken. De jonge man begreep dadelijk waarom de ander dit vroeg en zei: ,,niemand anders dan meneer Wesley kan een vermaning op zulk een wijze toedienen." Dat woord had een gezegende uitwerking. Moeders, die bidden Billy Sunday vertelt van een voorganger, die bezoeken aflegde. Hij kwam bij een ze ker huis en vroeg naar de moeder, maar het kind, dat opendeed, antwoordde: ,,U kunt moeder' niet spreken, want ze bidt van ne gen tot tien". Hij wachte toen veertig minuten om die moeder te zien en toen zij uit haar gebeds kamertje kwam, was het licht der heerlijk heid op haar gezicht en hij wist, waarom dat gezin zo stralend was; hij wist waarom haar twee zonen in de bediening stonden en waarom haar dochter zendelinge was. ,,De gehele hel is niet in staat om een jongen of meisje los te trekken van een biddende moeder", merkte B. Sunday op. Susanna Wesley, met zeventien kinderen, bracht een uur per dag door met God alleen op haar kamer en bad voor hen, — en haar twee zonen brachten opwekking in Enge land, terwijl Frankrijk zich wentelde in het bloed van een afgrijselijke revolutie. Uit: De stem in de woestijn. BEMOEDIGIING In 't oude Boek las ik vanmogen vroeg dit éne woord — en 't was meer dan genoeg — „Ik sal u niet begeven noch verlaten/' als wist het, in wat narigheid wij zaten. „Ik gal u niet verlaten noch begeven." Dit woord deed mij het hart van vreugde beven. Toen ben ik aan mijn werk gegaan — en stil heb 'k tot mijself gesegd: „Laat komen nu, wat Timotheus. Iwil." 20 VOOR JONG EN OUD EEN AUSTRALISCHE BOSBRAND II. Daar stond ik, ontroerd, ontsteld, gefol terd door een onbeschrijflijke angst en door een zelfverwijt, dat mij waanzinnig zou ma ken. Wan t we konden niet meer vluchten! Te snel plantte de bosbrand zich voort. In twee reuzenarmen zich uitbreidend, was hij bezig ons te omsingelen! „Wil ik het varkenshok opengooien. Moe der?" vroeg John. Die vraag gaf mij de te genwoordigheid van geest terug. „Vlug, vlug!" zei ik; zelf wierp ik het kip penhok open — het was het enige, wat wij voor onze levende have konden doen. Ik zag naar de open vlakte, die door ons vuur was gemaakt — zou ze breed genoeg zijn, om onze bezittingen te beschermen? In dien ze niet breed genoeg was, dan was al ons tobben voor niets geweest, en zou de woning en de schuur de vuurgloed, die ons leven bedreigde, nog groter maken. Met een helderheid, die ik heden onver klaarbaar zou vinden, indien ik niet wist, dat God Zijn kinderen in de hoogste nood met dubbele genade nabij is, berekende 'k, in hoeveel tijd onze bezittingen in puin kon den liggen, indien ik er aanstonds de brand in stak. Er had een langdurige zomerdroogte ge heerst; het dak was met riet bedekt, en de wanden waren van hout '— indien ik de ge bouwen aan de vier hoeken in brand stak, zou alles binnen een half uur plat zijn ge brand, en de open ruimte, die ons leven moest beschermen, en waarop de bosbrand geen voedsel zou kunnen vinden, aanmerke lijk zijn uitgebreid. Zonder mij verder te bedenken, stak ik de schuur onmiddellijk in brand; vervolgens was onze vriendelijke woning, waarin wij zoveel geluk en voorspoed hadden geno ten, aan de beurt, ^- ik streed niet meer voor het behoud mijner bezittingen, maar voor 't leven mijner kinderen. Toen naderde ik de kale vlakte naast het huis, en wendde mij tot mijn kinderen. Hun angstig huilen sneed mij door het moeder- hart; zij vlogen mij aan in hun angst, en ik was machteloos om hen te redden. „Kinderen, laten wij bidden!" zei ik. Wij knielden daar bij de wagen neder, en ik riep onze trouwe God, onze Vader in Christus, om redding aan uit onze grote nood. Kalmer stond ik op van de knieën. Wij waren in sterke handen! Ik zag, dat onze bezittingen reeds in puin lagen; een zware wolk van rook breidde zich boven ons uit. Ik liet mijn kinderen in de af graving afdalen, belegde de planken boven hun hoofden met natte dweilen en wachtte daarboven in een niet te beschrijven ge moedsstemming de ontknoping. Het paard had ik uitgespannen, en het was gevlucht; de koe legde zich echter naast mij neer, en begon angstig te loeien. Met een razende snelheid naderde thans het vuur. Ik zag de bosbrand hoog opstei- geren naar de toppen der reuzenbomen, die onder zijn vlammende adem bezweken als riethalmen. Het helse vuur ging ons thans omsingelen; ik nam de laatste doeken uit de gevulde emmers, wierp ze over de koe en mij zelf heen, terwijl een regen van von ken neerdaalde en de verf van de wagen door de hitte afschilferde. Mijn ademhaling werd moeilijk door de verstikkende rook; uit de kuil drongen angstkreten van mijn kinderen tot mij door; en uit de duisternis van de rook sloegen de vurige golven uit, om mij te bereiken •— daar op dat kleine eiland, omgeven door een zee van vuur ... Met de kracht der wanhoop worstelde ik tegen de duizeling, die mij overviel, doch mijn kracht was meer dan uitgeput. Ik ver loor mijn bewustzijn, en sloeg met een harde slag achterover. Toen ik mijn bewustzijn herkreeg, bevond ik mij in een kleine slaapkamer van onze vrienden Gordon; en vóór mijn ledikant stond mijn man. ,,Waar zijn onze kinderen?" was mijn eerste vraag. Hij riep ze; met ge juich kwamen ze binnenstormen, alle vier, en ik kuste ze één voor één met vreugde. Op een wenk van mijn man liepen ze weer naar de tuin, en wij beiden waren alleen. Ik keek hem aan ^- over zijn gezicht liep een zware brandwonde. Die wond had hij opgelopen, toen hij met gevaar van zijn le ven door het afgebrande, nog smeulende bos was heengedrongen, om ons te bereiken. Uit zijn mededelingen begreep ik, dat de bosbrand, nadat ik bewusteloos was gevon den, nog een kwartier in dezelfde richting was voortgegaan. Toen was de wind ge- 21 draaid, zodat de woning der familie Gor don gespaard bleef. Vervolgens was er :en hevige piasregen neergevallen, die de voort gang van de brand gelukkig had gestuit. Bald vertelde mij de bijzonderheden, hoe hij ons had gevonden; John had de plaats van vader en moeder ingenomen, en toen de regen neerviel en de hitte verminderde, wa ren allen naar boven geklauterd, terwijl John de koe had gemolken, om allen met de melk te verkwikken. Onze stad, die vroeger bekend stond als de meest gezellige, joviale plaats van West Nieuw Guinea, maakt thans vrijwel 'n dood se indruk. Met elke beschikbare boot en iedere ,,charter-plane" vertrekken er voor al Indische Nederlanders, en die er nog zijn hebben zich reeds laten inschrijven op een van de boten, die nog dit jaar zullen af varen. Alleen van Hollandia al 400. De talrijke te koop staande huizen vin den geen nieuwe bewoners, tot grote teleur stelling van hen, die geld nodig hebben om de dure reis naar Nederland te kunnen be talen. Het is ook voor velen, die jarenlang ge ploeterd hebben, een zware tegenslag, dat zij hun vaak eigenhandig opgebouwde wo ning in deze dagen niet van de hand kun nen doen, of slechts tegen een belachelijke lage prijs. Toch zet men door! Op het vliegveld en aan de haven verza melen zich telkens drommen van vertrek kenden en afscheid-nemende vrienden, waarbij men gestaag de woorden verneemt van de achterblijvenden: ,,Nu, tot ziens in Nederland, we komen ook gauw." De Papoea's zien de Nederlanders met le de ogen vertrekken, ofschoon er ook onder geteld worden, die de europeanen allesbe halve goed gezind zijn. Onze Arfakkers, het bergvolk, menen 't echter nog altijd goed met de respectieve papa's en mama's '— het trof ons waarlijk, dat een Papoea-broeder ons met tranen in de ogen kwam vragen, of wij werkelijk het plan hadden óók dit land te verlaten. Hij had zo iets bij geruchte vernomen. Nu onze Europese gemeente letterlijk ge heel uit elkander gaat, zonder onderscheid wenst ieder gemeentelid dit land de rug toe Mijn ziel is vol lof en dank, zei Bald, dat ik jullie terug heb. O, hoe verblijd en dank baar waren we onze God, Die ons zo won derdadig had gered uit angst en nood. ,,En dit is nu mijn verhaal", zo eindigde de vriendelijke oude vrouw, „En het wordt hoog tijd ,want daar komt John met zijn vrouw en zijn tien kinderen het erf oprijden. Zij roepen reeds, waar Grootmoeder toch zit, en hun gejuich maakt mijn oude hart weer jong." te keren, omdat het, zoals men zegt, geen toekomst biedt, beginnen onze vage plannen ook vaste vorm aan te nemen. Wij zien in de algemene exodus van euro peanen op deze plaats de leiding des Heren en nemen aan, dat God mij en mijn medewer kers nog een taak wil opdragen in 't vader land. De Papoea-gemeente blijft achter onder de goede leiding van onze evangelist voor de Maleise dienst, Br. H. Lit en . . . mocht de Heer hem na afloop van zijn dienst ook naar Nederland roepen, dan is de Ameri kaanse Zending hier ter plaatse gewilhg en volkomen bereid deze kring over te nemen. Onze kerk wordt dan hun eigendom. Zo zal dus onder Gods leiding alles naar wens geschikt worden. Wij zien in alle ge- Btievek> uit Manokwari door Zr. M. A. Alt 22 beurtenissen de wil des Heren en volgen maar eenvoudig de aangewezen weg. Wa t mij betreft, het liefst had ik hier mijn leven willen eindigen '— nimmer koesterde ik enig verlangen om dit land te verlaten, maar hier geldt ook weer de bekende spreuk: De mens wikt, maar God beschikt. Indien de Heer voor mij en mijn mede werkers pog een taak heeft weggelegd in 't vaderland, dat ik sedert 1903 niet heb mogen terugzien, zeggen wij met oprecht hart tot Hem: Niet mijn, maar Uw wil ge schiedde. Wij hopen in 't volgend nummer u nauw keuriger te kunnen inlichten, daar de datum van vertrek voor ons nog onzeker is. De ,,grote trek" naar Nederland is het on derwerp van haast ieder gesprek in onze stad. Ook de auto's en scooters kunnen met meer worden verkocht, of gaan voor een prikje weg; maar men laat liever alles achter dan hier langer te blijven, ook al bieden de verschillende werkgevers hoge salarissen. Br. Sigmond schreef ons vanuit Hollandia, dat ook uit zijn kring bijna alle europeanen zijn vertrokken. Br. en Zr. Sigmond staan eveneens gereed om naar Holland te gaan, waar zij zich later bij ons werk aldaar zullen aansluiten. Wij kunnen u nog niet melden met wel ke boot wij zullen vertrekken. In ieder geval- zo de Heer 't wil, denken wij voor 't eind van 't jaar in Nederland te zijn en wensen ons dan zo mogelijk in Arnhem te vestigen, omdat vele van onze broeders en zusters op deze plaats, of in de omtrek wonen. Het is ons verlangen onze Pinksterzending die reeds in 1935 in Indonesië werd opge richt en ook hier te Manokwari rechtsper soon bezit, in Nederland voort te zetten. Het staat echter nog te bezien, of ons op die plaats een huis wordt toegewezen. Alles is tenslotte in 's Heren hand en wij vertrouwen op Hem, Die gedurende ons ganse leven onze Leidsman is geweest. Bidt voor ons, geliefden! W^e zouden hier zo gaarne nog een grote opwekking beleefd hebben, en hadden ge rekend op de komst van de Brs. Osborn of Cerullo. Doch de Heer heeft het anders ge wild, de tijd daarvoor is nog niet rijp. ,,The Voice of Healing" meldde in zijn laatste berichten, dat tijdens de dienst van Br. Cerullo een meisje is genezen, dat blind geboren was. Zij werd plotseling geheeld en wordt thans door vele kerken uitgenodigd om van dat wonder te getuigen. Waarlijk, 's Heren almacht verricht wonderen in deze dagen, als ten tijde der apostelen. Halle luja! Wij bidden voor onze vrienden, de zende lingen van de Cama en overal elders in Nw. Guinea, die zo'n prachtig werk verrichten. Moge de Heer de Gave der Genezing, wel ke zo'n enorme invloed zou kunnen uitoe fenen op de autochtonen in hun omgeving, ook in ruime mate schenken aan deze dap pere verkondigers van het Evangelie, die hun leven veil hebben voor de naam van Jezus. Het is zoals Br. Osborn zegt: ,,Een grote opwekking onder de autochtonen is onmo gelijk, tenzij zij zien de almacht van God in genezing". Ik las eens in een zendingsblad, hoe een Chinese vrouw met haar tepekong bij een zendeling kwam. Zij zeide: „Mijn God kan mij niet genezen van mijn ziekte, laat mij zien wat uw God kan doen." Er stond niet bij geschreven wat de zen deling haar antwoordde. Moge de dag spoedig aanbreken dat de Gaven van de Heilige Geest in de gemeente Gods in rijke mate openbaar worden. Rev. Kenyon sprak: „Eén machtig won der, nu gedaan in de Naam van Jezus Chris tus, is meer waard dan honderd moderne preken, zoals ze nog in vele kerken wor den uitgesproken." Zo eindigen wij weer ons maandelijks praatje. De straaljagers doorklieven de lucht boven ons hoofd met donderend geweld en in de baai zien wij de geweldige capriolen die zij maken. Moge God dit zo schone land met zijn mechtige bergen en ondoordring bare wouden beschermen tegen de gevaren die het van-over-zee bedreigen en wanneer wij een blik slaan op dit arme, onwetende, heidense volk, dat wellicht spoedig in oor log zal betrokken zijn, rijst de weemoed op in ons hart en de bede: Here, ontferm U. (Wordt vervolgd). Uit „Bemoedigende brieven" Hartelijk dank voor de stroom van blijde brieven, die ons uit Nederland bereikte van vrienden en lezers van ,,Gouden Schoven", die bij geruchte vernomen hadden van ons plan om naar 't vaderland terug te keren. Zoals u in bijgaande ,,brief uit Manokwa ri" kunt lezen, zien wij ook eindelijk in, dat gedwongen door de omstandigheden, onze taak hier ten einde loopt. De leiding des Heren is, wat dat betreft, duidelijk kenbaar. In het volgend nummer van ,,Gouden Schoven" hopen wij u meer 23 te kunnen meedelen aangaande ons vertrek, dat vrijwel vaststaat, hoewel wij u de da tum nog niet kunnen melden. Het zal een grote vreugde voor ons zijn, onze broeders en zusters na zo'n lange af wezigheid weer de hand te mogen drukken. Later meer hierover. Bidt maar, geliefden, voor ons om wijsheid, opdat wij alles vóór ons vertrek kunnen regelen naar 's Heren wil. Prettige brieven ontvingen wij ook betref fende ,,Glorieklokken", ,,Gouden Schoven", Dagboekje, enz. Uw aller zo vriendelijk mee leven en voorbede verkwikt steeds ons hart. Br. F. de H. te Leeuwarden schreef ons onder andere: Tijdens een uur vol zorg en strijd, hoorde ik mijn vrouw opeens het lied nr. 44 uit ,,Glorieklokken" op 't orgel spelen: ,,Is uw leven vol moeite en zorgen? Zeg het aan Jezus!" Dat telkens terugkerende refrein: ,,Zeg het aan Jezus", drong mij in de ziel, zodat ik mij in de stilte begaf om daar mijn hart uit te storten voor mijn Heiland. O, indien ik Jezus niet had in mijn leven, zou mijn ziel bezwijken. En dan denk ik aan hen, die misschien eenzelfde last hebben te dra gen, doch Jezus niet kennen! Hoe diep on gelukkig moeten zij zich wel gevoelen. Geen wonder dat vele van deze mensen hun le ven in een zenuw-inrichting eindigen. Met ontroering las ik de brief van die Moslimse jongen in uw blad: ,,Ik verloochen Christus". Ik heb mijn handen gevouwen en gebeden: Heer, indien die jongen thans nog leeft help hem om terug te keren tot de Enige Die hem redden kan. Gaarne wil ik mij aansluiten bij hen die u schrijven, dat zij zo zeer door het lezen van ,,Gouden Schoven" gezegend worden, al ben ik iemand die zeer weinig tijd tot schrij ven heb. Bijzonder ook trof mij het heerlijk gedicht: ,,Wat weet ik van een ander?" Wij lopen zo vaak met een masker en niemand kan ons harteleed peilen dan Jezus alleen, onze Trooster en Raadgever. Voorts, lieve zuster Alt, wil ik u tot uw bemoediging nog vertellen, dat wij iedere dag voor u bidden. De Here zegene u en stelle u bij voortduring nog voor velen tot een rijke zegen. Dat is inderdaad een bemoedigende brief. Ik las zo juist: Gebed is de grootste kracht in het heelal. Dat is geen overdrijving. In deze atoom-eeuw waarin krachten worden vrijgemaakt, die de verbeelding van de mens versteld doen staan, is het goed eraan te denken, dat het gebed alle andere krachten Voor het Werk des Heren te Manokwari, Nieuw-Guinea Hartelijk dank voor de ons toegezonden giften voor onze arbeid alhier, tot en met 30 juni 1961. Uit Nederland (rechtstreeks naar Manokwari): Zr. E. V. St. Beverwijk f 75.—, Zr. J. A. C. Bris bane, Austr. f 23.85; Fam. C. L. Overveen f 90.^; Zr. C. L. D. A'dam f 5.—; Fam. L. M. Loosdu.nen f 25.—; Zr. M. R. Brisbane, Austr. f 20.—; Zr. E. Zandvoort f 10.—. Uit Nieuw Guinea (Manokwari). Bijdrage on kosten i.v.m. reis naar Nederland: N. N. f 350.—; Fam. E. idem f 175.—; Br. P. S. f 50.—; fam. S. v» W. f 25.—; Fam. T. v. G. f 70.—, fam. P. f 10.—; Br. H. L. f 100.—; fam. U. f 25.—; Hr . Jt. L. f 100.—; fam. Rav. f 25.—; Hans v.d. E. f 5.—; Zr. C. F. f 15.—; Fam. G. K. f 15.—; Fam. K. f 25.—; Zr. Bn f 10.—; Fam. L. f 10.—; E. B. f 40.— (benzine) fam. W. f 2.— Br. L. A. f 25.—; Fam . V. O. f 15—; Br. R. v. H. f 40.—; Fam. A. f 15.—; Fam. Sch. f 10.—; fam C. C. f 50.—; fam. K. V. f 150.—I Uit Biak: Fam. H. P. f 25.—. Uit Merauke: Fam. H. S. f 250.—. (Bijdrage on kosten i.Mm. reis naar Nederland). Uit Hollandia: Br. J. S. f 50.—; Zr. A. N. J. f 15.—; Br. D. de Q. f 5.—. Met hartelijke dank aan allen d.e ons werk ge denken. Uw zuster in Christus M. A. ALT. overtreft. Gebed opent de hemelvensters. Halleluja! Ook Zr. E. W . te Hilversum schrijft o.a. een waarderend woord over het lied: „Kent gij Jezus?" uit Glorieklokken nr. 506, dat zij door een mannenkoor voor de radio hoorde zingen. Zij zegt: O, het was méér dan mooi! Ik wil bij de N.C.R.V. vragen waar ik die plaat kan krijgen. Een pleegzuster te Hilversum geniet da gelijks van ons Dagboekje: „Het volle licht" en zo ontvangen wij telkens lieve dankbare brieven, die ons in 't verre, stille land zo zeer bemoedigen. Wat is de gemeenschap der heiligen toch een schone zaak. God ze gene u allen. U w zuster in Hem M. A. Alt. 24
Abstract (if available)
Linked assets
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
Conceptually similar
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 12 (1961 December 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 11 (1961 November 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 07 (1961 July 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 02 (1961 February 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 09 (1961 September 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 33 [sic, i.e. 34], no. 08 (1962 August 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 30 [sic, i.e. 32], no. 08 (1960 August 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 03 (1961 March 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 10 (1961 October 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 05 (1961 May 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 06 (1961 June 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 01 (1961 January 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 03 [sic, i.e. 4] (1961 March [sic, i.e. April] 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 22 [sic, i.e. 25], no. 08 (1953 August)
PDF
Golden sheaves, vol. 23 [sic, i.e. 26], no. 08 (1954 August)
PDF
Golden sheaves, vol. 25 [sic, i.e. 28], no. 08 (1956 August)
PDF
Golden sheaves, vol. 19 [sic, i.e. 22], no. 08 (1950 August)
PDF
Golden sheaves, vol. 17 [sic, i.e. 20], no. 08 (1948 August)
PDF
Golden sheaves, vol. 12 [sic, i.e. 15], no. 16 (1939 August 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 30 [sic, i.e. 32], no. 03 [sic, i.e. 4] (1960 March [sic, i.e. April] 15)
Description
[description english/roman)] Missionary work of the Pentecostal movement in Indonesia
Asset Metadata
Core Title
Golden sheaves, vol. 32 [sic, i.e. 33], no. 08 (1961 August 15)
Alternative Title
Gouden schoven (
orig. non-english/non-roman lang./script
), Gouden schooven, 1961, nr. 08 (
orig. non-english/non-roman lang./script
)
Publisher
[S.l.]
(english/roman),
[S.l.]
(orig lang/script),
Pentecostal movement in Indonesia
(original),
Pinkstergemeente in Nederlandsch-Indië
(original),
University of Southern California. Libraries
(digital)
Tag
OAI-PMH Harvest
Place Name
Indonesia
(states)
Format
periodicals
(format)
Language
Dutch
Permanent Link (DOI)
https://doi.org/10.25549/pcra-c14-218403
Unique identifier
UC11127415
Identifier
Gouden-schooven-1961-08.pdf (filename),CT.05443.- (identifying number),pcra-c14-218403 (legacy record id)
Legacy Identifier
Gouden-schooven-1961-08.pdf
Dmrecord
218403
Format
periodicals (format)
Rights
VU University Library is owner of the Hollenweger collection and has the Azusa collection on loan from Azusa Hogeschool Zwolle
Source
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
(subcollection),
Pentecostal and Charismatic Research Archive
(collection)
Access Conditions
Creative Commons: Attribution-NonCommercial-NoDerivates CC BY-NC-ND
Repository Name
VU University Library, The Netherlands
Repository Location
VU University Library, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, The Netherlands
Repository Email
secretariaat.ub@vu.nl
Tags
Folder test
Inherited Values
Title
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands