Close
Home
Collections
Login
USC Login
Register
0
Selected
Invert selection
Deselect all
Deselect all
Click here to refresh results
Click here to refresh results
USC
/
Digital Library
/
Pentecostal and Charismatic Research Archive
/
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
/
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 09 (1952 September)
(USC DC Other)
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 09 (1952 September)
PDF
Download
Share
Open document
Flip pages
Contact Us
Contact Us
Copy asset link
Request this asset
Transcript (if available)
Content
\^
t
%l^M^
<3l s er een fjanutol koren in Ijet
lanb, op be Ijoogten ber bergen?
Be nrudifbaarban aal rutscljen
als be 'Jfiibanoii.
s. 72: 16.
21e Jaargang No. 9 — Sept. 1952.
Evangelisatie-maandblad. Uitgave van:
Be Pinksterzending.
Abonnementsprijs:
Rp. 1.25 per maand. — Ep. 3.75 per kwartaal.
Bij vooruitbetaling.
Eedactie en Administratie voor N. GUINEA:
Zr. M. A. Alt, Manokwari N. G.
Administratie voor INDONESIË:
Br. S. Stefanus, Krembangan Barat 55
Telef. U. 53 - Surabaja.
Administratie voor NEDERLAND :
D. Koppelle, Hoefloo 15, Laren — Gooi.
Surabaja 2200 ax. Verg. No. 8770c
toewijding meet dan (feitelijke (faven
De innerlijke stille omgang met Hem, Die ons liefheeft, is
van hoger waarde in Gods ogen, dan 't uitoefenen van de
Geestelijke Gaven hoe schoon die ook wezen mogen.
Velen streven in hoofdzaak naar 't bezit van dergelijke
Gaven, die slechts dienen tot opbouw der Gemeente; doch zij
verwaarlozen daarbij het gebedsleven en de heiligmaking die
onontbeerlijk zijn voor het opwassen in Hem. Men heeft slechts
zoveel van de Heilige Geest, als men Hem, Die in ons woont
ruimte geeft. Hij vraagt slechts een volkomen overgave van
uw ganse wezen en een absolute gehoorzaamheid aan de stem
des Geestes in uw binnenste ; de Gaven volgen dan vanzelf.
Vele christenen laten het oude leven over zich heersen en
wandelen ondanks de zekerheid van de vergiffenis hunner zonÂ
den, permanent in duisternis. Men geniet slechts zoveel vrede,
liefde, en overwinning over de oude mens naarmate men zich
gehoorzaam de Heer toewijdt. Laat ons ophouden de Heilige
Geest te bedroeven en vertrouw Hem dat Hij gewillig is uw ziel te
bewaren voor de zonde. Ps. 121. Laat uw lamp brandende zijn
totdat Hij komt !
M.A.A.
I
P N I E L
Genesis 32: 24-30
4 Moll. 6/4. Joy Bells.
Rustig .
5
3
1
1
1. In
2. En
1
1
don-
2*
4*
i
i
ke-
tot
loos
1
5
zie
3. Gans hulp-
4. De nacht was voor- bij vol
1 5.1
1 1.3
re nacht, vol
hem komt een
en zwak vat
1
6
i
4
nood
Man
Ja-
zor-
7
5
i
4
en
in
kob
gen
6
4
5
? »
3
5
2
5
1 1.1
4 1. 1 1 1
ge- vaar, Knielt Ja- kob
dien nacht. En wor- stelt
die hand, Van Hem, Die
en leed, Een nieu- we
1
4*
7 2
2 2
al- leen
tot 't mor-
kas- tijd-
dag brak
7 1
4* 4*
2 1
2 2
2,
5.
7.
5.
1. voor zijn God.
2. gen- licht daagt.
3. de en sloeg.
4. voor hem aan.
6
4 4
1." schuld. En
2. spreekt, En de
3. neer. Uw ge-
4. red, De
5 5
4 5
7 7
5
Hij
5
be-
De
O,
k Heb
3
i
5
5
_2
7
_4
5
1
i
3
5
3
5
i
i
lijdt
ei-
ze-
Je-
3
7
5
5
3
i
5
i
met
genÂ
gen
zus
2
7
4
5
4
i
5
2
5
i
5
3
be- rouw en
wil breekt, wanÂ
mij Heer, 'k leg
aan- schouwd en
3
met
neer
mijn
mijn
1
6
4
4
tra-
God
al
ziel
1 .
i.
3.
i.
lot. legt in Gods hand zijn
scha- duw van 't ,,ik" ver- vaagt.
na- de is mij ge- noeg.
zon is mij op- ge- gaan.
Dringend
KOOR : 1
7
3
ï
O,
6
i
4
4
zijn
ons
U
ge-
i
6
4
4
laat Hem niet
4
1
4
6
nen
tot
voor
is
i
6
4
4 5
i i
4 4
6 4
6
i
4
4
3 5
i i
5 3
i i
3 2 1 2 . %
i i i i . i
4* 4* 4* 4*
É
4*
6 6 6 2.2
& • • • • 0
i • • • • 0
5.. ..7
0 • • • • 0
3
5
1
i
3
1
6
2
gaan Dien uw ziel be- mint. Al gaat het door P n i ë 1 heen, De
4
i
5
3
gaat
5
i
5
3
6*
1
6
4
4
4
i
4
6
«6
i
4
4
4
i
è
4
3
i
5
5
1
7
4
5
1
i
3
5
3
7
5
5 1 3
op voor Gods bid- den- de kind, Uw Hei- land laat nooit
2
7
4
5
1. .
i..
3. .
i..
al- leen.
Woorden: M. A. A.
2
&e vetvullinq met de Tfeiliqe (f eelt
•fjelrt ge die ontvangen?
Indien ge bekeerd zijt, bezit ge de Heilige
Geest. Maar er is een verschil tussen het
bezitten van de Heilige Geest en het
vervuld zijn met de Geest.
De meeste christenen blijven staan bij de
bekering. Ze hebben eerlijk hun zonden beÂ
leden met diep berouw, en er was een harteÂ
lijk verlangen in hun hart naar vergeving
wetende dat zij zonder Christus verloren gaan.
Die gedachte dreef hen v.n.l. uit om Hem te
zoeken en te aanvaarden Die voor iedere
zondaar Zijn gezegend leven gaf. Ze namen
aan in 't geloof dat al hun zonden in ,,de
diepte der zee" geworpen waren om Christus'
wil en verblijdden zich van harte da t zij door
de genade van Jezus' verzoeningsbloed, geÂ
stort op 't kruis, zalig konden worden en hun
leven voor eeuwig, in Christus, geborgen is in
God. Welk een vreugde te weten dat de Here
God u geheel rein ziet in Zijn Zoon ; dat ge
gerechtvaardigd zijt door 't Bloed des kruises
en in en met Hem een nieuw leven moogt
beginnen. Alles in ons verlangt er dan naar
voortaan een heilig leven te leiden. Webreken
gehoorzaam met de grove zonden die wij
vroeger over ons heten heersen en menen verÂ
der dat nu alle boze neigingen in ons, met
's Heren hulp en door middel onzer gebeden
overwonnen kunnen worden. Het wordt
echter een leven van vallen en opstaan.
Onze goede voornemens om heilig en onÂ
berispelijk te wandelen, lopen spaak. Wij
verdubbelen onze gebeden en smekingen,
hopende dat we eindelijk meester zullen
worden over onze verkeerde gewoonten,
fouten en gebreken, maar 't bhjkt alles verÂ
geefs te zijn. Sommige zwakke christenen
vallen terug in 't oude leven en zuchten : „Ik
word toch nooit goed, ik geef 't op. De duivel
is mij te machtig".
Inderdaad is dat ook zo. Onze oude mens
kan zich nooit verbeteren en de satan is ons
waarlijk te sterk.
Wat is de reden dat zovele christenen die
zich vol goede moed met een eerlijk hart aan
de Here Jezus hebben toegewijd, een woestijn-
leven leiden ?
Zij bemerken niet dat zij hun zonden
trachten te overwinnen in eigen kracht en..
de Heilige Geest in hun binnenste voorbij
zien. Ze vatten 't niet, dat Hij in ons is
komen wonen om alles „alleen" te doen, omÂ
dat wij niet bestand zijn tegen de aanvechÂ
tingen en werkingen van het eigen-ik die
dagelijks, tot aan 't eind van ons leven tot ons
komen. Wij willen in onze hoogmoed de Heer
'n handje helpen.
Wanneer God Zich niet in Zijn grote barmÂ
hartigheid over Zijn tobbend kind ontfermde,
zou het zijn geloof verhezen en tot vertwijfeÂ
ling raken. „Ik bid en strijd oprecht en de
Heer verhoort mij niet. Mijn oude natuur
krijgt steeds weer de overhand in mij", zo
klaagt menig christen met tranen.
Zij lezen met droefheid de ernstige woorÂ
den in Romeinen 8: 12 „Zo dan broeders, wij
zijn schuldig niet naar het vlees (de oude
mens, het eigen-ik) te leven. Want indien gij
naar het vlees leeft, zo zult gij sterven, maar
indien gij door de Geest de werkingen des
lichaams doodt, zo zult gij leven. Want zij die
door de Geest Gods geleid worden zijn kindeÂ
ren Gods".
Op hun ernstig zoeken en aanhoudend geÂ
bed dringt tenslotte het licht door tot hun geÂ
bonden ziel. Zij beginnen in te zien dat zij zich
niet door goede voornemens en wil staande
kunnen houden, zo min als een boom die men
los op de grond plaatst. Deze boom zal vallen,
tenzij men zijn wortels in de aarde plant —
dan zal hij groeien en bloeien en vrucht
dfagen, doch niet door zijn eigen kracht,
maar door de voedzame aarde waarin hij geÂ
plaatst is.
De Here Jezus gaf ons hiervan een heerlijk
beeld in Joh. 15: 1—8 „De wijnstok en
de rank". Gods kind kan alleen staande
blijven wanneer de wortels van zijn bestaan
rusten in de Heilige Geest Die in hem woont
vanaf zijn bekering. Wanneer de ogen openÂ
gaan voor dat feit, begint men alle menselijke
ijver los te laten. De christen ziet dat de Heer
slechts geloof eist — een vast vertrouwen dat
Hij de zorg voor ons ganse wezen op Zich
wil nemen. Daartoe is ons de Heilige Geest
gegeven. Die in Hem blijft, die zondigt niet
1 Joh. 3: 6.
In vol vertrouwen wijdt de christen zich
opnieuw toe, aan de Heer. Een absoluut volÂ
komen overgave van ons gehele leven in Zijn
handen, is hier noodzakelijk. Men noemt dat
weleens : de tweede bekering. Het kind van
God is vast besloten Hem in alles te gehoorÂ
zamen. Hij heeft er alles voor over om uit zijn
ellendige toestand van vallen en opstaan beÂ
vrijd te worden, daar hij voelt hoe hij zijn
Meester mishaagt. Dan eerst breekt het
volle licht door. Geheel hulpeloos erkent de
christen zijn onmacht en werpt zich in Jezus
armen, opdat Hij alleen voortaan het werk
zal doen. Dat nieuwe, Goddelijke licht hetwelk
over de worstelende ziel komt noemt men : de
vervulling met de Heilige Geest.
Eerst was 't met ons : i k alleen; daarna
i k en Christus; vervolgens Christu s en
i k en tenslotte de Hee r alleen. In welk
stadium verkeert gij ?
Wonderschone ervaring die 't hart met onÂ
uitsprekelijke vreugde vervult. Niet meer ik
maar de Heer. Wat is nu 't geheim van deze
heerlijke vervulling ? Men stelle zich met al
wat in ons is, geheel in Zijn handen. Met een
onbezorgd kinderlijk vertrouwen geven we
alles aan Hem af. Hij doet 't voor ons. Iedere
zorg leggen we op Hem. Onze boze opwelÂ
lingen, drift, hoogmoed, zelfzucht, liefdeloos
oordelen, afgunst, eerzucht, ja ons ganse
eigen-ik, geheel ons innerlijk, opdat Hij
voortaan ons leven besture.
We moeten Hem daarvoor vertrouwen. In
ruil geeft Hij ons Zichzelven in de Heilige
Geest. Voor Hem is niets te klein. Uw toeÂ
komstig lot, uw dagelijkse bekommernissen,
beproevingen, lijden. De laster en kwaadwilÂ
ligheid van mensen kunnen u nauwelijks meer
beroeren. Beledigingen vergeet ge en geeft er
liefde voor in de plaats. Wees echter strikt
gehoorzaam; laat alles los wat uw Meester
mishaagt.
De vervulling met de Heilige Geest beÂ
tekent niet anders dan de Heer eenvoudig
vertrouwen dat Hij u bestendig overwinning
geeft over uw verkeerde neigingen indien ge
gelovig op Hem ziet. Geef u beslist over met
de vaste wil Hem in alles te gehoorzamen.
De vervulling met de Heilige Geest is
liefde .
Men bezit zoveel van de Geest van God, als
men liefde heeft.
De vervulling met de Heilige Geest verÂ
andert uw karakter naar 's Heren beeld, want
zo zegt Johannes de apostel: Wie in de liefde
blijft, die blijft in God. Want God is Liefde.
1 Joh. 4: 16.
Draag geen enkele bekommernis — leg
iedere last op Hem. Zo wordt uw leven glansÂ
rijk door Hem toe te behoren. Zij die vervuld
zijn met de Heilige Geest zijn Gods liefste
kinderen. Ze zijn gewillig Hem over zich te
laten beschikken en ze worden heerlijk geÂ
bruikt in Zijn dienst. Zij bespreken al hun
plannen, groot en klein met hun Heiland en
zeggen op alles in volkomen gehoorzaamheid
„Uw wil geschiede".
Verlangt gij naar deze vervulling ? Ge kunt
die, als gelovige, onmiddellijk verkrijgen.
Spreek tot uw hemelse Vader : „Here, ik kan
de zonde niet overwinnen maar G ij kunt die
genade in mij werken door Uw heilige Geest.
Van nu af aan vertrouw ik dat Gij 't bestuur
over mijn leven in handen hebt genomen". En
Gods antwoord daarop zal zijn, een overÂ
stroming van liefde, rust en vrede als ge
nimmer gekend hebt.
Wordt vervuld met den Geest
Efeze 5: 18.
Hij had de hamer in Zijn hand genomen,
Ik zag de slag en kromp in angstig schromen.
God ! sla de wanden van mijn hart niet stuk !
Hij zei: hoe zou Ik anders binnenkomen ?
M.A.A.
©
1
OPEN VENSTERS.
Hoe dikwijls ontmoeten wij christeÂ
nen, van wie wij gevoelen, dat er iets
niet bij hen in orde is! Zij mogen ernstig
en werkzaam zijn, oprecht en zelfver-
loochenend, en toch ontbreekt de
aantrekkingskracht van Christus, de
schoonheid en levendigheid die wij
terecht zoeken bij ware kinderen Gods.
Wanneer gij liefelijk, schoon en aanÂ
trekkelijk tegenover de wereld wilt
verschijnen, wanneer gij voor de Here
God een nuttig, sterk en bruikbaar
werktuig wilt zijn, zorg er dan voor
dat uw vensters en luiken open blijven;
leef in de zuivere lucht der welbewuste
gemeenschap met God en wees een
openvenster christen.
Rev: F. B. WEBSTER.
I
1
M .
Recc
dure
steld
levei
een ^
Sadl
digsl
tracl
Gedi
bezo
welk
werd
heid
slote
blevi
routi
meei
bewc
keen
teruj
dan
zeke:
Brits
bege
van
Gobi
lijke
gena
goed
nici
den.
gem<
er ui
gehe
derei
noen
gelee
heid
gebif
vlieg
land
de v
is. I
indei
than
velei
gezei
4
j7i Sadku Sundat Singk
nog In Uren ?
Met deze woorden begint „The Methodist
Recorder" een vraag te beantwoorden, die geÂ
durende de laatste 22 jaar talloze malen is geÂ
steld. Rev. Cyril J. Davey, de auteur van een
levensbeschrijving van de Sadhu, verhaalt
een vreemde historie. Hij herinnert eraan hoe
Sadhu Sundar Singh, een van de merkwaarÂ
digste christenen in India van alle tijden,
trachtte hèt Evangelie in Tibet te brengen.
Gedurende lange tijd bracht hij jaarlijks een
bezoek aan Tibet door moeilijke bergkloven,
welke passen een voor een voor hem gesloten
werden. Ondanks zijn zeer slechte gezondÂ
heid probeerde hij in 1929 halfblind dit geÂ
sloten land door een der weinige opengeÂ
bleven passen en langs een zeer gevaarlijke
route binnen te komen. Daarna werd niets
meer van hem gehoord. Zijn dood werd niet
bewezen, maar wel aangenomen. Onlangs
keerde echter een man naar de beschaving
terug, die veel langer „verloren" is geweest
dan Sadhu Sundar Singh. In 1905 verliet een
zekere Dr. Andrews, een Amerikaan van
Britse afkomst, de beschaving om zich te
begeven naar een woeste streek in het uiterste
van Mongolië, aan de rand van de woestijn
Gobi. Hier stichtte hij een primitieve christeÂ
lijke gemeenschap, de „Stella Gemeenschap"
genaamd. Tot voor enige jaren ging alles
goed, totdat er Russische ontginners en techÂ
nici arriveerden, en verwikkelingen ontstonÂ
den. In 1947 bedreigde een hongersnood de
gemeenschap met uitroeiing. Toen verscheen
er uit Tibet een vreemdeling, een Indiër, met
geheimzinnige krachten. Hij verrichtte wonÂ
deren onder de ontmoedigde kolonisten en
noemde zich Sundar Singh. Enige maanden
geleden keerde Dr. Andrews, wiens gezondÂ
heid niet langer bestand was tegen het hoge
gebied van dat gedeelte van Centraal Azië, per
vliegtuig via Moskou terug naar zijn eigen
land. Zijn geschiedenis leidt Rev. Davey tot
de vraag of Sadhu Sundar Singh nog in leven
is. En hij voegt er aan toe dat indien dit
inderdaad mocht blijken — de Sadhu zou
thans ongeveer 60 jaar zijn — er in India
velen zouden verklaren: „Ik heb het u
gezegd !"
(„The Life of Faith".)
Wij mogen verwachten dat alles wat
in ons leven van waarde is, ook blijft.
Wij geloven dat dit niet verdwijnt in
de dood wannéér onze organen te niet
gaan, maar dat het in de eeuwigheid
terug komt, verheerlijkt.
Daarom: „al wat liefelijk is en wei-
luidt, zo er enige deugd, zo er enige lof
is, bedenkt dat!" Leert vergeten, leert
gedenken! „De Heer heeft nimmer
mij vergeten : vergeet, mijn ziel, de
Heer ook niet I"
(feijkvotminG aan Qeiu*
door
Rev. G. D. du Toit
(Z. AFRIKA)
V.
DE OVERGAVE AAN JEZUS CHRISTUS.
Professor Hofmeyer heeft op een conferenÂ
tie het volgende gesproken. „De overgave
aan Jezus Christus is de wortel van de boom;
de bron van Christelijk leven. Wij worden
in de ware zin van 't woord een christen,
slechts door de volledige overgave aan de
Zaligmaker en wij groeien op tot 'n gezond
christelijk leven naarmate de overgave worÂ
tel schiet in 't hart en het ganse leven doorÂ
dringt."
Welnu, geeft u aan Jezus, want Hij gaf
Zich aan u. Laat Zijn liefde uw wederliefde
wekken. De zelf-overgave aan Christus beteÂ
kent de dood voor onze eigenliefde, die de
wortel is der zonde. O zoete dood! Wij zijn
aan de zonde gestorven en leven nu niet meer
ons eigen leven, maar alles is Hem toegewijd.
Laat de overgave geen half werk zijn. Geef
u geheel en al aan Jezus over. Houdt niets
terug. Stel geen voorwaarden I Laat niets
toe scheiding te maken tussen u en uw MeesÂ
ter, al was 't maar voor een ogenblik. Laat
uw leven al meer worden een dieper ingaan
in Zijn liefdevolle wil, opdat gij uit Hem dageÂ
lijks moogt putten kracht en licht. De kracht
van het christelijk leven ontstaat niet uit
hetgeen ik voor de Heer doe, maar uit hetgeen
Hij voor mij is en heeft gedaan. Valt 't de
bruid dan zwaar zich aan de geliefde bruideÂ
gom over te geven en hem te volgen waarÂ
heen hij gaat ? Doet zij dit niet van harte,
ofschoon de losscheuring van haar ouders en
gezinsleden pijnlijk is en tranen kost ?
Indien zij gescheiden moest blijven van
hem, die zij liefheeft, zouden haar levenslust
en vreugde vergaan. En als de liefde van een
mens reeds zo'n machtige invloed kan hebben
hoeveel te meer de liefde van Gods Zoon op
de bruid Zijner ziel ? Hij wordt alles voor u,
zodra ge u Hem uw leven toevertrouwt. Zijn
liefde zal u gelukkig maken. Geef alles en
neem alles ! Het geheim van een heilig en
blijmoedig leven is gelegen in de algehele
overgave, zonder enige terughouding aan
Jezus. Die overgave moet zo beslist en onherÂ
roepelijk wezen, dat er voor altijd een eind
komt aan alle twijfel. Ge hebt u beslist en voor
altijd gegeven en ge zijt ook beslist en voor
altijd aangenomen. Twijfelt de bruid aan haar
overgave aan de bruidegom ? Zo moet uw
overgave aan de Here wezen ! Het moet
onmogelijk voor u zijn, voortaan anders aan
uzelven te denken, dan als aan iemand die de
Here Jezus onbepaald toebehoort.
Op alles wat gij zijt en bezit, staat voortaan
de naam van Jezus geschreven. Hetgeen
vroeger uw eigendom was, behoort nu aan
Jezus — eens en voor altijd.
Als de wereld en de verzoeking komen,
zeg dan beslist: Nooit meer terug, ik ben
geheel en al het eigendom van Jezus, en al
het mijne is Zijn. De kracht van de verzoeÂ
king zal dan terstond breken. Geef de duivel
geen tijd om te spreken. Wijs hem direct af en
blijf dicht bij Jezus. Laat God u een waarachÂ
tig verlangen geven om Hem in alles welbe-
hagelijk te zijn — een onverdeeld hart dat
de keuze om Christus te volgen onvoorwaarÂ
delijk heeft gedaan. Eerst dan zult gij ongeÂ
stoorde gemeenschap met Hem genieten.
Ongeloof en ongehoorzaamheid houden ons
buiten 't heiügdom. Zolang er iets is tussen
God en ons, of tussen ons en de naaste, zal
ons geweten ons beschuldigen. Hoe kan ons
hart nu gereinigd worden ? Door de zonde
te belijden en ons te stellen onder de reinigenÂ
de kracht van Jezus' bloed. Hebr. 10: 2—4.
Gode zij dank, het Bloed van Jezus kan
ons hart zo rein maken dat er niet de
minste scheiding overblijft tussen de Heer
en ons.
De christen die in 't heiligdom wil leven
moet verstaan, dat er niets aan hem moet
wezen waarover hij zelf wil beschikken.
De reden waarom vele christenen nog
rondzwerven in de woestijn, is niet omdat
ze niet in Christus geloven, of, omdat ze niet
naar een Kanaansleven verlangen, maar
de oorzaak is dit: Ze zijn niet gewillig om de
prijs te betalen. Ze zitten nog vast aan eigen
lusten en plannen en komen zodoende niet
tot een onverdeelde, onherroepelijke overgaÂ
ve aan de Here Jezus Christus. Een leven
in 't heiligdom is een leven waarin alles geÂ
daan wordt in het levende bewustzijn van
Gods tegenwoordigheid. Welk een genade
dat een zondig mens hier op aarde werkelijk
dag aan dag in het volle licht van Gods
Aangezicht kan wandelen.
Lezer, hebt ge reeds die stap gedaan ?
6
(feted uit een JQloveultoL
De beschrijving van deze ware
gebeurtenis, namen wij over uit het
blad : Die Verheissung des Vaters.
„Wel ik hoop dat ge 'n goede reis moogt
hebben, voorzover dat mogelijk kan zijn, te
paard over deze steile rotsen", sprak de
vrouw van de zendeling hartelijk tot haar
Engelse gast, een jonge zendelinge, die op 't
punt stond af te reizen naar Everek (een
plaats in Armenië).
„Nu, ik zal blij zijn wanneer de reis achter
de rug is, want ik heb gehoord, dat 't op de
eenzame weg nogal onveilig moet zijn", antÂ
woordde Zr. Helene.
„Er is niet 't minste gevaar", viel nu de
zendeling in, die naast zijn vrouw aan de deur
stond om afscheid te nemen. „Hier reizen zoÂ
veel mensen van Hadjin naar Everek, bovenÂ
dien hebt u het geleide van betrouwbare
muildierdrijvers die de weg goed kennen".
Drie jonge Armenische meisjes en een
jongen van 18 jaar bestegen nu ook hun
muildieren. Ze zouden de zendelinge vergeÂ
zellen naar haar nieuwe standplaats. Koffers
en andere zaken werden achter hen op de
dieren vastgebonden. Vele tranen werden geÂ
stort bij 't afscheid, want de jongemeisjes
verheten nu de school waarin zij door AmeriÂ
kaanse zendelingen waren opgevoed en dat
viel lang niet gemakkelijk. Het ene meisje zou
(Vervolg blz. 6).
Hebt ge u reeds met al uw neigingen, zorgen,
zonden, verzoekingen in de armen van JeÂ
zus geworpen om voor eeuwig de Zijne te
zijn ?
Zo ja, dan zijt ge niet alleen gerechtvaarÂ
digd, maar ook geheiligd door 't Bloed van
Christus. Dan neemt Hij u voor Zijn rekening
en draagt Hij u door dit leven met oneindige
tederheid. Dan doopt Hij u met Zijn Heilige
Geest en met vuur en maakt u tot een kosteÂ
lijk werktuig in Zijn dienst. Zolang ge die
stap niet gedaan hebt, kunt ge een christen
zijn, doch slechts weinig of in 't geheel geen
vrucht dragen. Geeft u geheel aan God, en
God geeft Zich geheel aan u.
Hem nu, die, naar de kracht welke
in ons werkzaam is, oneindig meer verÂ
mag te doen dan wij bidden of besefÂ
fen, Hem zij de heerlijkheid in de GeÂ
meente en in Christus Jezus, tot in al de
geslachten van alle eeuwigheid. Amen.
Efeze 3:. 20, 21.
voor ziekenverpleegster worden opgeleid en
het andere voor zuigelingenverzorging. Zo
gingen zij een blijde toekomst tegemoet in de
dienst des Heren.
„Goede reis, goede reis en God zegene u
allen", riepen aUe achterblijvenden de verÂ
trekkenden na.
„Goed verblijf verder, en hartelijk dank
voor de prettige vacantie die ik bij u heb
doorgebracht", antwoordde Zr. Helene geÂ
roerd.
Zo vertrok de kleine karavaan en langÂ
zaam bewoog zich de stoet over het steile
bergpad naar boven, want Hadjin ligt in een
dal. Tijdens de verschrikkelijke vervolgingen
door de Koerden indertijd, gebruikten de
Armeniers deze plaats als vesting.
Het was Donderdag toen men Hadjin ver-
het en het reisgezelschap hoopte ZaterdagÂ
avond het doel, Everek te bereiken. De eerste
nacht brachten zij door in een soort logies
langs de weg. Vrijdag ochtend vertrokken zij
weer te 6 uur. De zendelinge genoot van het
prachtige panorama dat zich voor hun oog
ontvouwde. De bergtoppen glinsterden in de
zon. In wijde verten bespeurde men geen
mens alleen de vogels in 't struikgewas
zongen hun lied.
„Wat is 't toch heet", zuchtten de meisjes,
nadat zij ruim 4 uren achtereen gereden hadÂ
den op haar vermoeide muildieren. „O, dat is
niets", glimlachte Zr. Helene, „de helft van
de weg is reeds afgelegd — straks zullen wij
heerlijk uitrusten".
Plotseling hield zij de adem in — een grote
schrik overviel haar. Kwam daar in de verte
niet een bende gewapende mannen aan ?
„Rovers", fluisterde een van de muildierÂ
drijvers, bleek van onsteltenis, „een van de
benden Koerden die uit het leger gevlucht
zijn en zich nu in 't gebergte ophouden".
„Maar", stotterde Zr. Helene, „ze zullen
toch geen Europeanen aanvallen ?" „O ja,
de ruwe kerels zijn tot alles instaat", weder-
legde de man met angst in zijn stem. De
zuster zag om zich heen. Er was geen uitweg,
om te kunnen vluchten.
De Armenische meisjes beefden van vrees
en benauwdheid. Zij herinnerden zich maar al
te goed hoe wreed hun beulen waren in de tijd
der vervolging die achter hen lag. Moeders,
haar baby's aan de borst vastgebonden, werÂ
den ruw van een hoge rots boven zee afgeÂ
stoten en kwamen jammerlijk om 't leven —
mannen, op gruwelijke wijze gemarteld en verÂ
minkt en tenslotte met de spies doorstoken.
De meisjes sidderden van angst. „Kunnen
wij niet vluchten zuster ?" fluisterden zij,
toen de bende van de heuveltop afdaalde en
al nader kwam. „Neen", antwoordde de zenÂ
delinge kortaf — „niemand kan ons uit hun
hand redden — alleen God". Zij reed moedig
voort en de anderen volgden haar. Spoedig
waren zij omringd van een bende woestelin-
gen, die de teugels grepen van de muildieren,
en van 't paard dat Zr. Helene bereed. Zij
waren geheel machteloos. Zwijgend, met
donkere gezichten leidden de kerels hen op
een zijweg, totdat zij kwamen aan een diepe
grot. Daar bevonden zich nog elf andere
rovers, die opstonden toen het gezelschap
aankwam. Ze waren gekleed in oude soldaten
uniformen en in waarschijnlijk gestolen
Europese jassen en hemden. De polshorloges
waarmee zij pronkten toonden duidelijk aan,
dat het laatst aangekomen gezelschap niet
het enige was dat beroofd was geworden. Alle
rovers waren zwaar gewapend en hun geÂ
zichten voorspelden niets goeds.
De meisjes schreiden bitterlijk. Ze klemden
zich vast aan de zuster en smeekten om beÂ
scherming. O, in dat vreselijke ogenblik hief
Helene haar hart op tot Hem, de G(pd
Jakobs, Die alleen verlossen kan. „O mijn
Heer en God, red ons uit de,hand dezer slechte
mensen — bescherm en behoed ons, jonge
vrouwen", zo steeg haar bede omhoog. En 't
scheen haar toe alsof haar gebed verhoord
werd. Vrede daalde neer in haar hart. Zij
voelde : De Heer is met ons op deze reis. Hij
zal ons niet begeven noch verlaten.
Een van de rovers spreidde een mooie, uit
de koffer van Zr. Helene genomen deken op
de grond en wees hen, daarop plaats te nemen.
Een tweede bood hen hoffelijk cigaretten aan,
en toen zij die weigerden, zeide hij : We zullen
u maar twee uren ophouden, dames ; eet wat
van deze (waarschijnlijk van een voorbijgaanÂ
de landbouwer gestolen) druiven. Toen
vroegen zij de zendelinge of zij dokteres was,
want zij hadden een zieke bij zich. Daar zij
nog niet goed de Turkse taal. machtig was,
antwoordde de muildierdrijver voor haar dat
zij zendelinge was en geen zieken konjgenezen.
Toen begonnen zij lastige vragen te stellen.
Een van hen wees op de Armenische meisjes,
en zeide : Dat ene meisje is te goed om verÂ
pleegster te worden, ik wil met haar trouwen.
Maar het kind weende van dodelijke angst
en verborg haar gezicht in de plooien van
Helène's kleed.
Nu braken moeilijke uren aan, vol spanÂ
ning, strijd en benauwdheid. Maar Helene
kreeg genade haar blik onafgewend op de
Here Jezus te houden. Niemand scheen de
vrouwen te durven aanraken ondanks hun
dreigementen. Dezen zagen 't aan dat de
koffers werden leeggehaald, al de lieve souveÂ
niers van thuis, klederen en geld. Met 't laatste
(slechts 14 gulden) waren zij niet tevreden.
Een Europese dame moest meer, haar eigen
dom kunnen noemen meenden zij. Zij
dreigden Helene en verlangden goud en
juwelen. Toen zij antwoordde niets van dat
alles te bezitten werden zij boos en besloten
niet alleen de meisjes, maar ook haar aan te
randen en te ontvoeren. Het was een hacheÂ
lijk moment. God gaf haar de moed om te
zeggen : Dat durven jullie niet. Want EngeÂ
land is een machtig land. Ze zullen boden
zenden om mij en de meisjes te zoeken, en
niet rusten voor ze ons gevonden hebben, en
dan, wee jullie allen!
Uit 't diepst van haar gemoed riep zij bij
deze woorden tot God : „O Heer, heb erbarÂ
men met ons, en verlos ons, om Jezus' wille".
En toen toen geschiedde het
wonder. De rovers overlegden met elkander
in fluister gesprek. Het paard dat zij reeds
gereed hadden gehouden om het Armenische
meisje dat verpleegster moest worden te ontÂ
voeren, gaven zij terug aan Zr. Helene, doch
de muildieren behielden zij. Het was reeds
avond toen men het gezelschap gebood om te
vertrekken. Ze hadden behalve het paard geen
dieren en waren gedwongen de nachtelijke
reis van 12 uren vrijwel te voet af te leggen
— al hun bezittingen waren achtergebleven
maar toch, zij dankten tezamen God, Die hen
uit zo'n groot gevaar gered had.
Dodelijk vermoeid en uitgeput kwamen zij
eindelijk te Everek aan. De Heer had Zijn
engelen gezonden om de kleine groep te beÂ
schermen en hun hart was vol lof en dank omÂ
dat hun leven was gered.
De overheid te Everek zond onmiddellijk
militairen uit om de rovers te vangen, die na
het vertrek van de meisjes, nog enige voorbijÂ
gangers hadden overvallen in de nacht. De
soldaten vonden in het rovershol ook 't lijk
van een vermoorde man, maar de rovers zelf.
schenen de vlucht te hebben genomen.
Wat is 't toch een zegen te weten, dat we
een trouwe Vader in de hemel hebben, Die
Zijn kinderen behoedt in de ure des gevaars.
Van duizenden gevallen door Goddelijke uit-
redding op 't gebed, kunnen de gelovigen geÂ
tuigen.
Welgelukzalig is de mens die op God verÂ
trouwt — en wiens vertrouwen de Heer is.
(Ps. 1).
8
m EEN BE HEBE, UW HEELMEESTER
Een getuigenis uit de dagen van Dr. Ch. Price.
Wijlen Dr. Pirce was doctor in de GodgeÂ
leerdheid, maar nadat hij gedoopt was geÂ
worden met de Heilige Geest, deed hij afsfand
van alles wat maar enigszins in verband stond
met roem en eer, ook van de Kerk die zijn
prediking niet langer goedkeurde en
werd pinkster-evangelist. O, wat heeft God
deze man gezegend.
Hij schonk hem de gave der gebedsgeneÂ
zing (1 Kor. 12: 9, 28, 30) en gebruikte deze,
Zijn dienstknecht, tot het doen van zeldzame
wonderen en tekenen in alle landen waar hij
zijn boodschap bracht. Duizenden zijn door
zijn Geestvervulde prediking voor de Heiland
gewonnen. „Hij spreekt nog nadat hij geÂ
storven is", tot veler harten. Zijn blad
„Golden Grain" (het orgaan van onze PinkÂ
sterzending heeft de titel vertaald overgeÂ
nomen) was een uitstekend geredigeerd tijdÂ
schrift, dat door hen die hem liefhadden nog
telkens wordt herlezen.
Dr. Price was een zanger-evangelist en leidde
zelf zijn uit 300 stemmen bestaand zangkoor.
De glorie van God viel reeds op het grote
auditorium wanneer het koor aanhief : „I'm
living in the mountains underneath the
cloudless sky". Dan bracht hij zijn boodschap,
in de geest van : „Jezus Christus is Dezelfde,
Gisteren, Heden en tot in der eeuwigheid".
Hij bezat een heldere stem als van een
klaroen en predikte het vierzijdig Evangelie
(n.l. De verlossing van zonden en krankheden,
de Doop met de H. Geest en de wederkomst
des Heren) met grote kracht.
Eén van de hoekstenen noemde hij de GodÂ
delijke genezing die in de Verzoening begreÂ
pen is, volgens Jesaja 53: 4 en 5 en Matth.
8: 17. „Zij is het onderwerp van de prediking
in deze tijden en men .Heeft haar te lang
verwaarloosd", zo sprak hij.
Duizenden kwamen uit alle oorden om hem
te horen, meebrengende hun kranken in ziekeÂ
wagentjes, treinen en auto's. 4000 auto's
stonden de laatste avond van zijn campagne
bij de Tabernakel geparkeerd. Dr. Price hield
2 x 's weeks bijzondere genezingsdiensten,
maar de andere avonden predikte hij bekeÂ
ring en heiligmaking, opdat zij, die genezing
zochten, goed zouden verstaan dat God eisen
stelt aan hen, die van hun krankheid verlost
wilden worden. Wij laten hier de beschrijving
van zo'n genezings dienst volgen.
De grote Tabernakel te Vancover is geheel
gevuld met een reusachtig publiek. Velen
staan langs de wanden geschaard en zien, hoe
500 a 600 zieken zich begeven, of gedragen
worden naar het grote platvorm waar zij geÂ
zalfd worden volgens Jakobus 5: 14 en 't geÂ
bed des geloofs voor hen gebeden wordt. Een
schare van medewerkers staat rondom Dr.
Price. Zij bidden mede en vangen soms de
mensen op, die dreigen neer te vallen onder de
kracht van Gods Geest tijdens de zalving.
Toch geschiedt alles ordelijk en rustig.
Een meisje van 16 jaren, genaamd Ruby
Dimnock staat op en geeft een getuigenis.
Stilte valt in het grote gebouw. Ieder luistert
met de grootste aandacht.
Zij vertelt rustig en met heldere stem dat
zij jaren geleden met een dubbele kromming
in de ruggegraat, een beugel aan één van haar
benen en 2 krukken door 't leven moest gaan.
Zij had verscheidene operaties ondergaan
en was met haar ouders van Toronto naar
Victoria gereisd om de beste specialisten, te
raadplegen. De doktoren deden wat zij verÂ
mochten en waren zeer vriendelijk en gedulÂ
dig voor haar, maar zij konden haar niet geÂ
nezen. Toen besloot zij de meetings van Dr.
Price te bezoeken. Zij gaf haar jonge hart aan
de Heer en nam Hem aan, ook voor de
genezing van haar arm, ziek lichaam.
Het zangkoor zette in met het lied : „Fear
not, I am with thee", en daarna „How firma
foundation" zo vertelt zij verder. „Er kwam
plotseling een stroom van leven over mij, alsof
mijn armen en schouders in beweging kwamen
en ik voelde iets door mijn benen en voeten
gaan. Op hetzelfde ogenblik kon ik mijn verÂ
lamde voet neerzetten — ik ging staan — de
verlamming was geheel uit mijn lichaam
geweken.
En ik ging die dag naar huis zonder krukÂ
ken, zonder beugel, zonder kromming in mijn
ruggegraat en ik was zo gelukkig dat ik de
trap op en neer rende, louter uit genoegen —
— en toen liep ik de tuin in en begon te voetÂ
ballen met een oude koffiekan. Dat is drie
jaar geleden — en ik ben geheel gezond geÂ
bleven "
Het publiek weende en riep : Glorie voor
God. Halleluja. En toen de vader daarna opÂ
stond en zijn getuigenis aflegde aangaande de
wonderbare genezing van zijn kind door de
aanraking van Jezus' hand, kwam er aan de
vréugde-kreten en de halleluja's haast geen
einde.
Hoeveel genezingen hadden plaats, die
laatste avond van de campagne ? Ze waren
niet te tellen, het Hep in de honderden. De
prediking, het zangkoor, alles stond onder de
kracht Gods. Men zong de heerlijke geloofs-
liederen met onvermengde geestdrift. Geen
spoor van fanatisme of ,,wild vuur".
Het gelovig publiek dankte God in jubel-
tonen ; er was geen plaats voor iets anders dan
voor de vreugde in God.
Enige predikanten waren ook aanwezig,
van wie sommigen een eerlijk getuigenis afÂ
legden van 't geloof in Christus wonderdaden
door de Heilige Geest tot heden toe.
Dr. English, bestuurslid van de Metropoli-
taanse Methodistenkerk te Vancouver, verÂ
klaarde voor al de aanwezigen dat het gehele
bestuur besloten had, de Kerk voor altijd en
te allen tijde open te stellen voor Dr. Price.
Men beschuldigt de pinksterkringen vaak
van onevenwichtigheid wegens hun veelÂ
vuldige : Halleluja's en „Prijst God", maar
kan men ooit genoeg de Here loven en prijzen?
Zonder lofprijs en vreugde in God, bestaat
geen enkele opwekking.
Halleluja! Prijst den Heer! Amen.
M.A.A.
ONGELIJK ERKENNEN.
Het is een hele kunst als we ongelijk
hebben ridderlijk te erkennen dat we
ons vergisten en het gelijk aan de andere
partij toe te kennen. De enige manier
om als 't zover komt geen verkeerde
houding aan te nemen is: een kleine
gedachte van ons zelf hebben en altijd
open staan voor de gadachte dat anÂ
deren het beter kunnen weten dan wij.
Als we dat doen zullen we ongelijk
kunnen bekennen.
Als ik een havenarbeider zou vragen:
Waarom ben je toch zo druk bezig in de hitte,
dan zou hij me verwonderd aanstaren en
zich misschien afvragen : Waar vraagt die
man toch naar ? Denkt hij soms, dat ik het
voor mijn plezier doe ? Mijn gezin en ik moeÂ
ten toch eten ? De noodzaak van de kost
te moeten verdienen is een van de sterkste
drijfveren van onze arbeid.
Maar naast ons dagelijks werk doen we
toch ook nog allerlei dingen waarvoor we
geen betaling krijgen. Die we dus doen om
andere redenen. Het zou interessant zijn,
om bijvoorbeeld eens aan de mensen te vraÂ
gen : Waarom gaat U eigelijk naar een kerk
of godsdienstige samenkomst? De antwoorÂ
den zullen wel heel verschillend zijn.
Bij heel velen is de grote drijfveer van het
naar de kerk gaan de gewoonte. Men heeft
het van zijn jeugd af gedaan en in het milieu,
waar men is opgegroeid, doet iedereen het.
Als dat de enige drijfveer is, dan houdt men
er ook vaak mee op, als men in een andere
omgeving terechtkomt, waar die gewoonte
niet bestaat. Ik denk bijvoorbeeld aan jonÂ
gens, die in militaire dienst gekomen zijn
en aan vele Ambonezen en Menadonezen,
die naar Java verhuisden. Thuis, in hun eiÂ
gen omgeving, gingen ze altijd, de gewoonte
BE GROTE STUWER ACHT
10
getrouw, ter kerk. Maar ver van huis, ongeÂ
controleerd door ouders en kennissen, verÂ
slapt die drang en houdt spoedig helemaal op.
Waarom spannen vele mensen zich zo in
om het Evangelie te verkondigen ? Overdag
hebben ze een volle dagtaak en daarna beÂ
steden ze de resterende tijd en kracht in de
dienst van het Evangelie. Dit kan geen geÂ
woonte zijn. Hier zijn edeler motieven. De
drijfveer die alles, ons gaan naar de samenÂ
komst, ons werken voor de Here, moet stuwen
is de liefde . Dit is de grote kracht, die ons
onszelf doet vergeten in de dienst van Hem.
De Hef de is een geweldige kracht. Zelfs de
aardse liefde is dat al. De hangende tuinen
van Babel, dat machtige werk uit de OudÂ
heid, werden aangelegd door een koning uit
liefde voor zijn vrouw. Deze had heimwee
naar het paleis van haar ouders met zijn
prachtige tuinen. Welnu, zei haar echtgenoot
die zijn gemalin niet bedroefd kon zien, ik
zal proberen op het dak van ons paleis net
zulke tuinen te doen aanleggen. Het was
een reusachtige taak. Enorme hoeveelheden
grond moesten worden verzet, zonder hulp
van moderne machines, alles met handenarÂ
beid. Doch zijn grote liefde deed hem alle
hinderpalen overwinnen, bezielde zijn helÂ
pers en deed het werk slagen.
Het was de liefde tot de Heiland, die somÂ
mige Hernnhutters aanspoorde, zich als
slaaf te laten verkopen en in het ruim van
het slavenschip het Evangelie te verkondigen
aan de arme Negers. Ze hadden evenveel
last van honger, dorst, hitte en zeeziekte, als
de andere slaven. Ook kwam de dood wel tot
sommigen van hen. Maar ze hadden de Here
liever dan hun eigen leven.
Toch is het mogelijk, dat we wel voor
de Here werken, maar niet gedreven
worden door de liefde. Ik heb een man geÂ
kend, die veel voor de Zending deed. Ik zag
hoog tegen hem op en bewonderde zijn enorÂ
me werkkracht. Avond aan avond besteedde
hij aan het werk des Heren. Totdat er eens
een vergadering van de Zendings-commissie
gehouden werd. Door een van de leden werd
veel critiek uitgebracht op die kennis van mij.
Er zat wel wat waars in die critiek en ik hoopÂ
te, dat hij het ter harte zou nemen. Dan zou
hij nog beter kunnen werken voor de Here.
Maar nee, hij bedankte voor het werk en trad
uit de Zendings-commissie. Wat hem dreef,
was niet liefde tot de Here en bewogenheid
voor zielen. Hij had minder edele motieven
gehad. Het gebeurt heel vaak, dat we een
werk voor de Here beginnen, omdat we gedreÂ
ven worden door de liefde. En dat later die
liefde gaat verkoelen en er andere, zelfÂ
zuchtige motieven voor in de plaats komen.
Laten wij allen, die voor de Here werken,
ons dagelijks beproeven. Jaag de liefde na,
zegt Gods Woord (1 Cor. 14 :1). Liefde moet
de drijfveer zijn voor elke dienst. Zo heel geÂ
makkelijk kunnen eerzucht en hoogmoed die
liefde verdringen. Dagelijks moet de liefde
in ons werken door de Heilige Geest, die in
ons woont.
Ook in de samenkomsten moet de liefde
heersen. Kunnen we werkelijk tot Gods eer
zingen, als we die anderen niet liefhebben ?
Kunnen we werkelijk voor anderen bidden,
als we die anderen niet liefhebben ? Blijf
in Mijne liefde, zegt Jezus (Joh. 15: 9).
Alleen als we in voortdurend contact met de
Heiland blijven, kunnen we onze dienst verÂ
richten, gedreven door de liefde. Als de liefde
tot de Heiland niet meer de drijfveer is, kunÂ
nen we beter met dat werk ophouden. BlijÂ
vende vrucht draagt het dan toch niet meer.
,,Maar wat gedaan werd uit hef de tot Jezus,
dat houdt zijn waarde en zal blijven beÂ
staan".
Wilt u graag lid van het zangkoor worden ?
Wilt u graag meedoen met colporteren ? Voelt
u zich gedrongen om te getuigen? Prachtig!
Maar wat is de reden, dat u dit wilt ? Omdat
zo velen het doen en u niet achter wilt blijÂ
ven ? Omdat anderen er op aandringen en u
niet nee wilt zeggen? Omdat u wel graag
op het podium staat ? Of omdat u een hart
brandend van liefde voor de Here Jezus hebt
en eenvoudig niet werkeloos kunt blijven,
maar de stem van het hart moet volgen ?
Vraag u dat ernstig af; en blijf het
voortdurend afvragen. In ons zelf is geen
liefde. Van nature zijn we koud en zelfzuchtig.
Maar de Heiland is liefde. En uit Zijn volheid
hebben we aUen ontvangen, ook genade
voor genade. Joh. 1: 16.
Uook?
E. VAN DER MOLEN.
^9999999999999999999999999999999
© o
O Wij zijn geen gelovigen geworden, ©
§ om een renteniersleven te leiden en te §
§ rusten op onze lauweren. Het geheim ©
§ der hemelse schoonheid schuilt hier op ©
g aarde in marteling, in nameloze smarten J§
§ en zieldoorschuddende benauwdheden.'©
O Als er parelen zijn aan de kroon der ©
§ zaligheid, dan zijn het parelen, heimelijk §
© gevormd in de schelp van de stille trouw, ©
© waarmee wij doorgekampt hebben tot het ©
§[ einde toe. §
O ©
© Prof. dr. A. J. TH. JONKER f §
e ©
99999999999999999999999999999999
11
Het modemisme in de Hervormde Kerk.
Het modernisme neemt hand over hand
toe in de Protestantse kerken, sedert de
Nieuwe Kerkorde tot stand is gekomen. ZienÂ
derogen wordt het geloof, waarvoor de vadeÂ
ren eens als martelaren het leven op de brandÂ
stapel heten, ondermijnd, n.l. het geloof in
het Verzoenend Bloed van Jezus Christus
onze Middelaar, Die eens van Zichzelve
sprak : „Ik ben de Waarheid en het Leven.
Niemand komt tot de Vader dan door Mij."
Het Persbureau der Ned. Hervormde Kerk
publiceert o.a. een schrijven van Prof. Dr.
M. A. Beek waaraan wij het volgende ontleÂ
nen :
,,De krant heeft bericht dat in Den Haag
een orthodox predikant, met medeweten
van zijn wijk-kerkeraad, zijn predikbeurt
voor één zondag heeft afgestaan aan Ds.
J. P. Kruyt, voorganger der Vrijzinnige HerÂ
vormden aldaar. De centrale Kerkeraad
heeft over deze geste zijn alarmkreten laten
horen en droefheid uitgesproken, die gedeeld
wordt door 17 (orthodoxe) predikanten."
Naar aanleiding hiervan protesteert Prof.
Dr. Beek tegen deze uiting van „droefheid."
Hij schaamt zich voor zijn buitenkerkelijke
vrienden en noemt het „gênant". Ook haalt
hij het feit aan, dat Dr. J. de Graaf, voorÂ
ganger van de Vereniging van Vrijzinnige
Hervormden, niet opgenomen is geworden
in het kerkelijk verband te Arnhem.
Prof. Dr. Beek begrijpt dat niet.
„Als ik het krantenbericht mag geloven",
zo schrijft hij, „was men van oordeel dat er
niet voldoende door Dr. de Graaf werd ingeÂ
gaan op „de verzoening in Christus naar de
Schriften".
„Wat is dat? De verzoening in Christus
naar de Schriften ? Dat is enkel een formuÂ
lering van een splinterige theologische kwesÂ
tie, waarover zelden eensluidend is geschreÂ
ven men had net zo goed kunnen
zeggen : Hij pleit niet op het bloed, of hij
leert niet dat Jezus is de Zoon van God.
Dat zijn altemaal maar formuleringen, die
schriftuurlijk slecht gefundeerd zijn, een
aarzelend tasten rondom het grote geheimeÂ
nis " Tot zover Prof. Dr. Beek.
Gode zij dank zijn er nog honderdduizenden
christenen over de gehele wereld, voor wie
het geloof in het dierbaar Bloed van Jezus
geen aarzelend „tasten" is, maar een volÂ
komen—heldere waarheid die hun leven heeft
veranderd ten goede en hen tot kinderen Gods
maakte. Hoe treffend en duidehjk spreekt PeÂ
trus (1 Petrus 1:18 en 19). „Ge zijt niet door
vergankelijke dingen zilver of goud verlost,
maar door het dierbaar Bloed van Christus,
als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam"
en voorts Oftenb. 1: 5: „Jezus Christus
Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonÂ
den gewasse7i heeft in Zijn Bloed".
Mij dunkt dat deze woorden niet „SchriftÂ
uurlijk slecht gefundeerd zijn" maar duidehjk
genoeg voor zichzelf spreken. Het geloof
in 't Verzoeningsbloed van Gods Zoon, dit,
en niets anders is het fundament waarop de
Gemeente Gods is gebouwd, en is ook geldig
voor deze tijden, waar Gods kinderen uitÂ
zien naar 's Heren wederkomst.
Alleen het vertrouwen op 't Middelaars-
bloed dat gestort werd op 't kruis van GolÂ
gotha, kan ons zalig maken. Eens heeft de
Heiland gesproken : Ik ben de Weg en de
Waarheid en het Leven, niemand komt tot
de Vader dan door Mij — en deze Waarheid
geldt nog altijd voor alle natiën ter wereld.
Hoe ernstig zijn deze tijden ! De afval
der christenheid neemt in 't oog lopend toe.
Dat wij toch de waarschuwing in OpenbaÂ
ring 3 niet vergeten : „Houdt dat gij hebt,
opdat niemand u uw kroon ontneme" en de
woorden van onze Heer aan 't slot van Zijn
rede over de wederkomst : Dit zeg Ik u allen :
Waakt! M. A. A.
12
36 millioen mensen door hongerdood beÂ
dreigd.
Photo's in tijdschriften tonen aan hoe ontÂ
zettend de hongersnood in India heerst. Eén
ervan geeft ons het beeld van een oude vrouw
te zien. Ze heeft juist de lijst horen voorlezen
met de namen van hen die gratis rantsoenen
zullen ontvangen. Zij was er niet bij. Zij had
wel beseft dat haar kans klein was, maar desÂ
ondanks bleef ze hopen. Wij zien hoe twee
haast doorzichtige handen zich smekend en
als in doodsangst vergeefs uitstrekken naar
de voorlezer — en lezen de wanhoop en ellenÂ
de op dat magere door zorg verteerde gelaat.
Welk 'n afgrijselijke toestanden heersen er
thans op aarde. „Er zullen zijn, hongersnoden
en pestilentien". (Matth. 24). Laat ons bidden:
„Heer Uw koninkrijk kome".
De zeldzame postzegel.
En wanneer wij dan het bovenstaande geÂ
lezen hebben, en tevens denken aan dezelfde
nood in andere landen, o.a. China, wordt 't
hart van de eerlijke lezer dan niet met verontÂ
waardiging vervuld, wanneer hij leest hoe een
onooglijk stukje papier, n.l. de zeldzaamste
postzegel ter wereld : (de één cent magenta
van Brits-Guyana uit 't jaar 1856), voor vijfÂ
enveertig duizend dollar is verkocht ? De
tegenwoordige eigenaar van het geschonden
papiertje heeft één aanbod van 60.000 dollar
geweigerd. Men zegt, de postzegel is van ont-
schatbare waarde; als de bezitter ervan
100.000 dollar vraagt is dat niet te veel
Hoevele mensen zouden voor dat geld aan
graan, niet van de hongerdood kunnen gered
worden ?
Minister Lieftinck is ook vader.
We lezen vaak in de kranten dat het meÂ
rendeel der Nederlanders de minister van
financiën niet al te vriendelijk aankijkt. Men
beweert dat zelfs zijn kinderen op school geÂ
plaagd en gesard worden door medeleerlingen
die natuurlijk allerlei gemopper van de ouders
gehoord hebben. Dat is zeker zeer onpaeda-
gogisch van die ouders, en ook onredelijk,
daar Minister Lieftinck niet anders doet dan
zijn plicht. Zijn taak is echter allesbehalve
aangenaam en niet velen zullen wensen in
zijn schoenen te staan.
Iets aardigs lazen wij in een der tijdschrifÂ
ten.
Een klein meisje wandelde met haar moeÂ
der langs een prachtig-getuigde paas-etalage
en haar oog werd bijzonder getrokken tot een
groot chocoladepaas-ei. „O moeder kijk toch
eens wat mooi", riep Lilo in verrukking.
„Wat zou ik dat graag willen hebben".
Moeder die maar met een half oor luisterde,
antwoordde: „Dat kost me teveel centjes,
kindje, vraag 't maar aan minister Lieftinck".
Thuisgekomen greep de kleine meid pen en
papier en schreef de minister een brief die zijÂ
zelf daarna naar de post bracht. Enige dagen
daarna stopte een deftige auto voor de deur.
Een heer steeg uit en overhandigde Lilo een
pakje, namens minister Lieftinck. Het was
een ambtenaar van het ministerie die haar
nevens 't pakje ook een briefje toereikte.
Uitbundig was Lilo's vreugde. Op 't briefje
stond : „Beste Lilo. Minister Lieftinck heeft
niet zo'n mooi paas-ei kunnen vinden als in
jouw etalage lag. Alleen dit kleinere paasei
hebben wij nog kunnen kopen, ajles was reeds
uitverkocht. Ik hoop maar dat je 't lekker op
zult eten".
Ook een Staatsman is een mens en bezit
een menselijk hart. Het harde oordeel over
Minister Lieftinck van velen die zich geduÂ
peerd voelen wegens de hoge belastingen,
moet deze staatsman wel zeer grieven. TenÂ
slotte is 't niet zijn schuld dat 't land zo diep
in financiële moeilijkheden zit.
Paradijs en Dancing.
Waar eens het aardse paradijs lag ergens in
Mesopotamië aan de Eufraat, vindt ge nu een
dansgelegenheid. Men leest op een groot bord
„Paradise of Adan — Dancing". Wel een
tragische tegenstelling met het lieflijk ParaÂ
dijs uit Genesis 2: 8—15! — de Hof van
Eden, door God Zelve de mens gegeven
en zeker niet tot een dansgelegenheid.
Een nieuw, geheim middel.
De „Science News Letter" weet te verÂ
tellen dat de New Yorkse geleerden een afÂ
doend middel hebben uitgevonden tegen de
bevolkings- aanwas der wereld, opdat de aarde
instaat gesteld worde, het aantal mensen te
kunnen dragen. Het blad meent dat het GouÂ
vernement spoedig tot „geboorte-controleÂ
ring" zal overgaan zelfs op grote schaal. De
„geheimmiddelen" op allerlei gebied verÂ
overen thans de godloze wereld.
De geleerden die zulke producten leveren
staan onmiskenbaar onder invloed van de
geesten der duisternis. Duizenden vrouwen,
óók christenvrouwen achten het doden van
het eerste leven in haar schoot, als een gewone,
algemene zaak. Het is echter een ten hemel
schreiende zonde, waarvan eenmaal rekenÂ
schap zal moeten worden gegeven.
Velen beweren : „Ach, daar is immers nog
geen leven in" — indien dat zo ware, zou 't
kind immers niet kunnen groeien ? De Bijbel
zegt: Ze hebben vele „vonden" (uitvluchten)
gezocht.
13
Een R.K. blad in Wenen had zijn lezers
verzocht om Protestantse Bijbels te verÂ
branden, omdat deze „het hart en de geest
vergiftigen".
De Lutherse Bisschop van Oostenrijk heeft
hierop een protest ingediend bij de redactie
van het blad in kwestie en bij de hoogste
R.K. autoriteiten van het land. Tot zijn volÂ
doening heeft de R.K. Kerk hem officieel
doen weten, dat zij dergelijke „ontsporingen"
veroordeelt en dat zij de verzekering geeft,
dat een dergelijke fout niet weer zal worden
gemaakt.
Geheimzinnige atoomfabrieken.
Het blad: „De Hervormde Kerk", deelt
mede dat in de-laboratoria en uranium-mijnen
in „Atoomland" (Amerika) milliarden uit de
schatkist worden besteed aan de vervaardiÂ
ging van wapens, met een adembenemende
mogelijkheid, wier uitwerking al veel krachÂ
tiger is dan die van de atoombom die een
einde maakte aan de oorlog met Japan. Het
geven van inlichtingen is op straffe des doods
verboden. De geheimzinnigste van alle nederÂ
zettingen is evenwel die bij Los Alamos, 35
mijl van Santa Fe in Nieuw Mexico. Wat hier
geschiedt is zo geheim, dat er zelfs moeilijk
een algemene beschrijving van te geven is.
Aan gene zijde van een diep ravijn, in de verÂ
boden „technische zone" wordt het verschrikÂ
kelijkste wapen van de wereld uitgedacht,
Mevrouw Hardy kon zich niet langer beÂ
heersen :
„O, Robert ! ik kan het niet dragen. Het is
heus maar een droom. Het kan niet waar zijn.
Je zult zo gauw niet van ons weggenomen
worden".
„Mary, ik wou, dat ik nog zeven jaar kon
leven, om mijn verzuim en zelfzucht jegens
jou ongedaan te maken. Ik weet echter te
goed, dat God mij slechts zeven dagen geÂ
schonken heeft. Ik moet er naar handelen.
God helpe mij!"
Toen stond hij op en zeide : Het eerste dat
ik nu doen zal, is een bezoek brengen aan die
arme Scoville. Ge moet niet op mij rekenen
met de koffie, ik zal 't vandaag, deze eerste
dag van de 7 erg druk hebben.
maar het is de 12.500 bewoners van Los
Alamos zelfs niet aan te zien.
Er was een tijd, kort na de oorlog, dat de
Amerikaanse atoom-deskundigen de laboraÂ
toria van de AEC bijna boycotten. Vervuld
van afgrijzen voor hun eigen lugubere succes
in Japan, wilden zij niet nog meer jaren van
hun leven geven, om zelfs in vredestijd nog
verschrikkelijker wapens uit te denken. Of om
te spreken in de woorden van Robert Oppen-
heimer, die gedurende de oorlog hoofd van
het laboratorium van Los Alamos was : „zij
hadden gezien wat zonde was !"
Dit is nu wel anders geworden
De zegen van de oorlog!!
„Gij zult mij misschien verwijten, dat ik
de oorlog niet genoemd heb als een factor, die
het mensdom op peil en op een krachtig peil
kan houden "
„De bacteriele oorlog biedt in dit opzicht
betere perspectieven "
„ Biologisch gesproken mag het
zelfs verheugend genoemd worden, dat in
Amsterdam het aantal doden door verkeersÂ
ongevallen sedert 1938 al weer nagenoeg
verdubbeld is".
Dit zijn enkele citaten uit een rede
van de Amsterdamse Hoogleraar
Dr. E. J. Slijper.
(Overgenomen uit De Wereldgids)
Meneer Hardy haastte zich nu naar de
arbeiderswoningen, waar Ward Scoville woonÂ
de, bij zichzelf het vast besluit nemende,
dat hij in het vervolg voor dit gezin zou
zorgen.
„Ik zal hem de woning, waarin hij woont,
schenken en het zo regelen, dat hij niet naar
het ziekenhuis behoeft te gaan noch zonder
verzorging blijft als zijn vrouw sterft. Dit zal
wel het beste voor hem zijn, arme stakkert !
Ik schaam mij, dat ik gisteren avond niet
naar hem ben gaan zien. Dan heeft hij nog
een zieke vrouw, die niet beter kan worden en
kleine kinderen".
Toen Hardy de woning bereikte, vond hij
een drom mensen voor de deur en moest hij
tot zijn grote schrik vernemen dat de man
£?e 2 e ven claaen van scoiett rfatettf
Een droom en de gevolgen er van
door
CHARLE S M. SHELDON.
Vervolg.
U
/
overleden was. Men bracht hem bij de dode en
diep berouw vervulde zijn hart.
„O, mijn God !" kreunde hij „leg de
de dood van deze man niet mij ten laste !"
Zelfs terwijl hij bad, kon hij zich niet los
maken van de gedachte : „Ik ben zijn moorÂ
denaar ! Ik gaf bevel om op Zondag te
werken; ik weigerde een week geleden om de
retorts te laten nazien, die onveilig geacht
werden, omdat het mij niet aanging. Ik dwong
deze man om op Zondag te werken door hem
te dreigen, dat hij zijn betrekking verliezen
zou, als hij weigerde. Ik dwong hem om op
Gods rustdag te arbeiden, ik, die een Christen
heet, een h'dmaat van de gemeente, een rijk
man, ik bracht deze mens in doodsgevaar op
een Zondag om meer geld te maken ten einde
mijn zelfzucht nog meer te bevredigen. Ik
ben de schuldige ! Deze man redde mij eens
het leyen en ik heb hem vermoord en geen
doodslager zal het koninkrijk Gods beërven".
De diep ongelukkige man bleef lang op de
knieën naast de dode.
Na het gebed opziende, zag hij de predikant
Dr. Jones naast hem staan. „Dominee" zeide
hij, „ik heb u iets te bekennen.
Het is misschien nu niet de tijd om het te
doen, maar dit wil ik u toch mededelen, dat ik
in de laatste vierentwintig uur in Gods tegenÂ
woordigheid geweest ben en voor het eerst
van mijn leven ben ik mij bewust, dat ik een
gruwelijk zelfzuchtig leven heb geleid. Ik heb
uw voorbidding en hulp nodig, want ik verÂ
lang de gemeente te dienen en mijn plicht te
doen, als nooit te voren. Ik heb u niet geÂ
steund, zoals ik behoorde te doen en bid u
deze week aan mij te denken als aan iemand,
die u, zoveel in mijn vermogen ligt, met alles
wil helpen. Wilt u mij vergeven, dat ik op uw
verzoek verleden week geen acht heb geslagen?
Ik zal Donderdag de meeting bijwonen en doen
wat ik kan".
In de ogen van de predikant welden tranen
op ; hij greep meneer Hardy's hand en zei op
eenvoudige wijze : „God zegene u, broeder !
Laat mij ook u op mijn beurt van dienst moÂ
gen zijn".
Na deze gedeeltelijke biecht gevoelde meÂ
neer Hardy zich een weinig verlicht en nam afÂ
scheid van dominee Jones, toen zij op de
hoek der straat kwamen, waar zijn kantoor
was. *
Daar aangekomen zijnde vernam hij van
Burns, de meesterknecht, dat de helft van de
arbeiders niet binnen gekomen was. Scoville's
dood had de mannen opstandig gemaakt
jegens Hardy.
Wordt vervolgd.
(Vervolg hoofdstuk VII)
door HAROLD HORTON
vertaald door Br. E. v. D. MOLEN
(A) Het Woord der Kennis kan machtig
helpen in krachtig gebed zowel voor Gods
dienstknechten in nood als voor mensen, die
geestelijke hulp nodig hebben.
Als het resultaat van een door^de Geest geÂ
geven visioen aan een zekere jonge vrouw, dat
met levendige bijzonderheden drie zendelinÂ
gen in gevaar liet zien en haar daaropvolgend
krachtig gebed in de Heilige Geest, werden de
drie zendelingen in kwestie, in een land, duiÂ
zenden mijlen ver weg, tot hun grote vreugde,
onmiddellijk verlost.
Van de heer W. Burton, van de EvangeliÂ
sche Congo Zending, wordt verhaald, dat hij
in een kring van wanhopige vrienden feitelijk
op sterven lag, toen hij plotseling, zonder dat
iemand er een menselijke reden voor kon ontÂ
dekken of zich voorstellen, uit een toestand
van gestorven zijn opstond in de volle kracht
van volmaakte gezondheid ! De reden kwam
pas maanden later aan het licht toen de heer
Burton met verlof naar Engeland terugkeerÂ
de. Een vergelijking van zijn dagboek met die
van een jonge vrouw in Preston openbaarde
dat op precies dezelfde dag en hetzelfde uur
dat de heer Burton als dood beschouwd werd,
de Geest het hele schouwspel door een openÂ
baring van Gods Kennis aan de zuster in
kwestie liet zien, die ogenblikkelijk overmand
door de kracht van de Geest, lange tijd in een
onbekende taal in gebed met God worstelde,
tot ze de geliefde zendeling in haar visioen
genezen zag opstaan !
De heer Stanley Frodsham, onze geachte
broeder en Pinkster voorganger in Amerika,
vertelt in een levensbeschrijving van wijlen
zijn vrouw Alice, hoe zij een jonge, gelovige
vriend had, die gered was uit een zondig huis,
en die nu en dan een beangstigende neiging
tot het oude. leven van de wereld aan de dag
15
legde. Op een dag gaf de Geest Mevr. Frods-
ham in een Woord van Kennis een openbaring
van het gevaar van de jongeman. Ze zag hem
op weg naar de plaatsen, die hij vroeger beÂ
zocht. Ze zag hem blijven staan, tegengehouÂ
den door de Geest. Ze zag hem zich voegen bij
een openlucht-samenkomst. Ze bad voor hem
totdat ze de Geest zag zegevieren, toen Hij de
jongeman van het slechte pad terugriep. Met
welk een verbazing luisterde hij naar het omÂ
standige verhaal van zijn belevenissen op die
dag van de lippen van zijn vriendin, toen hij
haar 's avonds zag.
(B) Om verloren personen of bezittingen
terug te krijgen. Evenals in het boven verÂ
haalde geval van de jonge Saul, kan God
ook vandaag Zijn volk helpen door Zijn
hemels zoeklicht te richten op dingen en
mensen, die buiten het bereik van ons gezicht
of kennis geraakt zijn. Zoals de jonge man,
die zijn vulpen, waar hij erg aan gehecht was,
verloor, en hem terugvond precies op de plek
onder een eikeboom, juist op een terrein, dat
de Here zijn vader onder het bidden in een
visioen liet zien.
En als er onder de lezers mochten zijn, die
uitroepen : „Wat een onbeduidende toepasÂ
sing, om die toe te schrijven aan de grote
Gaven Gods", laten ze dan een ogenblik
wachten en zich afvragen of een wonder ooit
onbeduidend .kan zijn, of dat anderzijds het
meest „onbeduidende" vertoon van Gods
bovennatuurlijke krachten ooit minder dan
een wonder kan zijn. Er zouden er ongeÂ
twijfeld zijn, die, indien ze Elia gezien hadden
(als ze hem hadden kunnen zien) terwijl hij
zijn morgeneten nuttigde bij de beek Krith,
uitgeroepen zouden hebben : „Per slot van
rekening alleen maar brood !" Maar laten we
in gedachten houden dat elk snaveltje vol van
dat gewone brood de onbegrijpelijke almacht
vereist van onze wonderenwerkende God !
(C) Om de oorzaken van ziekte of bezeten,
heid te onthullen. Het treffende geval van
een jongen die, in vlagen van bezetenheid,
geluiden uitstootte als het snateren van ganÂ
zen. De boze geest kon niet uitgedreven worÂ
den, totdat een kennis in een visioen zag, dat
de oorzaak van de bezetenheid lag in de schrik,
die zijn moeder voor zijn geboorte had, toen
ze op zekere dag door een snaterende troep
ganzen werd aangevallen. Als gevolg van dit
kostelijke Woord van Kennis werd de jongen
bevrijd.
(D) Om feiten in het persoonlijk leven te
onthullen tot geestelijke verbetering of voorÂ
deel.
Dit is het verhaal, zoals die bewonderensÂ
waardige man Gods, F. B. Meyer het verÂ
telt :
„Ik herinner me, dat ik in de Free Assembly
Hall te Edinburgh sprak en toen ik daar
's avonds op het podium stond, merkte ik
een jongeman op, die naar de galerij ging, een
student, naar ik dacht. Hij zat ingespannen
naar me te kijken en te luisteren. Tijdens mijn
toespraak gebeurde het, dat ik zei — maar
waarom ik het zei, weet ik beslist niet —:
„Er is hier een man, die zijn patroon £ 3.18s.
schuldig is en als dat niet terugbetaald wordt
zal hij nooit vrede krijgen met God". Op de
grote trap zei Prof. Simpson, bij wie ik logeerÂ
de, tot mijn grote verbazing tegen deze jongeÂ
man : „Wilt U morgen met de heer Meyer de
lunch gebruiken ?" Hij zei: „Heel graag".
We zaten samen aan de lunch-tafel en
spraken over onverschillige zaken. Hij zei
tegen mij : „Gaat u vanmiddag weer naar
de Assembly Hall ?" Ik zei: „Zeker". Hij
zei: „Mag ik met u meelopen ?" en zodra
ik buitengekomen was, nam hij mijn arm
krampachtig in de zijne en zei: „Ü kent
me !" „Nee", zei ik, „ik heb u nooit eerder
gezien dan gisteravond, toen u naar de galerij
ging". „Het merkwaardige is", zei hij, „dat
ik drie jaar geleden precies £ 3.18s. van mijn
patroon genomen heb. Ik ben een Christen ;
het is sinds die tijd steeds op mijn hart geÂ
weest, maar ik wilde geen figuur slaan met
het terug te geven. Maar hier is een brief voor
hen en Ü zult zien, dat er een cheque in zit
voor het juiste bedrag". Ik las de brief, deed
de cheque er weer in, postte hem en toen de
brief in de brievenbus gleed, verhief zijn ziel
zich tot een echte honderdste psalm van
dankzegging.
De ruimte laat niet toe verdere voorbeelden
te geven van de toepassingen heden ten dage
van deze machtige Gave. Elke dienst, die deze
Gave in de Bijbelse Geschiedenis heeft geÂ
daan zal het, rekening houdend met het verÂ
schil in moderne omstandigheden, heden ten
dage even zo doen.
Als we overgaan tot de beschouwing van
de zustergave van het Woord der Wijsheid,
mogen we, als richtlijn voor de herkenning
van het werk van deze Gave zeggen dat de
openbaring, die het Woord der kennis brengt,
nooit een toekomst is. Afstand maakt geen
verschil uit voor de werking er van. Leeftijd,
opvoeding, nationaliteit maken geen verschil
uit voor het ontvangen er van. Door de
tussenkomst van deze Gave is het ganse geÂ
bied van feiten ter beschikking van de geÂ
lovige, naar de wil des Geestes. Door de welÂ
dadige tussenkomst van deze Gave kan de
Gemeente gereinigd, de bedroefden getroost,
de heiligen verblijd, verloren geraakte bezitÂ
tingen hervonden, de vijand verslagen en de
Here Jezus in alles verheerlijkt worden.
](> I
lilt ket volle Jleven
De witte Roos.
De ervaring van een evangelist in Londen.
De zomerzon verlichtte met haar laatste
stralen de rivier de Theems, toen ik langs
haar oever wandelde op weg naar de samenÂ
komst. Een ogenblik stond ik stil en turend
in het water, dacht ik er aan hoeveel eeuwen
achtereen de golven dezer rivier de oevers
hadden bespoeld, en van hoeveel drama's zij
getuigen waren geweest. Het waren zonderÂ
linge gedachten die op dat uur daar in mijn
hart oprezen.
Ik peinsde over de duizenden die deze riÂ
vier hadden bevaren in de loop der tijden.
Hoe weinigen van hen kenden het kruis van
Christus ? Wie kan zeggen hoe groot het
aantal is van de ongelukkigen die de dood
zochten in de golven welken nu rustig voortÂ
kabbelden ?
Juist wilde ik verder gaan toen mijn oog
viel op een jonge vrouw, die opstond van de
bank waarop zij gezeten was en haastig naar
de rivier-oever liep, met een vastberaden trek
op 't gelaat. Ik trad haar snel in de weg en
vroeg : „Pardon — waar wilt ge heen gaan ?"
Zij stond plotseling stil, en zag mij aan met
een wilde uitdrukking in haar ogen. Het
scheen dat zij mij wilde ontvluchten. Ze was
netjes gekleed en 't diepe zwart van haar
japon deed de bleke kleur van haar schoon
gelaat des te meer uitkomen.
„Vergeef mij juffrouw," begon ik — „maar
ik ben een evangelist. Misschien kan ik u
met iets helpen ? Ge zijt zenuwachtig en angÂ
stig en naar 't schijnt bedroefd. Wilt ge niet
meegaan naar de samenkomst ? Er is Eén
Die u kan troosten."
Haar gezicht vertrok in felle haat. „GodsÂ
dienst ? Ik heb geen godsdienst nodig, laat
mij alleen." Ze beefde over 't gehele lichaam
van nervositeit.
Opeens herinnerde ik mij, dat het dochterÂ
tje van een vriend, die ik zo juist bezocht
had, mij een witte roos op de revers van mijn
jas had gespeld. Door een impuls gedreven,
nam ik de mooie geurige bloem en bood
haar die aan. „Wilt u deze roos van mij aanÂ
nemen," vroeg ik vriendelijk — „zij is een
symbool van de reine liefde van onze SchepÂ
per, Die een Vader wil zijn ook voor u."
Tweestrijd tekende zich af op haar gelaat.
De woeste blik in haar ogen verzachtte zich
en zij scheen opkomende tranen terug te
dringen. Plotseling met een enkele beweging
griste zij mij de roos uit de hand, zonder iets
te zeggen, en ijlde weg, een donkere straat in.
Geheel perplex en tevens ontroerd verÂ
volgde ik mijn weg naar de samenkomst,
waar ik mijn gehoor vertelde van de ontmoeÂ
ting met de jonge, beklagenswaardige vrouw
die hoogst waarschijnlijk een eind aan haar
leven had willen maken. Met diepe ernst
bad ik voor deze wanhopige ziel en vroeg de
Heiland haar rust en vrede te schenken.
Na mij sprak een andere evangelist, en
toen ik mij van het spreekgestoelte in de zaal
begaf, bemerkte ik eensklaps tot mijn grote
vreugde, de donkere figuur van het meisje,
met de roos in haar ceintuur, geheel achteraf
in een zijbank.
Zij scheen zeer bewogen en wiste zich
de tranen uit de ogen. Ik deed alsof ik haar
niet herkende en zette mij neer. De samenÂ
komst was die avond zeer gezegend. De
kracht des Geestes was merkbaar en velen
kwamen naar voren om een getuigenis af
te leggen:
Tot mijn grote verrassing en tevens met beÂ
zorgdheid, zag ik de jonge vrouw opstaan
en zich aarzelend naar het podium begeven.
De mensen hielden de adem in toen het
vreemde meisje op zachte toon begon te
spreken. Ze zagen allen hoe jong ze nog was.
„Drie jaar geleden," sprak zij toonloos,
„verliet ik mijn moeders huis op 't land,
om werk te gaan zoeken in de stad. Bij mijn
eigenwillig vertrek, sloot mijn lieve moeder
mij in de armen en gaf mij een witte roos."
„Lieveling," zeide zij met tranen, „neem deze
roos mede als een symbool van reinheid.
O, mocht je hart en leven even vlekkeloos
blijven als deze bloem."
Ik beloofde haar alles wat zij mij vroeg,
ook wilde ik op haar verzoek, geregeld de
kerkdiensten bijwonen. In de stad vond ik
spoedig werk, maar naar de kerk keek ik
niet om. Eerst toen er een christelijke jongeÂ
man in mijn leven kwam, ging ik met hem
mede naar de godsdienstoefening. Ik kreeg
deze man zeer lief en vertrouwde hem volÂ
komen. Daar hij werkeloos was arbeidde ik
voor twee, maar wegens mijn geringe verdienÂ
ste konden wij niet trouwen. Hij kwam echter
bij mij inwonen ; met vrome en lieve praatjes
nam hij al mijn gewetensbezwaren weg.
„Er staat toch niet in de Bijbel dat we voor
de wet moeten huwen," lachte hij. „We zijn
immers voor God getrouwd." Kort daarop
werd ik tot mijn ontsteltenis ontslagen, daar
mijn chef van mijn ongeoorloofde verhouding
tot die jongeman vernomen had. Hij wilde
mij niet langer in dienst hebben.
Toen braken moeilijke tijden voor mij aan.
Mijn man kon of wilde geen werk vinden
en ik begon te naaien voor de mensen. Nog
steeds had ik hem zeer lief met mijn ganse
hart en sloofde mij voor hem uit dag aan dag.
17
Op zeker tijdstip ontving ik een brief uit
Amerika. Het was een boze brief, overvloeiÂ
end van verwijten — hij was geschreven door
— de wettige vrouw van mijn man. Hij had
haar en haar kind onverzorgd achtergelaten.
Men kan zich voorstellen wat er na lezing
van dat epistel in mij omging. Razernij en
de diepste smart wisselden zich in mijn binÂ
nenste af. Het eerste wat mij trof was het
feit dat ik, die toch als een fatsoenlijk meisje
moeders huis had verlaten, mij verbonden
had aan een getrouwde man.
Hevige tonelen speelden zich tussen ons
af — verwijtingen over en weer — de teleurÂ
stelling in deze vrome man die de Bijbel
haast uit 't hoofd kende en zijn mond steeds
vol had van God, maakte mij schier krankÂ
zinnig en totaal afkerig van de godsdienst.
Op een avond na een hevige ruzie, waarbij
hij grove woorden en vloeken uitte, verliet
hij de woning. Hard sloeg hij de deur achter
zich dicht en nooit heb ik meer iets van hem
gehoord.
Ik werd ziek en verloor daarmede «nijn
klanten. Tenslotte kon ik de huur niet meer
betalen en ging de straat op. Ik viel van
kwaad tot erger en zo deze heer — zij wees
op mij—'t mij niet had belet, had ik de sprong
in de Theems gewaagd om uit mijn lijden
te geraken. Hij sprak vriendelijk met mij en
gaf mij een witte roos in de hand. Toen, als
een film trok het leven dat ik geleid had aan
mijn oog voorbij.
Ik hoorde nog mijn lieve moeder zeggen :
Gaarne wil ik tot eer van Hem, Die redt uit
alle nood, het volgende in „Gouden Schooven"
getuigen uit mijn krijgsgevangenschap. Ik
was door de Japanners geïnterneerd op
Ambon, de tweede hel, op Birma na, van
alle interneringskampen. Wij moesten een
vliegveld bouwen op Haruku, een klein rotsÂ
achtig eiland en velen van ons konden niet
verder van vermoeienis en honger. Met een
nog zeer jonge man — zijn naam was RoÂ
land als ik mij wel herinner, sprak ik nu en
dan over geestelijke dingen en eens terwijl wij
juist in gesprek waren, zag ik tot mijn grote
„Ellen, kind blijf rein en onbevlekt als de
witte roos die ik je meegeef op je reis." Mijn
hart brak van verdriet, berouw en schaamte.
Deze avond hoorde ik voor 't eerst na lange
tijd weer de boodschap van Gods hef d e en nu
sta ik hier voor u allen, en vraag u : „Is daar
nog genade om mijn grote zonden uit te wisÂ
sen ?" Zij brak uit in luid geween. Bevend
en snikkend stond zij daar en hief de handen
smekend omhoog.
De diep getroffen gemeente boog terstond
de knieën voor haar, en tot laat in de avond
spraken wij, mijn collega en ik, met de ongeÂ
lukkige jonge vrouw van de hef d e van Eén
Die de diepstgezonken zondaar vergiffenis
wil schenken, op 't berouwvol gebed.
Een van de gemeenteleden, een vriendeÂ
lijke oude vrouw, nam haar tot zich, en Ellen
kwam daar in dat kleine vredige huisje geÂ
heel tot rust. Zij legde haar leven aan 's HeÂ
ren voeten en keerde korten tijd daarna als
een nieuwgeboren schepsel terug tot haar
moeder. De gedroogde bladeren van de witte
roos bewaarde zij tot aan haar dood toe in
de Bijbel die wij haar hadden medegegeven.
Vrij vertaald uit de „Gospel Herald."
N.B. Daar „Gouden Schooven als evangellsa-
tieblad, ten doel heeft, niet alleen gelovigen,
maar ook buitenkerkelijken te bereiken, hopen
wij maandelijks een schetsje te plaatsen getiÂ
teld: „Uit het volle leven", opdat ook tij iets
mogen verstaan van de liefde Gods die zich
juist in de kleine dingen van het dagelijks
bestaan, zo heerlijk openbaart. Red. G.S.
schrik 9 bommenwerpers uit de wolken neerÂ
dalen, recht boven ons kamp. Ik maakte daÂ
delijk alarm en schreeuwde : „Amerikanen".
Allen vlogen rechts en links of zochten dekÂ
king in de rotsspelonken. Ik wachtte een
ogenblik en zag dat 5 vliegtuigen doorvlogen
om de naastbijzijnde kampoeng te bombarÂ
deren. Vier kwamen echter op ons af. Ik
wierp mij plat op de grond, terwijl de bomÂ
menwerpers hun last op ons uitwierpen. God
spaarde mijn leven, maar nadat ik weer over-
vele mannen terugkeren, doch mijn vader,
mijn man en broertje waren er niet bij. Ten
18
eind was gekrabbeld, zag ik een tweede groep
vliegtuigen naderen. Ik vluchtte 't bos in,
maar te laat. Ik zag onder hels lawaai, een
groot donker gevaarte boven mij neerdalen
en ik schreeuwde : ,,0 Here Jezus, Zoon van
God wees mij genadig; in Uwe handen beveel
ik mijn geest".
Wat er toen gebeurde is zo wonderbaar dat
't met geen pen is te beschrijven. Een gedreun,
als 't ontploffen van een groot kruitmagazijn,
stofwolken en daarna dodelijke stilte. Slechts
vanuit de verte 't ronken van vertrekkende
vliegtuigen.
Toen ik eindelijk opstond bespeurde ik
geen letsel, zelfs geen schram aan mijn liÂ
chaam. Links van mij lagen vele doden :
Engelsen, Japanners, Ambonezen, letterlijk
in flarden gescheurd — rechts : meer dan
300 dode Alfoeren. Het was een luguber geÂ
zicht. Als ik aan die dag terugdenk verÂ
wonder ik mij steeds weer, dat de Heer, mij
arme zondaar van de dood heeft gered. Van
ganser harte wil ik Hem dienen Die mij zo
grote genade heeft bewezen en mijn leven
Hem toewijden. Glorie voor Jezus. Hij redt
uit, in de ure der benauwdheid.
Sorong. Nieuw Guinea.
Uw Broeder in Christus.
D . QUILLETTES.
zag hij weer 't kruis, doch veel groter, en hij
zeide tot de aanwezigen : Zien jullie dan niet
dat iemand mij wenkt ? Olga begreep dat
zijn ure gekomen was. „Treed dan binnen
vadertje, laat maar alles los", zeide zij.
Hij lispelde nog : „Deary" en strekte de
handen uit alsof hij mij zocht. Daarna, onder
't gebed van de meisjes sliep hij geheel rustig
in. Hij was bij de Heer.
Een helder, goudgeel licht vervulde de
kamer en de beide verpleegsters en ook Olga
voelden zich als 't ware overgeplaatst in een
hemelse sfeer. Mijn dochter zeide later tot
mij : Het was alsof ik een engelenkoor hoorde
ruisen — voor 't eerst voelde ik de heilige
aanwezigheid van Gods Geest. O, hoe gaarne
had ik afscheid van hem genomen, maar de
Heer heeft 't anders geleid. Hij was zo mooi
op zijn doodsbed — bestraald door dat wonÂ
derbare licht. Wat kon hij steeds innig bidden
en nu is hij tot Zijn hemelse Vader gegaan.
Br. Groeneveld heeft treffend op de beÂ
grafenis gesproken — velen waren daardoor
getroffen. Ik dank al de lieve brs. en zrs. van
de gemeente die zoxinet ons meeleefden en
voelden. Mijn lieve man is bij Jezus, en — er
is straks een wederzien. Prijst den Heer.
Uw zuster in Hem
C. HARTMAN.
Zr. Hartman te Surabaia schreef ons over
't zalig heengaan van haar echtgenoot, Br. G.
Hartman. Zij schreef o.a. het volgende :
11 Mei j.l. is mijn lieve man ontslapen. Ik
was juist in Australië om mijn kinderen op te
zoeken toen zijn toestand plotseling verergerÂ
de '— ik had hem in tamelijke welstand verÂ
laten, ofschoon ik met zorg op reis ging. De
dokter had mij echter gerustgesteld: Zijn
toestand kan nog maanden zo voortduren.
Daarom was ik maar gegaan. Ja, alles ligt in
Gods hand. Na mijn vertrek begon hij zich
minder goed te voelen. Op een dag zei hij tot
mijn dochter Olga : Als moeder de 10de niet
terug is komt zij te laat. Prompt daarop kreeg
hij benauwdheden en zei telkens : Mammy
komt te laat. Plotseling hief hij zijn ogen op
en zag een blinkend kruis. Mijn dochter sprak:
Dat is Christus' kruis, Hij heeft 't voor ons
volbracht. Zij seinde naar Singapore waar ik
bij mijn andere dochter logeerde. De twee
telegrammen bereikten mij te laat — ik kon
geen vliegtuig meer krijgen en stapte de volÂ
gende dag op de boot. Ik zou dan te Djakarta
per G.I.A. verder gaan, maar voor mijn aanÂ
komst te Djakarta was vader reeds heengeÂ
gaan. Ik hoorde pas te Surabaia dat hij bij
de Heer was. Mijn dochter was geen minuut
van zijn sterfbed geweken. Zondagmorgen
Gaarne wil ik een getuigenis afleggen in
G. Sch. en daarbij de Heer danken die mij uit
de duisternis voerde tot 't licht. Wij moeten
in gedachten even teruggaan naar 't jaar
1942. Wij woonden toen te Pamekasan
(Madura). Op 24 Dec. van dat jaar werd ons
huis omsingeld en wij moesten 't aanzien dat
onze oude vader van 65 jaar werd meegevoerd
door de Japanners. Wij waren in diepe droefÂ
heid, maar ik was helaas ook opstandig. Alleen
mijn man knielde neer en smeekte de Heer om
uitkomst. Hij was 't ook die mij trachtte op
te beuren met de woorden : „Je moet geen
hulp zoeken bij de mensen die je toch niet
kunnen helpen. Slechts Eén is machtig ons te
redden".
Het gebeurde echter dat op 19 Juli ook
mijn man, mijn broertje en nog 65 andere
Europeanen werden weggehaald. Ik was geÂ
heel radeloos, daar ik niet wist waar ze opgeÂ
sloten waren. Met mijn baby van 9 mnd. door
zocht ik de hele stad, doch ik vond ze niet.
Eindelijk kwam er een briefkaart van mijn
man dat hij nog in leven was maar later hoorÂ
de ik dat de mannen waren weggevoerd.
Mijn hart was en bleef opstandig. Nergens
vond ik troost. Dat duurde zo tot 1945, toen
de vrede was getekend. Dag aan dag was ik
bij 't Rode Kruis te vinden en telkens zag ik
19
slotte ontving ik tot mijn ontzetting het beÂ
richt van het O.D.O. dat ze allen te Bodjone-
goro onthoofd waren.
O, dat was een vreselijke tijd die ik daarna
doormaakte. Ik werd ziek van verdriet en
mijn hart bleef verbitterd en opstandig tegen
God hoewel velen mij trachten te troosten. Ik
liep naar bioscopen en dancings om vergetelÂ
heid te zoeken in mijn ellende, maar de zenuÂ
wen werden mij de baas. Geen dokter kon mij
genezen.
Br. Sw. kwam mij geregeld opzoeken, maar
ik verhardde mijn hart. Toen werd ik bezocht
door Br. Gr. die mij een tractaatje gaf : „Wat
is bekering ?" of „Wat moet ik doen om zalig
te worden?" Dit sprak tot mijn hart en eindeÂ
lijk vond ik rust en vrede bij Hem, Die 't
eeuwige licht is. Ik gaf mijn leven over aan de
besturing Gods en leerde berusten.
Ik zag dat al onze moeiten en teleurstelÂ
lingen nauwkeurig zijn afgemeten. WonderÂ
baar openbaart de Heer Zich aan Zijn lijdend
kind wanneer het zich buigt en verootmoe-
BRIEVEN UIT NIEUW GUINEA
door Zr. M. A. ALT.
Vervolg.
Juli 1952. Manokwari.
In de vroege morgen zit ik hier aan mijn
schrijftafel voor 't geopende raam dat uitziet
op 't bos aan de overzijde. Het heeft vannacht
weer flink geregend, en de beparelde bloemen
en bomen schitteren in de zon. Onder 't
schrijven luister ik naar 't vrolijk gezang der
vogels in de toppen der bomen. Hoe vredig
en landelijk is onze omgeving — zo enorm
verschillend van 't drukke stadsleven te
Surabaia, dat wij sedert ruim een jaar achter
de rug hebben. Nu en dan trekken groepen
Papoea's voorbij, op weg naar 't gebergte. Ze
knikken ons vriendelijk toe met een: Tabê
mama.
Aan hun lendengordels en op de rug dragen
zij grote hoeveelheden lege blikjes en andere
rommel, en verder allerlei schatten die ze voor
hun vertrek in de stad gekocht hebben. Het
is een reizend en trekkend volkje.
Wanneer ze op hun eiland of in de kam-
poengs geen eten meer hebben komen ze per
prauw naar Manokwari, werken een poosje bij
de kolonisten en keren dan weer rijk beladen
terug, gekleed met nieuwe, helder-rode lenÂ
dengordels. De meesten hebben hun vrouwen
achtergelaten in de bergen, maar sommigen
brengen ze mee om voor 't eten te zorgen. De
vrouwen werken ook in de tuinen en vaak
digt aan Zijn voeten. Dan gaat 't schone
woord in vervulling: „Hij doet smart aan,
maar Zijn handen helen". Onze Meester kenÂ
de verlatenheid in de Hof van Gethsemané
en voelt geheel met ons mee.
Ik dank ook de Brs. Sw. en Stef. die voor
het herstel van mijn gezondheid gebeden
hebben en bovenal Hem, onze Heer Die mij
lichamelijk en geestelijk genas door mijn ziel
weer in evenwicht te brengen. Iedere zonde
van het verleden, is uitgedelgd door 't Bloed
des Lams (1 Joh. 1: 9). Halleluja!
Surabaia, Mei 1952.
Uw Zr. in Hem
J. A. v.d. Heyden —Brouwer.
p.s. Een ieder die in ons blad wil getuigen
tot eer en verheerlijking van 's Heren Naam,
zende zijn getuigenis in, aan 't adres van de
redactie.
Zr. M. A. ALT.
Manokwari, Nieuw Guinea.
harder dan de mannen.
De vrouwen zijn over 't algemeen dom, en
dragen met grote zorg haar biggetje in een
lap of slendang tegen de borst gedrukt. Soms
ziet men ze lopen met een varkentje achter
zich, zoals wij met onze hond uit wandelen
gaan.
In de bossen rondom onze woning huizen
veel wilde zwijnen, soms ook de nakomelinÂ
gen van tamme varkens, indertijd gefokt door
hier wonende Chinezen, die allen door de
Japanners zijn vermoord. Als ik 't wel heb
wonen er in de stad nog slechts drie of vier
Chinese families die ieder een welbeklante toko
houden. De Jappen moeten hier vreselijk
huisgehouden hebben.
Mevrouw B. die ik vroeger te Temanggung
gekend heb en die vele jaren hier gewoond
heeft, is door onthoofding aan haar einde geÂ
komen, naar men zegt. Een troost in 't, dat
zij in de Heer geloofde, zoals allen weten die
haar gekend hebben.
Nu is alles hier zo rustig en vredig, dat
men alleen door de verwoeste tanks en kapotÂ
te auto's die men soms in de bossen kan aanÂ
treffen, herinnert wordt aan de strijd die hier
gevoerd is geworden. Men vertelt er ons de
meest tragische gebeurtenissen van. DageÂ
lijks bidden wij dat de Heer ons in de toeÂ
komst voor dergelijke gruwelen bewaren mag.
We hebben reeds een aardig schooltje waar
plaats is voor ± 40 kinderen. Er kwamen onÂ
geveer 20 leerlingen. Zij zingen enthousiast
onze koren, in 't bijzonder:
20
Saja ikoet Jezus,
Oentoek slamanja.
(Ik volg de Heiland voor altijd.)
Zolang ze met hun ouders hier in. de
buurt woonden, kwamen ze geregeld iedere
avond na hun werk naar school. Het is
grappig dat groot noch klein de letter „1"
kan uitspreken. Voor djalan (reis), o.a.
zeggen ze „djaran". Het is wel jammer
dat deze groepen af en toe voor onbeÂ
paalde tijd voor „herendiensten" naar hun
geboorteplaats moeten terugkeren. Prauwen
vol Papoea's zien wij dan uitvaren in de
baai. Het is een schilderachtig gezicht. Ook
8 van onze pas gedoopte broeders moesten
terug naar 't eiland Waprak (3 dagen varens
van hier —) de anderen naar Wandamen —
Wasyor en Ransiki — dat is een reis van 7
dagen ongeveer per prauw. Het afscheid
was waarlijk ontroerend. Velen hadden traÂ
nen in de ogen. Wij achterblijvenden, deden
hen uitgeleide tot aan 't strand en zongen
hen toe het bekende koor :
Slamet djalan soedara
Kami harep satoe kali bertemoe
Dalam roemah Bapakoe.
(Goede reis, broeders
Wij hopen u eenmaal terug te zien
In 't huis van onze Vader).
Och, wat waren ze onder de indruk. Slechts
node namen zij afscheid in 't bijzonder van
onze Zr. Nellie Sahertian die zich veel moeite
voor hen heeft gegeven. Van het hier verdienÂ
de geld kochten allen die lezen kunnen een
Maleise Bijbel. In hun eigen taal schijnen
nog geen Bijbels te krijgen te zijn. Ook namen
ze getypte liederen en koren mee.
Ze willen die aan de kinderen ginds leren
en beloofden ons de mensen aldaar, van
Mansren (Jezus) te vertellen. Ook plaatjes,
ons door vrienden toegezonden gingen mee
in de prauw. God zegene de boodschap des
Evangelies die zij verlangend zijn te brengen
aan hun stamgenoten ver weg.
Tot onze grote blijdschap konden wij één
van onze jongelieden, genaamd Jonas met
een aanstellings-bewijs van de PinksterzenÂ
ding, tot Hulp-goeroe te Waprak meezenden.
Jonas is oprecht bekeerd en kan goed lezen
en schrijven. Hij is onlangs hier gedoopt.
Hij behoeft geen salaris, daar hij zelf een
tuin bezit op zijn eiland, en vast overtuigd
is, dat de kampoengbewoners hem zullen
onderhouden, indien dat noodzakelijk blijkt.
Onze gebeden, en ik hoop ook die van onze
lezers vergezellen onze broeders op hun weg.
Zij verzochten mij, hun stamhoofd later een
brief te schrijven, opdat zij konden terugkeÂ
ren om ons te helpen bij 't bouwen van onze
kerk.
Met groot verlangen en dagelijks gebed,
zien wij uit naar 't tijdstip waarop we met
de bouw kunnen aanvangen. Voor gemengde
diensten is er geen plaats — de Europeanen
komen ook meer en meer van de stad hierÂ
heen, zodat zondags ons huis tot aan de
achterwand bezet is. God geeft ons gezegende
meetings ; onze medewerkers en zangkoorleÂ
den brengen vierstemmige liederen ten gehore
door onze zuster Rosa Dekkers getypt, en
de gemeente zingt uit Glorieklokken. We
bezitten echter nog slechts 2 deeltjes voor
ieder.
Voor onze „toekomstkerk" hebben wij
reeds met grote dankbaarheid aan de Heer
en de vriendelijke gevers, het volgende ontÂ
vangen :
Fam. M. te Hollandia f 30.—
Br.P. „ , , 4.—
Br. X. te Manokwari „ 100.—
Gemeenten in Holland (incluÂ
sief de abonnementen van G.
Schooven zie vorig nummer) ... . „ 500.—
f 634.—
Onze kerk-in-huis is zondags zo vol
dat Zr. Sahertian met de Irianen voor 't
begin-uur van de Hollandse dienst, afzonÂ
derlijk samenkomst moet houden. Bij 't
gezamenlijk gebruik van 't Heilig AvondÂ
maal (Irianen en Hollanders) zit alles saamÂ
gedrongen — de achterhoede op kisten en
andere bijzondere zitplaatsen. Maar 's Heren
zegen is zo groot dat ieder tevreden is.
Zo neemt de arbeid onder Gods zegen in
bloei toe, dank zij ook uwe gebeden. Gedenkt
ons Broeders en Zusters. De velden zijn wit
om te oogsten. Halleluja. Glorie voor Jezus !
Wordt vervolgd.
DANKBETUIGING.
Via de Ndl. Handelsbank werd ons door
Br. P. Klaver — Woestduinstraat 114 II
Amsterdam, de som van f. 490,95 (f. 500.—)
toegezonden. Wij zijn alle lieve gevers en
geefsters zeer dankbaar. Het werk alhier
bloeit onder Gods genade en we hopen dat
de Heer ons spoedig een kerk zal geven.
Van 't geld dat de brs. en zrs. ons toezonÂ
den, hebben wij reeds een aardig schoolge-
bouwtje kunnen oprichten. God zegene alle
lieve vrienden in Indonesië en Nederland
die onze arbeid alhier op zo'n moeilijk
terrein, gedenken met gaven en gebed.
Uwe Zuster in Hem.
M. A. ALT.
21
kindevculttiek
JESSICA'S EERSTE GEBED
door HESBA STRETTON.
HOOFDSTUK IV.
Het eerste gebed.
Toen de dienst geëindigd was, ging de domiÂ
nee van de preekstoel af, juist toen Daniël
op het punt stond Jessica weg te sturen.
Maar de predikant nam haar bij de hand en
voor de ogen van de gehele gemeente leidde
hij haar in de consistorie-kamer, waar Jeanne
en Winnie hem spoedig volgden. Hij was verÂ
moeid van zijn werk, en zijn bleek gezicht
was bleker dan anders toen hij Jessica voor
zijn stoel een plaatsje gaf. Hij leunde met het
hoofd op de hand en zei zacht : „Here, deze
zijn de lammeren van Uw kudde. Help mij
Uwe lammeren te weiden 1"
„Kinderen," zei hij met een glimlach op
zijn vermoeid gelaat, „het is niet gemakkelijk
om God te kennen. Maar dit éne weten wij,
dat Hij onze Vader is ; — mijn Vader en jouw
Vader, Jessica. Hij heeft je lief en zorgt voor
je, meer dan ik voor mijn meisjes."
Hij glimlachte tegen haar, zo vreemd, dat
Jessica er een beetje bedroefd van werd.
Zij beefde een weinig, en de dominee hoorde
het geluid van een zucht.
„Ik heb mijn vader nooit gekend," zei zij
treurig.
„God is jouw Vader," antwoordde hij zeer
zacht. „Hij weet alles, wat jou betreft, omdat
Hij overal tegenwoordig is. Wij kunnen Hem
niet zien, maar wij hebben slechts te spreken,
en Hij hoort ons; en wij mogen Hem alles
vragen, wat wij nodig hebben."
„Wil Hij hebben, dat ik tot Hem spreek,
net als deze mooie kinderen, die schoon zijn
en mooie kleren hebben ?" vroeg Jessica,
angstig naar haar bemodderde voeten en haar
vuile, gescheurde jurk ziende.
„Ja," zei de dominee glimlachend „jij
mag Hem op dit ogenblik vragen, wat je
nodig hebt".
Jessica keek in de kamer rond met grote,
geopende ogen, als trachtte zij God te zien;
toen sloot zij haar ogen stijf dicht, en boog
haar hoofd over haar hand, zoals zij de
dominee had zien doen, en zij zei: „O God,
ik wou U graag kennen. En wilt U, asjeblieft,
meneer Daniël betalen voor al de warme
koffie, die hij mij gegeven heeft ?"
Jeanne en Winnie luisterden met onuitÂ
sprekelijke verbazing, maar de tranen stonÂ
den de dominee in de ogen, en hij zei „Amen"
op het eerste gebed van Jessica.
Moeilijke vragen.
Daniël had geen gelegenheid om met JesÂ
sica te spreken. Want nadat hij gewacht had,
tot de dominee de kamer had verlaten, beÂ
merkte hij, dat zij door de zijdeur was heenÂ
gegaan. Hij moest dus tot Woensdagmorgen
wachten. En hij was blij, toen hij haar zag
verschijnen. Maar hij bleef strak kijken.
Want hij had besloten haar te verbieden
terug te komen, en haar met de politie te
dreigen, als hij haar ooit weer in de kerk
betrapte. Daar zou hij in het vervolg heel
scherp toezien. Maar vóór hij kon spreken
was Jessica onder het stalletje doorgekropen
en had haar oude plaatsje op de omgekeerde
mand ingenomen.
„Mijnheer Daniël," vroeg zij, „heeft God
u al voor mijn slokjes koffie betaald ?"
„Mij betaald ?" herhaalde hij. „God ?
Neen."
„Wel, dan zal Hij het doen," antwoordde
zij, veelbetekenend met het hoofd knikkend.
„Wees niet bang voor uw geld, meneer Daniël,
ik heb het Hem dikwijls gevraagd en de domiÂ
nee zegt, dat Hij het zeker doen zal."
„Jes," zei Daniël streng, „heb je de domiÂ
nee, van mijn koffiestalletje verteld?".
„Neen," antwoordde zij met een heldere
glimlach, „maar ik heb het God wel honderd
maal sedert Zondag gezegd, en Hij zal u zeÂ
ker binnen een dag of twee betalen."
„Jes," vervolgde Daniël nu wat vriendeÂ
lijker, „ik merk wel, dat je een verstandig
meisje bent, en daarom zal ik je nu ook verÂ
trouwen, begrijp je. Je moet nooit een woord
van mij en mijn koffiestalletje reppen, omdat
de mensen in onze kerk zeer voornaam zijn,
en zij zouden het misschien niet goed vinden,
dat ik een koffiestalletje hou. Zeer waarschijnÂ
lijk zouden zij zeggen, dat ik geen koster kan
blijven, en ik zou daardoor veel geld verlieÂ
zen."
„Waarom houdt u het stalletje dan ?"
vroeg Jessica.
„Zie je niet, hoeveel stuivers ik elke morÂ
gen krijg?" zei hij, zijn linnen zak schuddende.
„Ik verdien jaarlijks veel geld daarmee."
„Wat doet u met zoveel geld ?" vroeg zij,
„geeft u het aan God ?".
Daniël antwoordde niet, maar de vraag
deed hem veel pijn. Wat deed hij met zoveel
geld ? Hij dacht aan de eenzame kamer, die hij
alleen bewoonde, ver van de spoorwegbrug.
Het was een kamer met slechts weinig gemakÂ
ken. Maar er stond een sterke en goed geÂ
sloten lessenaar, en daarin lagen zijn kasÂ
boek en zijn kwitanties voor geld, dat hij op
interest had uitgeleend, èn een zak met
goudstukken, waarvoor hij des Zondags en
door de week had gezwoegd.
22
Hij kon zich niet herinneren, dat hij ooit
iets had gegeven, behalve de overgeschoten
koffie en oudbakken kadetjes, waarvoor
Jessica God bad, hem te betalen. Hij kuchte,
schraapte zijn keel en wreef zijn ogen. En
toen, met zenuwachtige en aarzelende vingers
nam hij een stuivertje uit zijn zak en liet het
in Jessica's hand glijden
„Neen, neen, meneer Daniël," zei zij, ,,ik
wil niet, dat u mij een van uw stuivertjes
geeft. Ik wil, dat God u betalen zal."
,,Ja, Hij zal mij betalen," mompelde DaÂ
niël, „er zal spoedig een dag van afrekening
komen."
„Houdt God dagen van afrekening ?"
vroeg Jessica. „Ik hield van de afrekenings-
dagen, toen ik nog met moeder toneel
speelde."
„Ja, ja," antwoordde hij, „maar weinig
mensen houden van de dag van afrekening
met God."
„Maar u zult toch wel blij zijn, hé ? " zei
zij.
„Eet maar gauw door," zei Daniël. Toen
dacht hij heel diep na, en hij was niet rustig,
want zijn geweten zei hem, dat hij niet blij
zou zijn om de dag van verantwoording bij
God te zien aanbreken.
„Meneer Daniël," zei Jessica, toen zij op
het punt waren te scheiden, en hij het stuiÂ
vertje, dat hij haar gegeven had, niet wilde
terugnemen, „als het u niet schelen kan,
zou ik graag morgenochtend een kopje koffie
bij u komen kopen, zoals de klanten, begrijpt
u, en ik zal Zondag geen kwaad van het stalÂ
letje aan de dominee zeggen ; wees maar
niet bang."
Zij knoopte het stuivertje zorgvuldig in
een punt van haar jurk, en met een vrolijke
glimlach op haar mager gezichtje, huppelde
zij het beschutte hoekje onder de brug uit.
Spoedig was zij uit Daniels gezicht verdwenen.
Wordt vervolgd.
EEN KONINKLIJKE LES.
Toen Koning Alfonsus van Arragon, geÂ
storven 1458, tot zijn droefheid had gemerkt,
dat zijn hovelingen het gebed aan tafel
nalieten, nodigde hij hen allen eens aan zijn
dis. Zodra zij bijeen waren, gaf de Koning
een wenk, met het eten te beginnen. Niemand
dacht er aan, vooraf te bidden. Onder het
eten kwam ongenodigd een bedelaar, in
lompen gehuld, binnen, zette zich zonder
complimenten aan de grote tafel neder en
at en dronk naar de lust van zijn hart. De
hovelingen waren verbaasd over deze onbeÂ
schaamdheid en lompheid, en zagen naar de
Koning, in de verwachting, dat deze de
bedelaar de deur zou wijzen. Alfonsus echter,
die van de zaak wist, en de komst van de
bedelaar had verordend, bleef kalm en zweeg.
Toen de ongenodigde gast zijn honger en
dorst gestild had, stond hij op en ging heen,
zonder een woord van dank, zelfs zonder
voor de Koning te buigen.
„Welk een afschuwelijk mens !" mompelÂ
den de hovelingen. Maar nu stond de Koning
op en sprak op ernstige toon : „Zo boos en
onbeschaamd als deze bedelaar, zijt gij allen
tot hiertoe geweest. Dag aan dag zet gij u
aan de dis, die u de Hemelse Vader
bereidt zonder te bidden, en gaat heen zonder
te danken. Van deze bedelaar moogt gij
leren u daarover diep te schamen."
Pniël.
Ziel! Gij zult nimmer met Jezus triomÂ
feren, wanneer gij de Heilige Geest niet
toelaat, u aan te tonen, dat de Heer over
de satan, over de machten der duisternis,
over de zonden, over uw zwakheden en geÂ
breken, ja, ook over uwe krankheden en
over uw dood getriomfeerd heeft, Jezus is
Overwinnaar over dit alles!
Uit: „In Jezus Handen."
van Pastor Paul.
De Openbaring van het goddelijk leven
in ons, voltrekt zich als de natuurlijke groei
van planten.
Wij moeten aan het groeien zelf niets
doen, maar ons alleen in de gunstige voorÂ
waarden voor die groei stellen.
Renéé de Benoit.
Attentie s.v.p.
Met blijdschap kunnen wij onze lezers in
Holland thans berichten dat Br. D. Koppelle
— Hoefloo 15 te Laren — Gooi — PostrekeÂ
ning 560285, telefoon K. 2953 — 2817"zich
bereid heeft verklaard de gehele administraÂ
tie en distributie van ons blad voor NederÂ
land op zich te nemen, hetgeen de geregelde
bezorging zal bevorderen.
De abonné's krijgen dus hun blad voortaan
toegezonden vanuit Laren en kunnen hun
abonnement aan bovengenoemd adres volÂ
doen. Ook nieuwe abonné's kunnen Gouden
Schooven bij Br. D. Kopélle bestellen en niet
meer in Indonesië, 't Abonnement voor
Gouden Schooven is op verzoek thans vastgeÂ
steld op f 1.50 per kwartaal. Losse nrs.
f 0.60, te betalen aan 't adres van Br. D. KopÂ
pelle dus niet meer aan Br. Klaver.
De giften speciaal voor „Het Zendingswerk
van Zr. Alt te Manokwari Nieuw Guinea"
23
(dit s.v.p. op de rand van de postwissel verÂ
melden) zende men echter aan 't oude adres :
Rev. P. Klaver — Woestduinstraat 114 II
Amsterdam. Ofschoon men thans postwissels
naar Nieuw Guinea kan zenden is 't secuurder
't geld af te dragen aan Br. Klaver, die zo
•welwillend is 't ons via de Bank te doen
toekomen.
Abonnementen Gouden Schooven voor
Holland dus s.v.p. voortaan per postwissel
(f 1.50 p. kw.) aan Br. D. Kopelle Laren, en
giften voor de arbeid te Manokwari aan Br.
P.,Klaver Amsterdam.
Voorts kan men bij Br. Koppelle bestellen:
De Doop met de H. Geest (R. A.
Torrey) f 0..35
Het geheim van overwinning over
de zonde (G. Sternberger) „ 0.35
Ons Kampleven (Het lijden in de
vrouwenkampen tijdens de Japanse
terreur in Indonesië) door Zr. M. A.
Alt. Prijs voor Nederland „ 1.—
Het Innerlijk Licht (voor zoekers
naar dieper geestelijke ervaringen)
Zr. M. A. Alt „ 1.—
In Jezus handen. Pastor J. Paul
(Over gebedsgenezing) „ 1.—
Overvloeiend leven, (nog slechts
enige exemplaren) „ 1.—
Volledige Bijbelstudie van Genesis
tot Openbaring, gebonden, alleen voor
Holland „ 12.50
Zangkoor Liederen No. 101—200
gebonden „ 6.50
Tevens 't blijde bericht, dat van ons alom
bekend zangboek, Glorieklokken weldra de Ie
aflevering a f 1.25 zal verschijnen. Vele
nieuwe liederen op opgewekte, schone meloÂ
dieën zijn in deze bundel opgenomen, ook
solo's en duetten. Men kan zich vast abonneÂ
ren bij Rev. v.d. Brink (Red. Kracht van OmÂ
hoog, — Noordlaan 11 — Bloemendaal.) De
prijs voor Indonesië zal nog worden vastgeÂ
steld na de verschijning van de Ie aflevering.
In ons blad zal daarvan onmiddellijk worden
kennis gegeven.
Uw zuster in Christus
M. A. ALT.
VOOR HET WERK DES HEREN.
Over de maand JULI 195 2.
In hartelijke dank ontvangen van Brs. en Zrs. te
SAMENKOMSTEN TE MANOKWARI
(NIEUW GUINEA).
Zondag v.m. 8—9 uur Maleise dienst o.l.v. Zr. C.
Sahertian (voor Irianen).
Zondagschool 8—9 uur. v.m. Zr. E. Koetsier-
de Vrij. Wosi.
Hollandse dienst Zondag v.m. 10 uur. Sanggeng
Zr M A Alt Ieder is hartelijk welkom.
Woensdag n.m. 5—6 uur. Bijbellezing door Zr.
M.A. Alt t. h. van Fam. Harte. Wosi.
Zaterdag n.m. 4 uur. Catechisatie en repetitie
zangkoor.
Surabaja: J.P.K. Rp. 25.
O. Rp. 2.50; H.H.T. Rp. 50.-
M. Rp. 20.— ; L.L. Rp. 5.-
M. Rp. 20.— ; G. Rp. 25.—
H.W.-B. Rp. 50.— ; H.A.T.
Rp. 6.25; G.H.-A. Rp. 20.—
E.L. Rp. 30.— ; J.C.P. Rp. 20,
N.N. Rp. 100.— ;
•; A.L. Rp. 25.— ;
; v.H. Rp. 5.— ;
N.N. Rp. 28.50;
Rp. 25.— ; L.S.
; D. Rp. 100.—;
B. Rp. 12.50;
E.E.R. Rp. 5.— ; T.S.P. Rp. 50.— ; X. Rp. 100.-
M.J.T. Rp. 5.— ; W.S. Rp. 2.50; R. Rp. 25.— ;
M.J.S. Rp. 20.— ; M. Rp. 10.— ; d.N. Rp. 2.50;
R.V. Rp. 5.—; B. Rp. 5.—; T. V. Rp. 9.—; I.K.
Rp. 10.— ; J.v.S.-R. Rp. L2
:
"SR»-15.— ;
T. Rp. 50.— ; M.L. Rp. 2 0 • Rp/'l0 % ;
d.G. Rp. 10.— ; J.v.G. Rp^fcfo., j.W. Rp. lvW.\
L.K.H. Rp. 25.—; T.P;H. Rj 15.— ; ^.G-SJi.
1
'
Rp. 10.— ; Extra bijdrage~voor
;
~Z*. 4»fe föP'.K.'i
Rp. 6.— ; L.G.N. Rp. 5.— ; J.L.v.B. Rj). 10.— ;
H. Rp. 10.— ; B. Rp. 500.— ; Malang M.B.K.
Rp. 7.50; M.S. Rp. 5.—; Medan B. Rp. 5.— +
Rp. 5.— ; v.E. Rp. 50.— ; Situbondo H.S.
Rp. 15.—; Menado L.W. Rp. 10.—; Lumad-
jang H.S.B. Rp. 5.—; L.T.S. Rp. 5.—; Sampit
(Kalimantan Selatan) J.K. Rp. 102.50; Bandung
F.v.D. Rp. 10.— ; J.J. Rp. 20.— ; R.M. Rp. 10.—;
Balikpapan E.A.R. Rp. 250.—; Pangkalpinang
(Bangka) W.J.B. Rp. 30.— ; Djakarta N.N.
Rp. 200.—^#fc^ll$j@É|ff§i8 %ï \
> Wij zijn alle lieve gevers en geefsters ten zeerste
dankbaar voor hun milde Gave voor het Werk des
Heren. Zoals u weet, is een gedeelte van het geld
bestemd voor de zendingsarbeid van Zr. Alt te
Manokwari en de rest dient speciaal, zoals niet allen
bekend is, tot steun voor arme gemeenteleden in het
binnenland en hun voorgangers. Deze laatsten kunÂ
nen n.l. door de hun toevertrouwde gemeenten niet
verzorgd worden en ontvangen van ons een zeer geÂ
ringe toelage voor levensonderhoud. Verder zenden
wij Zr. Alt iedere maand een deel van de ingekomen
bijdragen zoals u lezen kunt in Gouden Schoven.
Dan dient de kas ook nog tot aanvulling van het
Armenfonds daar velen in deze tijden bij ons
aankloppen om hulp.
Moge Hij 't u in Zijn genade vergelden, want dat
heeft Hij beloofd in Zijn woord.
God zegene U.
De Uwe in Christus,
Zr. M. A. ALT.
S. STEFANUS.
NO G VOORRADIG:
Zangkoorliederen No. 101-200. Nieuwe
ingebonden bundel. (Holl. en Indon. tekst
met cijfernoten) Prijs Rp. 21,25. (verzendÂ
kosten inbegrepen).
Hollandse Bijbel met duimgrepen (16 x
10 X 2
1
/» cm) Rp. 17,50.
Bijbelstudie (geb.) kost thans Rp. 39.—.
Administratie „Gouden Schooven"
Krembangan Barat 55, Surabaja.
24
Abstract (if available)
Linked assets
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
Conceptually similar
PDF
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 05 (1952 May)
PDF
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 11 (1952 November)
PDF
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 08 (1952 August)
PDF
Golden sheaves, vol. 24 [sic, i.e. 27], no. 09 (1955 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 02 (1952 February)
PDF
Golden sheaves, vol. 29 [sic, i.e. 31], no. 09 (1959 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 22 [sic, i.e. 25], no. 09 (1953 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 07 (1952 July)
PDF
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 03 (1952 March)
PDF
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 10 (1952 October)
PDF
Golden sheaves, vol. 33 [sic, i.e. 34], no. 09 (1962 September 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 23 [sic, i.e. 26], no. 09 (1954 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 26 [sic, i.e. 29], no. 09 (1957 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 17 [sic, i.e. 21], no. 13 [sic, i.e. 1] (1949 January)
PDF
Golden sheaves, vol. 16 [sic, i.e. 19], no. 09 (1947 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 25 [sic, i.e. 28], no. 09 (1956 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 20 [sic, i.e. 23], no. 09 (1951 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 19 [sic, i.e. 22], no. 09 (1950 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 17 [sic, i.e. 20], no. 09 (1948 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 09 [sic, i.e. 12], no. 18 (1936 September 15)
Description
[description english/roman)] Missionary work of the Pentecostal movement in Indonesia
Asset Metadata
Core Title
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 09 (1952 September)
Alternative Title
Gouden schoven (
orig. non-english/non-roman lang./script
), Gouden schooven, 1952, nr. 09 (
orig. non-english/non-roman lang./script
)
Publisher
[S.l.]
(english/roman),
[S.l.]
(orig lang/script),
Pentecostal movement in Indonesia
(original),
Pinkstergemeente in Nederlandsch-Indië
(original),
University of Southern California. Libraries
(digital)
Tag
OAI-PMH Harvest
Place Name
Indonesia
(states)
Format
periodicals
(format)
Language
Dutch
Permanent Link (DOI)
https://doi.org/10.25549/pcra-c14-215720
Unique identifier
UC11127002
Identifier
Gouden-schooven-1952-09.pdf (filename),CT.05443.- (identifying number),pcra-c14-215720 (legacy record id)
Legacy Identifier
Gouden-schooven-1952-09.pdf
Dmrecord
215720
Format
periodicals (format)
Rights
VU University Library is owner of the Hollenweger collection and has the Azusa collection on loan from Azusa Hogeschool Zwolle
Source
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
(subcollection),
Pentecostal and Charismatic Research Archive
(collection)
Access Conditions
Creative Commons: Attribution-NonCommercial-NoDerivates CC BY-NC-ND
Repository Name
VU University Library, The Netherlands
Repository Location
VU University Library, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, The Netherlands
Repository Email
secretariaat.ub@vu.nl
Tags
Folder test
Inherited Values
Title
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands