Close
Home
Collections
Login
USC Login
Register
0
Selected
Invert selection
Deselect all
Deselect all
Click here to refresh results
Click here to refresh results
USC
/
Digital Library
/
Pentecostal and Charismatic Research Archive
/
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
/
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 12 (1949 December)
(USC DC Other)
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 12 (1949 December)
PDF
Download
Share
Open document
Flip pages
Contact Us
Contact Us
Copy asset link
Request this asset
Transcript (if available)
Content
18e Jaargang No. 12 — Dec. 1949.
Evangelisatie-maandblad. Uitgave van:
„The Assemblies 'of God in Indonesië"
Abonnementsprijs: f 1.— p. m. — f 3.- - p. kwart.
, Redaetie: Zr. M. A. ALT.
Administratie: Mej. E. DEKKERS.
Adres: Krembangan Westerkade.55 — Telef. N. 53
So era b a j a.
Dryi. H. -vaix Ingen ~ Sowalmi», 2<100 er.
O
ó
o
«
6
L^te ju C-/t><{ LH Ae kcaijiteMaitcleiL,
O
O
ó
o
o
o
KERSTLIED.
des 9/4. .^Victory Songs" No. 119.
] .
2.
3.
4.
5
3
5
1
3
1
5
1
,,E- re
Ginds in
Tra-
EÂ
nen
re,
4
2
5
1
zij
een
en
ja
5..
3..
L .
1..
6 .
3 .
i .
1 .
God!" klonk de
stal lag het
bloed schreit de
e- re zij
1
3
5
1
lof-
Kin-
mens-
God
7
3
5
1
zang
de-
heid
in
6
3
5
1
der
ke
op
de
5..
3..
i..
1..
eng'-
ne-
aar-
3..
1..
5..
1..
len,
der,
de !
4"
7
5
5
Lief
Ho- ge !
lijk
Dat straks
Heft op
Eng'- len
3
1
5
5
en
de
uw
des
4..
2..
5..
7»
teer
Ko-
hoof-
he-
3 .
1*.
5 .
5 •
in
4
2
5
5
die
ning des
den, gij
mels, brengt
5
7
5
5
hei-
Vre-
kind'-
laaf-
5
1
5
6
li-
des
ren
nis
3..
1..
5..
1..
ge nacht,
zou zijn.
van God.
in smart.
4
2
5
7
5
3
5
1
3
1
5
1
,,Vre de-
Mens- dom
Wacht nog
Spreekt ons
4
2
5
1
op
verÂ
een
van
5..
3..
i..
1..
aard, in
wïerp Hem,
wij- Ie
Je- zus,
7
3
5
1
de
die
en
die
men- sen
Hei- land
Je- zus
kwam om
4..
5..
?••
5.. ..
5«
kracht,
rein ?
lot.
hart.
6
3
5
1 •
be
der
zal
te
5..
3..
i..
1..
ha
zie-
ko-
he-
3..
1..
5..
1..
gen"-
len,
men,
• len,
KOOR :
2
7
5
2
Won-
Ach,
Draag
Ie-
1 6
3 3
5 5
1 1
Eng'- len
5
2
5
7
de-
wie
nog
der
6
2
4*
6
re
ge-
ge-
ge-
7..
2 ..
5. .
5. .
6 . 5
2 . 2
4*. 5
6 . 7
bood- schap van
loof- de in Zijn
dul- dig en
bro- ken en
1 7.. 4..
3 4.. 7...
D O»» O»»
1 2.. 5..
des he- mels,
6 7
T T
4 5
5 ?
zingt ons
6
1
4*
2
lief-
2
1
4*
2
de
boodschap
rus- tig
moe- de-
6 5..
7 1..
4 3.,
5 1..
van vre-
6
1
4*
2
en'
zo
uw
loos
3..
1..
5..
1..
de,
1 5 4
1 7
5 5
3 2
Droef is
3
1
5
1
de
6..
1..
4..
4..
we-
6 .
1*.
5 .
6
1*
5
3 . 6
reld, met
1 7 6
3 2 2
4* 5 4*
2 2 1
rouw-floers om-
1 6 1
3 3 3
5 5 5
11 1
Troost met uw
7 . 4
4 . 2
5 . 7
2 . 5
vreug- de-
7 5
4 4
2 7
5 5
smart is
4..
2..
7..
5..
zang
2
4
7
5
6 7 2
4 4 4
7 2 7
5 5
het mens-
1..
3..
1..
1..
vuld.
5
lijk
5..
3..
i..
1... 1..
har- te,
6 6 6
4 4 5
i 1 ï*
4 4 3
Dat thans met
1*, 4*, zijn halve noten.
Woorden : M.A.A.
2 .. 6 .
4*.. 4*.
2 ,. 2 .
2 .. 2 .
1
4 *
2
2
wee- dom en
ZIET, IK TERKONDIG U GROTE BLUDSCrME
Zoals de zon op een droefgeestige, regenÂ
achtige dag, plotseling door de sombere
wolken tevoorschijn treedt en ons een klein
stukje blauw van de lucht toont — zo verÂ
schijnt heden de Engel van Efrata, temidÂ
den van woeste oorlogs-orgieën en gruwzaam
geweld, om ons een stukje van de hemel te
laten zien. En 't schijnt ons toe alsof hij de
hand opheft met koninklijk gebaar en een
ogenblik stilte verzoekt.
„Stil" — zo spreekt hij — „en luistert —
want .ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die
al den volke wezen zal, namelijk dat u heden
geboren is Christus, de Here."
Ernstiger en dieper nog klinkt de stem
en intenser is het gebaar, wanneer Gods engel
voortgaat een halt toe te roepen aan de bulÂ
derende kanonnen, de snerpende sirenes eh
de donderende vliegtuigen, met de woorden :
,,Zwijgt een ogenblik, en maakt -plaats voor
het Kindeke van Bethlehem!"
En dan is 't of we een visioen zien -— een
lieflijk tafereel in een oosters stadje : een
reine jonge moeder, glimlachend neergeboÂ
gen over een klein kribje in een stal — en
verder : een heirleger van engelen, zwevende
over groene velden, en herders, die met ontÂ
roerde gelaatstrekken luisteren luisÂ
teren
Wij leven in een tijd, waarin wij meer tot
klagen dan tot juichen geneigd zijn. Onze
gedachten verwijlen in deze donkere dagen
bij de vele moeders die haar in de strijd geÂ
vallen zonen bewenen, bij zo menigeen die
van alles berooft, rondzwerft zonder huis en
haard — Wij denken aan onze jongens, van
wie zo vele n verminkt, voor 't leven ongelukÂ
kig, terugkeerden naar 't vaderland zonder,
hoop op een blijde toekomst — aan duizenÂ
den gewonden in de ziekenhuizen overal tér
wereld, aan hen, die op de puinhopen hunner
woningen wenen en rouw bedrijven — en —
laat ons vooral niet vergeten stil te staan bij 't
offer dat zovele Gods-kinderen brachten en
nog zullen brengen, terwille van het geloof !
3
En dan horen we de engelenboodschap
met een huivering aan.
Grote blijdschap ? — Hoe is 't mogelijk,
terwijl de gehele wereld in ellende is gedomÂ
peld, en de schaduw van moorddadige vliegÂ
tuigen met bommen geladen, over de steden
valt.
En toch — ja, de boodschap is waar, zoals
ieder Bij belwoord, waar, en eeuwig is. GeÂ
prezen zij Gods heilige Naam !
Laten wij heden echter één ogenblik het
gordijn voor het huiveringwekkende wereldÂ
toneel schuiven en vertoeven in de stille mysÂ
terieuze, oosterse nacht op het veld van
Efrata. Daar zien wij aan de nachtelijke
hemel een sneeuwwitte ragfijne, haast onÂ
doorzichtige wolk nederdalen — die wolk
wordt gevormd door een schare van Gods
engelen, die vol van innige belangstelling
dicht tot de aarde naderen, om het wonder te
Bethlehem van nabij te aanschouwen, het
wonder van een God, die het levenslicht zag
in een stal.
En ons oor verneemt een wondervolle
lieflijke melodie, een zang van hoge, zilver-
reine stemmen, zó schoon als nimmer enig
mens heeft gehoord.
Ere zij God in de hoogste hemelen.
Vrede op aarde,
In mensen een welbehagen.
En als de zachte, verheven klanken zijn
weggestorven, vullen onze ogen zich met
tranen en wij heffen de handen op naar de
hemel: „Here, hoe lang nog zult Gij toezien,
dat onze medemens wreed wordt vermoord ?
Dat onze huizen en velden worden verwoest,
dat gillende angst- en wanhoopskreten van
de slagvelden omhoog stijgen ? Hoelang nog
Here, eer het vrede zal zijn op aarde ?"
En dan toont Bethlehem ons, dat God
liefde is, en dat al het kwaad geschiedt door
de gevallen mens zelve, dat al hetgeen op
aarde gebeurt in felle tegenspraak is met het
Goddelijk wezen.
De mens heeft vanaf Adam zijn eigen weg
gekozen. Hij wil immers geen andere ? Zou
ook maar één land ter wereld, Jezus de HeiÂ
land als koning heden aanvaarden ? Zouden
ze de Zoon des mensen niet ten twede male
verwerpen en doden ? Daarom wacht God
op het ogenblik dat alle volkeren, teleurgeÂ
steld in hun leiders zich eenparig aan 's HeÂ
ren voeten zullen werpen en Hem tot LeidsÂ
man kiezen, voor eeuwig. Eerst dan kan het
duizendjarig vrederijk aanbreken, waarin
Christus Koning zal zijn en zal het engelenÂ
lied 'zijn eindvervulling zien.
Dat Kindje in de Kribbe is het middelpunt
der wereld en er straalt liefde van uit, een
liefde, die het ganse mensdom doordringt,
die de doodstrijd der gevallenen op de slagÂ
velden verlicht, de tranen der rouwdragen-
den doet opdrogen. Liefde, zich gevende
hef de !
Kerstfeest ! O, wat zou ons leven toch zijn
zonder kerstfeest — dat heerlijke lichtpuntje
in zo menig somber bestaan.
Kerstfeest ! Het aangezicht van de mens,
neergeworpen door 's levens ellende, klaart
op ; jeugdherinneringen doemen op voor zijn
geest. Hij ziet weder de versierde boom, de
glanzende, witte lichtjes uit zijn kinderÂ
jaren. Hij hoort het oude, dierbare lied :
Stille nacht, heilige nacht en de enÂ
gelenzang : „In mensen een welbehagen !"
Hij herhaalt 't weifelend, doch zonder
ironie : „In mensen een welbehagen ? En
grote blijdschap ?" Staat dat werkelijk in de
Bijbel ? Ja, het staat er waarlijk — en toch,
is de aarde niet één groot kerkhof, doorÂ
drenkt van bloed en tranen ? Schijnt Gods
plan met de mensheid niet een ontzettende
mislukking te zijn — een hoon op het liefÂ
lijk engelenlied, dat ruiste over Efrata 's
velden ?
„Neen," — spreekt Jezus de Verlosser,
„Ik heb deze mensheid verlost. Ik heb haar
vloek en schuld gedragen. Indien zij maar
ogen had om te zien, en oren om te horen,
dan zou zij tot Mij komen." Nog een kleine
tijd is Bethlehem in uw midden •— de genadeÂ
deur staat nog open voor iedere arme
zondaar, die zijn toevlucht wil nemen tot
Hem, die kwam om te verlossen. In de menÂ
sen een welbehagen.
„Gij verdrukte, door onweder voortge-
drevene, ongetrooste, zie Ik zal uwe stenen
gans sierlijk leggen, en Ik zal u- op saffieren
grondvesten." Jesaja 54 : 11.
O, dat is 't heerlijkste van alles : Ondanks
onze afval en ontrouw blijft God ons liefÂ
hebben ! Steeds weer, ook heden, door midÂ
del van het kerstfeest, wijst Hij de zoekende,
afgetobde ziel op het grote, heilige offer,
door Hem, den Vader, aan ons gebracht.
Het offer van een eniggeboren Zoon, die de
rijkdommen des hemels verliet om in arÂ
moede te leven en te sterven voor een vloek-
waardig mensengeslacht.
O, mijn geliefde lezers, hebt gij dat offer
reeds aanvaard ? Kunt gij zeggen : Ik ben
Zijn en Hij is mijn ? Gelooft gij dat Hij geÂ
komen is om ook voor u te sterven, en door
Zijn dood uwe zonden te boeten, opdat gij
het eeuwige leven zoudt deelachtig worden ?"
Grote blijdschap — voor iedere arme, eenÂ
zame, onbegrepen ziel. Niemand is uitgeÂ
sloten van het Goddelijk licht dat afstraalt
van Bethlehems ster.
Ken t gij Jezus? Kent gij Hem,
niet alleen als Kindeke in de kribbe, maar
ook als uw Middelaar, uw Plaatsvervanger
— hangende aan het kruis en boetende voor
uwe zonden ?
Zo niet — o luister dan heden met eerÂ
bied naar de woorden van den Engel — zie
zijn opgeheven hand, die tot stilte wenkt.
Stil moet 't worden in uw leven, in uw geÂ
dachten en gevoel, eer gij deze boodschap
kunt verstaan — de mens is zo druk en
gejaagd in deze tijd ! O, luister met een stil
en ontvankelijk gemoed, want hij gaat u iets
heerlijks vertellen, de wonderbaarlijkste en
meest verheven boodschap, die ooit den
mensen gebracht is :
Ziet, ik verkondig u grote blijdschap,
die al den volke wezen zal; namelijk dat
u heden geboren is de Zaligmaker, welke
is Christus, de Here, in de stad Davids.
Lukas, 2: 10, 11.
M. A. A.
A.
Een Eind is ons geöoren, een Zoon is ons gegeven
;
en men
noemt zijne naam Wonderlijk Raad, Sterke God. Vader
der eeuwigheid, Vredevorst j
es
. 9.- s.
Lieve Heiland ! wij gaan het Kerstfeest
tegemoet en wij zouden het zó buitengewoon
heerlijk vinden, wanneer het dit jaar nu eens
voor velen echt Kerstfeest werd, niet maar
een drukte van Kerstbomen en kinderfeestjes
doch een waarachtig Kerstfeest, waarin God
in het hart geboren werdt, waarin een engel
ook tot de kinderen van onze tijd mocht
komen om hun toe te roepen : U is heden
geboren de Zaligmaker welke is Christus de
Heer." Wij gevoelen echter dat aan zulk een
Kerstfeest ook in onze eigen ziel een adventsÂ
tijd moet voorafgaan en daarom vraÂ
gen wij U, om in deze tijd ons hart
toe te bereiden den Christus te ontÂ
vangen in het hart. Verbreek alle
afgoden in ons waarop wij tot dusÂ
ver hebben gehoopt en laat de HeiÂ
lige Geest U dierbaar maken aan ons
hart, zodat 5ns hart gevuld wordt
met een onzegbaar verlangen naar
verlossing en dus ook naar een
Verlosser. Laat ons gelovig de ster
volgen, die ons naar Bethlehems
kribbe zal geleiden. Laat ons als
een Simeon en Hanna uitzien naar
U. Laat het diep, heel diep in ons
hart worden gevoeld, dat er geen
zaligheid is buiten de Zaligmaker-
van Bethlehem. O, help ons behoefte naar
U te gevoelen, naar U te verlangen, de
handen naar U uit te strekken, opdat wanÂ
neer straks de Kerstfeestboodschap tot ons
komt, wij met grote vreugde neerknielen
bij de kribbe. Als het nu goed advent voor
ons wordt, dan zal het straks heerlijk KerstÂ
feest worden. O, kom Here Jezus, kom nu
reeds tot ons hart en maak plaats voor het
Kindeke van Bethlehem!
Amen.
Dr. J. H. Gunning.
„Want een Kind is ons geboren, een Zoon
is ons gegeven, en de heerschappij is op
Zijne schouder ; en men noemt Zijne naam
Wonderlijk, Raad, Sterke God Vader der
eeuwigheid, Vredevorst" (Jes. 9: 5).
Jesaja, de grote profeet, profeteerde, dat
de tijd zou komen, dat onze Verlosser en
Zaligmaker op aarde zou komen. Hij gaf
Hem bovengenoemde vijfvoudige naam. Wij
zullen met Gods hulp deze namen afzonderÂ
lijk in beschouwing nemen.
Wonderlijk.
Alles in Christus, onze Here, is wonderlijk.
Toen Manoach tot de Engel des Heren (ChrisÂ
tus) zeide : „Wat is Uw naam", kreeg hij ten
antwoord : „Waarom vraagt gij dus naar
Mijn naam ? Die is toch Wonderlijk". (Richt.
13: 18).
De Zoon van God kwam als mens op aarde,
als een Kind werd Hij geboren uit de maagd
Maria. Toen de Engel Gods aan Maria verÂ
scheen, zeide hij : „Zie gij zult bevrucht
worden en een Zoon baren, en zult Zijn
Naam heten Jezus. Deze zal groot zijn en de
Zoon des Allerhoogsten genaamd worden, en
God de Here zal Hem de troon Zijns Vaders
Davids geven". Verder zeide de Engel tot
Maria : „De Heilige Geest zal over u komen,
en de kracht des Allerhoogsten zal u overÂ
schaduwen ; daarom, ook dat Heilige dat uit
u geboren zal worden, zal Gods Zoon geÂ
naamd worden" (Luk. 1: 31—35). Is dat
niet wonderlijk ?
God in Zijn oneindige liefde gaf Zijn enigÂ
geboren Zoon aan een wereld diep gezonken
in schuld. En Christus, gehoorzaam aan de
wil des Vaders, verliet al de heerlijkheid, die
Hij daar boven had, en kwam als mens op
deze zondige aarde. „Zie, Ik kom fin het
begin des boeks is van Mij geschreven,) om
Uwe wil te doen, o God" (Hebr. 10: 7). Is
dat niet wonderlijk ?
Christus is het Lam Gods, dat voor de
wereld geslacht en geofferd werd (Jes. 53 :
7; Hand. 8 : 32). Hij gaf Zijn leven tot een
rantsoen voor een verloren wereld. Als een
misdadiger stierf Hij, na een bitter lijden,
aan het kruishout te Golgotha. Maar juist
dit Kruis-, waar de Zoon van God heeft geÂ
hangen, brengt de zondaar terug tot zijn
Hemelse Vader, God bevestigt Zijn liefde
jegens ons, dat Christus voor ons gestorven
is als wij nog zondaars waren en door de
dood van Christus worden wij behouden
van het oordeel Gods, zo wij het gebrachte
offer willen aannemen met een gelovig hart.
Is dat niet wonderlijk ?
Christus is de Weg, de Waarheid, en het
Leven ; niemand komt tot God dan door
Hem (Joh. 14.: 6). Hij is de Deur der schaÂ
pen (Joh. 10: 7). Hij is het Licht der wereld,
en die Hem volgt zal niet meer in de duisÂ
ternis wandelen, maar zal het Licht des
levens hebben (Joh. 8 : 12). Hij is het Brood
des levens ; die tot Hem komt zal geenszins
hongeren (Joh. 6 : 35, 51). Hij is de Middelaar
des Nieuwen Testaments, de Hoge Priester
der toekomende goederen. Hij is door de
meerdere en volmaaktere Tabernakel, die
niet door mensenhanden is gemaakt, ook
niet door het bloed der bokken en kalveren,
maar door Zijn eigen bloed eenmaal ingegaan
in het Heiligdom, en heeft voor ons ene
eeuwige verlossing teweeg gebracht (Hebr.
9: 11—12). Is dit alles niet wonderlijk?
Raad.
„De raad des Heren bestaat in eeuwigheid"
(Ps. 33: 11).
Daar komen wel eens problemen in onze
levens, die wij niet kunnen begrijpen. Wij
pijnigen onze arme hersens om de oplossing
te vinden, helaas maar al te vaak zonder
gunstig gevolg. Wij kunnen niet begrijpen,
dat God juist de persoon, die wij zo liefhebÂ
ben, van ons wegneemt. Waarom doet de
Here ons die diepe smart aan ? Waarom al
deze oorlogen, die zoveel mensenoffers eisen ?
Waarom al die benauwdheden en al dat
leed ? Daar zijn zovele waaroms, die wij niet
kunnen verstaan en beantwoorden. De Here
is onze Raad en alle raadsbesluiten zijn in
Zijn hand. Toen de discipelen den Here
Jezus vroegen hen het Raadsbesluit Gods te
willen ontsluieren, antwoordde hij : „Het
komt u niet toe te weten, de tijden of geleÂ
genheden, die de Vader in Zijn eigene macht
gesteld heeft" (Hand. : 1: 7). Eens zal echÂ
ter de tijd komen, dat wij het onbegrijpelijke
zullen verstaan. Waar de Here onze Raad is
en Zijn Raad wonderlijk (Jes. 28: 29),
waarom zouden wij ons dan vermoeien met
vraagstukken, die wij toch niet kunnen opÂ
lossen ? -Waarom zouden wij trachten Gods
raadsbesluiten te verstaan, als zij toch
moeite in onze ogen zijn ? Laten wij maar als
Asaf in stille berusting zeggen : „Mij aanÂ
gaande, het is mij goed nabij God te wezen,
ik zet mijn betrouwen op de Here Here"
(Ps. 73: 28). Al onze tijden zijn in Gods
hand (Ps. 31: 16). Legt derhalve al uwe
waaroms en problemen aan de voeten van
onzen Here Jezus, onzen Raad, en de tijd
zal komen, dat wij ze zullen verstaan, misÂ
schien niet hier op aarde, maar toch zeer
zeker als wij allen in het Vaderhuis verenigd
zullen zijn. Dat zullen wij inzien, dat alles
wat de Here doet, altijd goed is.
Toen de Here Daniël de gebeurtenissen
openbaarde, die in de toekomsl? plaats zullen
hebben, verstond Daniël het niet en hij
vroeg : „Mijn Here, wat zal het einde zijn
van deze dingen?" De Engel des Heren zeide
toen tot hem: „Ga henen, Daniël, want
deze woorden zijn toegesloten en verzegeld
tot de tijd van het einde" (Dan. 12: 8—9).
Daar zijn problemen Gods, die wij niet kunÂ
nen begrijpen, omdat zij toegesloten en verÂ
zegeld zijn. Eerst als Gods tijd aangebroken
is, zullen zij ons geopenbaard worden.
Sterke God.
„De Here is mijne Sterkte en mijn Schild ;
op Hem heeft mijn hart vertrouwd, en ik ben
geholpen; dies springt mijn hart van vreugÂ
de, en ik zal Hem met mijn gezang loven.
De Here is hunlieder Sterkte, en Hij is de
sterkheid der verlossingen Zijns Gezalfden"
(Ps. 28: 7—8).
David, in zijne benauwdheid, zocht hier
zijn toevlucht bij God, omdat Hij alleen hem
die sterkte kon geven, om op Hem te blijven
vertrouwen, hoe groot en zwaar de beproeÂ
ving ook was. De Here Jezus, onze geliefde
Heiland, zal Zijne kinderen nimmer verÂ
laten in hunne strijd en benauwdheid. Als
Hij ziet, dat wij moede worden, dan schenkt
Hij ons Zijne sterkte, opdat wij met nieuwe
moed voorwaarts gaan, van overwinning tot
overwinning.
' Wij zullen voorzeker in onze strijd het
onderspit moeten delven zonder de sterkte
van onze Here. Wij hebben de strijd niet
tegen vlees en bloed, maar tegen de overÂ
heden, tegen de machten, tegen de geweld-
hebbers der wereld, der duisternis dezer
eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de
lucht (Ef. 8 : 12). Het zijn onzichtbare boze
machten met wie wij de strijd hebben aan te
binden. Deze overheden der duisternis zijn
er steeds op uit, om het kind van God, dat
in het licht wandelt, naar de duisternis terug
te sleuren. Zij vallen ons geloofsleven aan en
trachten de omtuining, die de Here om ons
heeft gemaakt, door te breken. De listige
omleidingen des duivels zijn legio. Zij tasÂ
ten niet alleen onze lichamen aan, maar
ook ons gedachtenleven. Zij injecteren ons
met het vergif van kwade bedenkingen.
Daarom zeide Paulus : „Wordt krachtig in
de Here en in de sterkte Zijner macht"
(Ef. 6: 10). Slechts als wij vervuld zijn met
de Sterkte van onze Sterke God, kunnen wij
alle aanvallen van de duivel afslaan. Als
wij krachtig zijn in de sterkte van Jezus'-
macht, dan blijven wij wakende en geven
de boze geen kans ons geestelijk huis te
ondergraven. „Zijt nuchteren en waakt,
want uwe tegenpartij de duivel gaat om als
een briesende leeuw, zoekende wien hij zoude
mogen verslinden" (1 Petr. 5 : 8). Hoe zouÂ
den wij deze gevaarlijke vijand kunnen
overwinnen ? Alleen door de sterkte van
onze dierbare Heiland.
Bidden wij daarom onze Here ons te wilÂ
len vervullen met Zijne sterkte. „God is ons
ene toevlucht en sterkte, Hij is krachtiglijk
bevonden ene hulp in benauwdheden" (Ps.
46: 2).
Vader der Eeuwigheid,
„Ik ben de Alpha en de Omega, het begin
en het einde, zegt de Here, die is en die was,
en die komen zal, de Almachtige" (Ofienb.
1: 8).
God de Vader, God de Zoon en God de
Heilige Geest zijn de Alpha en de Omega,
.het begin en het einde, die is en die was en
en komen zal, de eeuwigblijvende Heilige
Drieëenheid. Jezus Christus, de Zoon van
7
God, is niet enkel onze Verlosser en ZaligÂ
maker, maar Hij is ook de Vader der EeuwigÂ
heid. Hoe heerlijk is het toch de Here onze
Vader te mogen noemen. Wij, Zijne kinderen,
hebben immer vrije toegang tot Hem. Wij
mogen met onze hartsgeheimen tot Hem
komen en de hand des Vaders is altijd bereid
ons te helpen.
Het gebeurt weleens, dat de hand van
onze Vader der Eeuwigheid ons kastijdt*
maar dan hebben wij die kastijding zeer
zeker verdiend. Welke aardse vader kastijdt
zijn zoon zonder reden, en elke kastijding,
die hij zijn kind toedient, doet hij uit liefde
voor zijn kind. Zo ook onze Hemelse Vader
kastijdt ons uit liefde, omdat Hij vreest,
dat wij zonder kastijding het slechte pad
opgaan.
De Here wordt Vader der Eeuwigheid geÂ
noemd, omdat Hij bestaat tot in der eeuwigÂ
heid. Al het geschapene behoort Hem toe en
is Hem onderworpen. Lees de hoofdstukken
38 t/m 41 van het boek Job, en gij zult de
majesteit en macht van onze Vader der
Eeuwigheid beter leren verstaan. Wat onder
de ganse hemel is, is Hem (Job 41: 2). De
hemel en de hemel der hemelen, de aarde
en al wat daarin is, is des Heren, de Vader
der Eeuwigheid (Deut. 10: 14).
De apostel Johannes geeft ons een duideÂ
lijk beeld van de Vader der Eeuwigheid.
Sprekende over Jezus Christus begint hij
zijn Evangelie met de plechtige woorden :
„In de beginne was het Woord, en het Woord
was bij God, en het Woord was God. Dat
was in de beginne bij God. Alle dingen zijn
door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve
is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. In
hetzelve was het leven, en het leven was het
licht der mensen" (Joh. 1: 1—4).
Jezus Christus is de Vader der Eeuwigheid,
de Alpha en de Omega, die is en die was,
en die komen zal, de Almachtige. Jezus
Christus is Dezelfde, gisteren, heden, tot in
der eeuwigheid.
Vredevorst.
„En de engel zeide tot hen : Vreest niet,
want zie, ik verkondig u grote blijdschap,
die al de volke wezen zal, namelijk dat u
heden geboren is de Zaligmaker, welke is
Christus de Here, in de stad Davids. En
dit zal u het teken zijn : gij zult het Kindeke
vinden in doeken gewonden en liggende in de
kribbe. En van stonde aan was daar met de
engel ene menigte des hemelse heirlegers,
prijzende God en zeggende : Ere zij God in
de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in
de mensen een welbehagen" (Luk. 2: 10—
li).
Dit was de aankondiging aan de herders
in het veld van de geboorte van de grote
Vredevorst, die vrede op aarde zou brengen
in de mensen een welbehagen. Het klinkt
vele mensen vreemd in de oren, dat de
Vredevorst, Jezus Christus, vrede op aarde
brengt, terwijl toch van een vrede niets
valt te merken hier op aarde. Integendeel
heerst er op de wereld onrust; de oorlogen
en geruchten van oorlogen zijn hiervan wel
het beste bewijs. De Here Jezus zelf, de
Vredevorst, voorzeide in welk een ellendige
toestand de wereld zal verkeren in de toeÂ
komst. Leest u maar Matth. 24. Hoe rijmt
dit alles dan met de woorden van de engel:
„Vrede op aarde in de mensen een. welbeÂ
hagen" ? Oorlogen kunnen toch geenszins
voor de mensen een welbehagen zijn ? Neen,
de vrede in onze tekst genoemd moeten wij
niet in die richting zoeken. De Vredevorst
is op aarde gekomen om de mensen die in
Hem geloven als Verlosser en Zaligmaker,
een innerlijke hemelse vrede te schenken.
Een vrede met God door het gebrachte
zoenoffer van Christus aan het Kruis te
Golgotha. Wij leven niet meer in vijandÂ
schap met God vanwege onze zonden. De
vrede is getekend aan het Kruis van ChrisÂ
tus met Zijn bloed Het oordeel Gods is
van ons afgewend en hemelse vrede vervult
onze zielen.
Wanneer de Here Jezus tot Zijne disciÂ
pelen zeide : „Vrede, laat Ik u, Mijne vrede
geef Ik u; niet gelijkerwijs de wereld hem
geeft, geef Ik hem u" (Joh. 14: 27), dan
bedoelde Hij hiermede niet, dat de discipeÂ
len vrede op aarde zouden hebben. IntegenÂ
deel zij zouden aan verdrukkingen, benauwdÂ
heden en gevaar worden blootgesteld. Maar
die heerlijke innerlijke vrede Gods, die alle
verstand te boven gaat, bewaarde immer
hunne harten en zinnen in Christus Jezus
(Fil. 4: 7).
De brieven van Paulus aan de diverse
gemeenten, beginnen altijd met de groet;
„Genade zij u en vrede van God onze Vader
en de Here Jezus Christus". Hij wenste hun
de wonderlijke innerlijke vrede van de
Vredevorst aan.
Moge de Here Jezus, onze Vredevorst
onze harten vervullen met Zijne heerlijke
vrede, immers dat hebben wij zo van node
in de hedendaagse wereld van onrust waarin
wij leven. Glorie voor Jezus.
8
GODS WONDERVOLLE
LEIDING.
Van deze gelegenheid wil ik gaarne geÂ
bruik maken om te getuigen van Gods liefde
en Zijn wondervolle leiding, die ik in oorÂ
logstijd en tot op heden toe heb mogen erÂ
varen. Ik zal mij echter tot enige feiten daarÂ
van bepalen.
Op de 8ste December 1941 werden wij in
de oorlog betrokken tegen Japan. In die tijd
woonde ik in Malang en daar ik dienstplichÂ
tig was, kreeg ik dan ook prompt een opÂ
roep om de 13e Dec. in Bandoeng onder
de wapenen te komen en werd bij de KNIL
ingelijfd.
Eén dag voor ik naar Bandoeng zou afÂ
reizen, ging ik naar Lawang om afscheid te
nemen van enige familieleden en tevens
van Zr. Alt, en vóórdat ik haar kantoortje
verliet, knielden wij beiden neder en smeekÂ
ten God om Zijn wondervolle leiding in deze
donkere en bange tijd en mij overal waar ik
was voor het gevaar te behoeden.
Welnu broeders en zusters, ik ging de
oorlog in, mij geheel en al verlatende op
God en vertrouwende op Zijn leiding.
Per 1 Januari '42 werd ik bij de Marine te
Soerabaia ingelijfd en ofschoon ik nooit voor
de marine heb aangevraagd, beschouwde ik
dit als het eerste feit van Gods genade.
Op 2 Maart kwam het bevel tot evacueren
en ik moest toen mee. In Tjilatjap aangeÂ
komen, lagen er vijf vrachtschepen klaar
om ons op te nemen. Ik ging a/b van de
Kota Baroe en we vertrokken de 3e Maart
om 7 u. 's avonds als derde schip van de vijf.
Buitengaats gekomen, ontvingen wij het
ontstellende bericht, dat de twee schepen,
die vóór ons waren vertrokken door de Jap
waren ingepikt ± 100 mijl buiten TjilaÂ
tjap. 's Avonds gingen wij er door, maar er
gebeurde gelukkig niets en bereikten we
heelhuids Colombo op het eiland Ceylon.
Dat was het tweede feit van gebedsverhoring.
Op de eerste Paasdag in '42 werden we
met een luchtaanval van de Jap verrast.
We lagen toen met de „Tjibadak" in ColomÂ
bo op de boeien gemeerd en naast ons lag
een hulpkruiser van de Engelse Marine.
Onze commandant en enige leden van de
bemanning waren juist klaar om naar de kerk
aan de wal te gaan toen de aanval begon.
Mijn allereerste vuurdoop aan boord van
een schip en tijdens deze actie zag ik wederÂ
om de leiding van Onze Heiland, want de
bommen, die boven ons werden gegooid,
raakten de hulpkruiser naast ons en wij kwaÂ
men er met de schrik vrij. Verscheidene
feiten, waarbij Gods leiding tot uiting
kwamen, heb ik mogen ervaren.
Tot besluit wil ik nog m.i. het belangrijkste
feit onder oogen brengen en wel, dat ik als
seiner zijnde, een andere seiner die wegens
ziekte achter moest blijven, aan boord van
een mijnenveger moest vervangen, terwijl
de boot waarop ik oorspronkelijk diende,
ook een mijnenveger, voor een kleine repaÂ
ratie in de haven moest blijven. Na twee
dagen werd ik wederom op mijn eigen schip
teruggeplaatst, daar de andere seiner weer
genezen was.
De volgende dag gingen wij gezamenlijk
naar buiten, om de mijnen, die de Duitser
in de afgelopen nacht in het convooi vaarÂ
water had gegooid, te vegen. Aanvankelijk
ging alles goed, maar plotseling hoorden we
een harde knal, een teken, dat we een mijn
tot ontploffing hadden gebracht. Onze ogen
zochten de zee af, waar we elk ogenblik
verwachtten een hoge waterzuil, door de
ontploffing veroorzaakt, te zien, maar tot
onze schrik zagen wij dat de mijnenveger,
waarop ik nog geen 24 uur geleden had geÂ
varen en op nog geen 200 Yards opzij van
ons, door de mijn werd getroffen en in de
tijd van ^ 10 sec. zonk. Het was maar een
houten boot van 105 voet f35 mj lang en
van de 20 koppige bemanning werd er slechts
één gered.
J a broeders en zusters, op dat ogenblik
ging er heel wat in mij om en in stilte dankte
ik God, dat Hij mij voor dat onheil gespaard
had.
Hierbij denk ik terug, toen ik nog lid
was van „Kleine Kracht" in Lawang en
waar ik eens op de preekstoel een kleine
toelichting gaf op Psalm 37 : 5 en na afloop
daarvan met pianobegeleiding van mijn zusÂ
ter Emmy zong, „Al den Weg leidt mij Mijn
Heiland".
Nu ik reeds ruim een jaar ziek Hg, staat
nog steeds de tekst van Ps 37: 5 naast mij
op het nachtkastje en al mijn hoop is gevesÂ
tigd op dat woord: „Wentel uwen weg op
den Here en vertrouw op Hem ; Hij zal het
maken." Halleluja!
D. Adriaansz.
Laat ons bidden, geliefden, voor deze
jonge broeder, die met een longaandoening
in 't ziekenhuis te Leiden (Holland) ligt,
ver van zijn moeder en zuster. Hoevele jongeÂ
lieden zijn uit de oorlog gekomen geknakt
naar lichaam en ziel. Denny heeft echter 't
geloof behouden, halleluja. Laten wij nu de
grote Heelmeester bidden hem ook lichameÂ
lijk gezond te maken.!
Red. G. Sch.
9
WANNEER MEN GODE ONGEÂ
HOORZAAM IS ,
door OTTO KLINK.
Het getuigenis van een bekeerde Anarchist.
Komt, hoort toe, o gij allen die
God vreest en ik zal vertellen wat
Hij aan mijne ziel gedaan heeft.
(Psalm 66: 16).
Ik werd geboren in Duitsland. Daar ik
reeds 43 jaar tel, kan men mij tot de ouderen
rekenen.
Ik ben „ener vrouwe man", Gode zij dank,
en ik draag een trouwring. Eens vroeg een
zekere christen mij of 't dragen van een
trouwring niet behoorde tot het opschikken
met goud of juwelen, volgens de Schrift.
De broeder, die mij aldus vermaande,
droeg zelf een zilveren insigne en ik wees
hem daarop. Hij antwoordde met trots : „Ik
draag dit insigne opdat de ganse wereld wete,
dat ik een navolger van Christus ben."
„Welnu", sprak ik, „ik wens dat de ganse
wereld wete, dat ik „ener vrouwe man" ben,
en daarom draag ik een trouwring." En door
lange ervaring heb ik uitgevonden, dat het
dragen van een trouwring, op sommige
plaatsen, een machtige bescherming beÂ
tekent.
Ik was één jaar oud, toen mijn vader naar
Berlijn verhuisde. Hij besloot mij te laten
studeren, wat later ook gebeurde. Toen ik
8 jaren oud was, begon men mij Latijn te
leren, op mijn 10e jaar Frans en op mijn
elfde Grieks !
In Duitsland gelooft men dat een ontwikÂ
keld verstand de wereld kan regeren.
Toen ik 16 jaren oud was, doordrong de
heiligingsbeweging gans Duitsland. Het theÂ
ma was : „Zonder heiligmaking zal niemand
den Heer zien," de prediking werd zo ernstig
en dringend, dat de Staatskerk, ja zelfs de
Regering in opstand kwam en een groot
aantal gelovigen uit de Kerk trad.
Zij maakten zich tenten en predikten
heiligmaking. In deze dagen kwam ook een
groep naar Berlijn. Ik hongerde naar God en
bezocht op een zondagmiddag een hunner
bijeenkomsten. Een jeugdig Evangelist preÂ
dikte over Joh. 3: 16 en ik kwam onder
diep zonde-bewustzijn.
Op zijn uitnodiging naar voren te komen
begaf ik mij naar de boete-bank. De jonge
man vroeg mij, wat ik verlangde. Ik zeide :
„Ik weet niet wat ik verlang. Ik weet alleen
dat ik den Here Jezus nodig heb om mij van
mijn zonden te redden." Hij verwees mij
10
toen naar Pastor Jonathan Paul, die sedert
korten tijd leidend Pinksterpredikant in
Duitsland was.
Hij bad met mij, twee uren achtereen.
Daarna wist ik dat de Heer mij had aanÂ
genomen en mij bestemd had voor 't Zen-
dingsveld.
Ik volbracht mijn studie aan de HogeÂ
school en was mij gedurende al die jaren, de
roeping des Heren bewust. Toen 't mij echÂ
ter goed duidelijk werd, wat het voor mij
zou betekenen vaderland en vrienden te
verlaten, begon ik mij terug te trekken.
Ik besloot aan de Universiteit te Berlijn,
theologie te gaan studeren en geraakte daarÂ
door op een dwaalspoor, want ik volgde
mijn eigen wil en niet die van God !
Een mijner Professoren leraarde, dat geen
enkel verstandig man of vrouw, de geboorte
van Christus uit een maagd kon aannemen,
evenmin de macht van Jezus' Bloed ter
uit delgin g onzer zonden. Hij was van meÂ
ning dat wij door karaktervorming alles
konden verkrijgen.
Nu, ik was 18 jaar oud — en uit de lijn
van God geraakt, ik begon deze leer tot de
mijne te maken.
Een andere Professor, leerde integendeel,
dat 't Bloed van Jezus Christus ons enigst
heil is, en 't middel tot verlossing. Ook
noemde hij Jezus nadrukkelijk de Zoon van
God ! Hij werd echter algemeen bespot en
de studenten noemden hem „een oude afÂ
vallige".
Langzamerhand verloor ik al mijn geloof
en wendde mij tot het modernisme.
En toch, hoe wonderbaar werd ik door
God gedreven ! Steeds voelde ik mij gedronÂ
gen, den armen het Evangelie te brengen.
Tot dat doel kocht ik Bijbels en tractaten en
deelde ze uit aan zeelieden en armen.
De armoede onder de arbeidersklasse trof
mijn ziel en ik begon overal waar ik kon het
volk op te hitsen tot staking. Er waren schaÂ
ren van werklozen en men besloot tenslotte
een honger-optocht door Berlijn te maken,
om de Regering te dwingen, het volk werk
of eten te verschaffen.
T
scr
dee
hac'
ten
Vijfduizend huisvaders maakten zich op
naar Berlijn en ik voegde mij bij de lange
optocht. Wij trokken ook voorbij het paleis
van den Kroonprins. Wanneer deze thuis was,
toonde een uitgestoken vlag zijn aanwezigÂ
heid, was hij uitstedig, dan werd de vlag
binnengehaald. Toen wij 't paleis voorbij
gingen, zagen wij de vlag en begrepen daaruit
dat de Kroonprins aanwezig was en waarÂ
schijnlijk juist aan de maaltijd zat.
Tijdens de protestmeeting die volgde, beÂ
gon ik den Kroonprins te bespotten en zag,
hoe een der politie-officieren, daar stenoÂ
grafisch aantekening van hield.
Ik was jong en onbedachtzaam en verÂ
schrikte niet weinig, toen men mij later medeÂ
deelde dat ik den Kroonprins in 't openbaar
had beledigd en voor den rechter zou moeÂ
ten verschijnen.
De rechter, een gestreng man, meende
een voorbeeld te moeten stellen, daar de
verderfelijke geest van het anarchisme en
communisme reeds diep wortel had geschoÂ
ten onder de jonge studenten der UniverÂ
siteit, en ik hoorde mij tot mijn ontzetting
veroordelen tot 6 maanden gevangenisstraf
wegens belediging van 's Keizers oudsten zoon.
Ik ging in hoger beroep en de jury schonk
mij twee maanden vermindering van straf.
Na mijn ontslag uit de gevangenis keerde
ik terug naar de Hogeschool, doch ik moest
vernemen dat men mijn naam van de lijst
had geschrapt, zodat ik mijn studie niet kon
voortzetten.
Verbitterd schreef ik mijn tegenspoed toe
aan God en besloot mij in de armen van 't
atheïsme, 't zwartste ongeloof te werpen.
Mijn vader plaatste mij op een BankkanÂ
toor en zeide : „Gij kunt evengoed bankier
als prediker worden." Alsof daar niet een
hemelsbreed verschil tussen bestaat !
Het scheen enige tijd goed te gaan, doch
weldra trof mij een nieuwe slag. De president
van de Bank, hoorde dat ik in de gevangenis
had gezeten en ontsloeg mij. •
Ten einde raad smeekte ik mijn vader,
mij reisgeld te geven, dan wilde ik in Amerika
mijn geluk beproeven en hij hielp mij.
In New-York vond ik een baantje van 5
dollars" per week. Later verdiende ik meer,
als berichtgever van een plaatselijk blad.
Ik was eerst 21 jaren oud en was gedwongen
iedere avond in kroegen en andere beruchte
plaatsen naar nieuwtjes te zoeken waarmee
het ochtendblad gevuld moest worden !
(Ik raad u hierbij aan, niet alles te geloven
wat in de dagbladen staat \). Natuurlijk geÂ
raakte ik in slecht gezelschap. Zo kwam ik
in een der nachtkroegen in kennis met een
gevaarlijk anarchist.
Méér en meer ging het benedenwaarts,
wijl ik Gode ongehoorzaam was en bleef !
Ontzettende ionelen gaan aan mijn ogen
voorbij. Ik-zag" mijzelf geblinddoekt zitten
in een soort kelder, want ik had tegem mijn
nieuwen kennis, het voornemen geuit, mij
aan te sluiten bij de Anarchistische Bond
genaamd „Het rode masker" en hij had mij
na vele waarschuwingen en bedreigingen in
het midden van die kring gevoerd.
Welnu, nadat zij mij nogmaals duidelijk
gewaarschuwd hadden, dat 't lid-worden
van hun vereniging, de electrische stoel, of
levenslange gevangenis tengevolge kon hebÂ
ben en ik bij mijn voornemen volhardde,
namen ze mij de doek van de ogen en aanÂ
schouwde ik een 30 tal mannen, in 't rood
gekleed en met rode maskers voor.
Een ieder liet, uit een kleine snede in de
arm, enige bloeddruppels in een glas water
vallen, ook ik deed dat, en daarna moest
ieder een teug daarvan nemen. Dat was het
bloedverbond. Men zeide mij, dat ik thans
bloed van hun bloed was en dat ik medelid
van de Anarchistische Bond: „Het rode
masker" was geworden.
Spoedig daarop vernam ik, dat de Bond
het plan had, president Taft ('Presid. der
Ver. Staten, in 't jaar 1910J te vermoorden.
Hij zou naar New York komen, om een
inwijdingstoespraak bij een brug te houden
en men hoopte zijn slag te kunnen slaan.
Een aantal speelkaarten, waaronder één
geheel rood geverfd werd door elkander geÂ
schud en ziet, mijn vrienden, de rode kaart
werd door mij getrokken. Men zeide mij dat
ik den president moest doodschieten en beÂ
loofde mij alle mogelijke bijstand. De leden
onzer club zouden zich onder 't volk mengen
en een oproer verwekken, om mijn aftocht
na de moord te dekken.
Onbeschrijfelijke dagen maakte ik door,
maar ik durfde mij niet terug te trekken.
Eindelijk kwam de gevreesde dag. De
president werd 's middags om 3 uur op de
plaats, waar de brug zou worden ingewijd,
verwacht.
Ik stond daar, vanaf half twee.
Het sloeg 3 uur, doch de President kwam
niet, 4 uur, geen president — 5, 6, 7 uur,
geen president Taft verscheen. Om 7
x
/
4
u.
begon de muziek te spelen en ieder ijlde
naar 't muziek paviljoen menende dat de
President toch gekomen was, doch inplaats
daarvan, werd een telegram van hem voorÂ
gelezen, waarin werd medegedeeld dat hij
zijn afspraak vergeten had eri op dit tijdÂ
stip nog te Washington was.
Deze vergeetachtigheid, mijn vrienden,
bewaarde mij ervoor, een moordenaar te
11
worden, want ik was vast besloten mijn beÂ
lofte aan de Bond te houden en den man te
doden.
O, wie, wie, behalve de Heer, bewaarde mij
in deze verschrikkelijke dagen, toen ik de
Naam des Heren vervloekte en, staande op
een zeepkist, opruiende toespraken tot 't
volk hield ?
Mijn vrienden ! God had mij geroepen
de onuitsprekelijke rijkdommen van Jezus
Christus te verkondigen en had Zijn hand op
mij gelegd in Zijn grote barmhartigheid,
hoewel ik een groot zondaar was en Zijn
bewaring niet verdiende daar ik Zijn roepÂ
stem niet gevolgd had.
Het anarchistisch gezelschap begon zich
tegen mij te keren en op zekere dag bracht
men mij naar Hoboken, met 't bevel, niet
meer naar de staat New York te komen.
Ik begon een zwervend leven, ja maakte
zelfs een reis om de wereld. In 't jaar 1914
precies 3 maanden voor 't uitbreken van de
oorlog keerde ik weder naar Amerika terug.
In 1916 ontmoette ik te Atlanta mijn toeÂ
komstige vrouw. Wij traden in 't huwelijk en
zij begon voor mij te bidden, want zij was
een gelovige vrouw en ik was een atheïst.
En zo kwam er een tijd dat wij een tienÂ
daagse tentmission geleid door Paul T. Barth
bijwoonden. De laatste avond kwam, en
de uitnodiging werd gedaan. Ik hoorde de
stem van God tot mij spreken : „Dit is uwe
laatste gelegenheid."
5 9 Ik begaf mij naar voren, gaf mij over aan
Jezus, en voor 't aangezicht van 2000 perÂ
sonen sloeg ik mijn arm om mijn lieve vrouw
em smeekte haar, mij te vergeven. En ik
beloofde haar, door de genade van Jezus
Christus, in de toekomst een beter echtgeÂ
noot en een trouwer vader voor de kinderen
te zullen zijn.
Mijn dochtertje zag mij aan, onder het
naar huis wandelen en ontdekte de tranen
die over mijn wangen stroomden. Met haar
vriendelijk stemmetje vroeg zij, wat Papa
scheelde.
Ik antwoordde : ,,Mijn lieveling, Papa is
verlost en hij is o zo gelukkig !" Ere zij God !
Mijn broeders, deze Zelfde God, die machÂ
tig was zulk een geruïneerde zondaar als ik
ben te verlossen en met den Heiligen Geest
te dopen, Die een goed echtgenoot en een
waren vader van mij kon maken, kan en wil
hetzelfde doen voor een ieder die berouwÂ
vol aan Zijn voeten komt!
Broeders en zusters, laat ons gehoorzaam
zijn aan de stem des Geestes. Wanneer wij
ontrouw zijn aan onze roeping, onze eigen
weg gaan en Gode ongehoorzaam zijn, vallen
wij in de strik van Satan.
Vertaald uit het Duits door M. A. A.
%
tèMtÉ&L
Kindje* /(etótfieeót.
Klein kindeke heft de oogjes op
Naar licht en groen en ballen
En hoopt dat die ganse kleurenpracht
Straks van omhoog zal vallen.
Het graait en kraait van louter vreugd
En trappelt van pret steeds weder,
't Onschuldige kinderoog weerkaatst
Het kaarslicht, rein en teder.
Lief kindeke, blijf vertrouwen steeds
Op 't licht, dat komt van boven ;
Dan hebt ge uw leven lang een schat
Die niemand u kan roven.
M. A. A.
12
DAT WOWmVOLLE EVANGELIE
ZENDINGSVERHA-AL UIT DONKER INDIA
door MARY COURTNEY NORTON
Slot.
Ik wil u nog een
ander getuigenis geven
van de macht van 't
Evangelie. Ten tijde
van de hongersnood
brachten ouders hun
kinderen tot ons.
Mannen namen wij niet
op, omdat die nog zich
zelven enigszins konÂ
den redden, maar wel
vrouwen en kinderen.
Op een dag bracht een
man zijn gezin tot ons,
een van de kinderen
was een lief, 12 jarig
meisje, Indera geheten.
De vader keerde na
enige tijd terug en
eiste zijn gezin op. Hij
was weer in staat voor de zijnen te zorgen.
Zijn dochtertje wilde hij uithuwelijken. Het
kind was echter zo onder de invloed van 't
Evangelie gekomen dat zij weigerde het
christelijk geloof los te laten en een heiden
te huwen. Dat gaf 'n zware strijd. De woeÂ
dende ouders wilden haar vermoorden, en
zij vluchtte ons huis uit, om bij christenÂ
vrienden onderdak te zoeken. Vele dagen en
nachten leefde het dappere kind in doodsÂ
angst. Ofschoon men nü goed dan kwaad
met haar sprak, bezweek zij niet, maai
bleef trouw aan haar Meester. „U mag mij
doden," sprak zij tot de ouders, „maar ik
blijf een christen."
O, de wonderbare kracht die dat tere,
hulpeloze kind bezielde. Men liet haar einÂ
delijk met rust en ze keerde terug tot ons
zendingshuis. God zegende haar — ja dat
kon niet anders, want ze had haar leven voor
Zijn Naam veil gehad. Hij doopte haar heerÂ
lijk met de Heilige Geest en haar ganse leven
straalde licht uit.
Eens gingen wij op tournee en namen haar
mede.
Onderweg ontmoette zij haar neef en zij
vroeg ons verlof hem te mogen toespreken.
Natuurlijk gaven wij haar onze toestemming.
De neef kwam vaak met haar ouders in aanÂ
raking en daar zij steeds bad voor de bekeÂ
ring van haar vader en moeder, ofschoon
dezen haar zo slecht hadden bejegend,
hoopte zij door middel van dien jongeman
de ouders met 't Evangelie te kunnen beÂ
reiken. Daarom spaarde ze geen moeite haar
neef de Blijde Boodschap uit te leggen.
Ze raapte twee stokjes op van de grond
en toonde hem het kruis. Ze *was zo vol
enthousiasme en predikte zo vurig dat van
alle zijden de mensen kwamen aanlopen om
't vreemde schouwspel van een predikend
12-jarig meisje op straat, te zien. Enige
heidense mannen weenden onder de kracht
harer woorden. Wij vernamen later dat drie
of vier van deze mensen kort daarop aan
builenpest stierven. Wellicht was 't voor
deze arme heidenen de enige gelegenheid
geweest om van Jezus te horen.
Op een dag stond plotseling de vader van
Indera op onze veranda. Hij zeide kortaf :
„Ik ben gekomen om het meisje te zien. Ze
hoort wel niet meer bij ons, maar ik wil
haar toch nog eens zien."
Hij had 40 mijl gelopen om zijn dochter
te ontmoeten, en ofschoon hij moede, dorÂ
stig en uitgeput was, wilde hij eten noch
drinken uit de hand van zijn kind aanÂ
nemen, nog minder van ons.
Terwijl hij wat rustte, begon Indera hem
het Evangelie te verkondigen, maar hij stond
op en liep heen om ergens eten te gaan koÂ
pen. Enige broeders flndiërsj gingen mee
om hem de weg te wijzen en spraken geduÂ
rende de wandeling eveneens met hem over
de Here Jezus. De moeite die iedereen uit
het zendingshuis voor hem scheen te doen
om hem tot de Heiland te voeren, trof de
arme heiden. Zijn hart werd week en terugÂ
komende noemde hij Indera weer: mijn
dochter.
Hij had zijn kind altijd liefgehad ; teverÂ
geefs had hij gepoogd die liefde in zijn hart
te verstikken. Zolang hij in onze nabijheid
vertoefde luisterde hij stil naar de boodÂ
schap des heils en toen hij op 't punt stond
heen te gaan kwam hij tot mijn man en
zeide : „Ik heb in mijn dorp een stukje grond
beplant. De opbrengst van de oogst wil ik
besteden om hier een huisje te kopen. Dan
komen we allen hier wonen en.... we willen
christenen worden." Was dat niet kostelijk ?
Hij keerde terug en beleed het christenÂ
dom in zijn woonplaats. Maar het heidendom
is gruwelijk. Nog eer de oogst 'rijp was, stierf
de vader van Indera. Niemand kon met
zekerheid de oorzaak zijns doods vaststellen
maar wij nemen aan dat hij als martelaar
voor het geloof stierf. Zonder twijfel werd
13
hij gedood terwille van de Naam van Jezus
en zijn dochter zal hem stellig in de hemel
weervinden.
De christenvervolging is op sommige
plaatsen zeer groot. Wanneer een geheel
dorp zich tegelijk bekeert, hetgeen door de
Evangelisatie-arbeid van de Methodisten
in sommige streken herhaaldelijk geschiedde,
houdt de vervolging vanzelf op, maar wee
de enkeling die de Naam van Jezus durft
aan te nemen !
De heidenen dreigden eens een christen,
die zich door mijn man wilde laten dopen :
„We zullen je de ogen uitsteken." Hij en zijn
vrouw werden schrikkelijk vervolgd.
Menigmaal kwam de vrouw met haar
baby op de arm van 10 mijlen ver, om ons te
smeken met haar te bidden, daar zij in
doodsangst verkeerden. Het resultaat der
gebeden was dat het ganse dorp zich beÂ
keerde en gedoopt werd.
Een zendelinge, Miss Magnusson was hierÂ
bij Gods werktuig. De dorpsbewoners legden
De wereld is vervuld met wrevel. Gen. 6:11 ,
Ned Calmer, een wereldreiziger, zegt :
„Practisch overal waar ik kwam, gedurende
mijn trip van 33.000 mijl rond de aarde,
ontmoette ik opstandigheid en wrevel."
Heeft de Heiland niet geprofeteerd dat,
wanneer Hij zal wederkomen de aarde verÂ
vuld zal zijn van wrevel als in de dagen van
Noach ? (Lukas 17 : 26, 27).
Waarlijk, Zijn komst is zeer nabij.
Waar kwamen de overgeschoten brokken
brood vandaan ?
Een zondagschool-onderwijzeres vertelde
de kinderen van de Wondervolle spijziging
(Joh. 6). „Natuurlijk konden die 5-duizend
mensen niet gevoed worden met 5 broodjes
en 2 vissen", zo sprak zij, „het betekent
eenvoudig dat de schare zó gevoed werd
door de toespraak van den Here Jezus, dat
zij de honger niet meer voelden." De kin-
zulke heerlijke, eenvoudige getuigenissen af,
dat de ogen der toehoorders vol tranen
stonden, en één uitriep : „Dit huis is vol
engelen". Machtig is de Geest van God, wanÂ
neer Hij de weg baant tot 't geloof in ChrisÂ
tus ! Halleluja ! Het enige pad waarop wij
Jezus kunnen vinden, en Hem behagen, is
het pad der liefde voor anderen. Een gemeente
die de zendings-arbeid liefheeft en steunt
zal gezegend worden.
Soms denk ik dat de Here de zendelingen
iets méér nabij is dan hen die thuis blijven,
omdat zij zo eenzaam zijn en zoveel strijd
moeten doormaken.
Menigmaal gaan zij door diepe wateren,
maar ik weet dat de Heer moeite en leed
toelaat in hun leven opdat zij al hun kracht
zouden zoeken in Hem, en dagelijks putten
uit Zijn genade.
Bidden wij wel voor de zendelingen lieve
lezers ?
DAAR
deren hoorden zwijgend toe, maar er was
in de klas een klein meisje, dat meer verÂ
stand en geestelijk inzicht had dan de
onderwijzeres.
„Maar juffrouw," vroeg zij met oprechte
verbazing : „Hoe was dat dan met die 12
korven brood ? (vers 13). Waar kwamen dan
die overgeschoten brokken vandaan als de
spijziging niet echt was ?"
Wolven in sehaapsklederen,
Een Amerikaans blad : „The Pathfinder",
deelt mee dat zich in Rusland zes theoloÂ
gische seminaries bevinden, waar ^ 3000
studenten worden opgeleid voor zendingsÂ
werk. Deze studenten echter zijn bestemd
niet om de Christelijke leer te verbreiden,
doch de Communistische principes. Ze zulÂ
len over verschillende streken verdeeld
worden — drie groepen moeten hun boodÂ
schap brengen aan Protestantse en KathoÂ
lieke landen, de' rest wordt verdeeld over
Boeddhisten, Confucianisten, Islamieten,
Brahmanen en Israëlieten.
Een wereld vol ledepoppen,
„De volgende wereldoorlog zal waarÂ
schijnlijk een pijnloze oorlog zijn," aldus een
afgevaardigde in het Amerikaanse Huis van
Afgevaardigden. Hij deelde mee, dat cheÂ
mische deskundigen van het Amerikaanse
leger vermoedelijk binnenkort een gas zulÂ
len hebben ontdekt, dat tijdelijk de wil kan
uitschakelen, zonder schadelijke gevolgen
te hebben.
VAN HIER EN
Twijfel aan de Godheid van Christus.
„The Pentecostal Evangel" het HoofdÂ
orgaan van onze „Assemblies of God", waarÂ
schuwt de ernstige gelovigen tegen de korÂ
telings te Amsterdam opgerichte Wereldraad
van Kerken, op grond daarvan dat men
leden accepteert, die de Godheid van ChrisÂ
tus in twijfel trekken.
Het blad voegt er zeer juist aan toe :
Een organisatie die leden toelaat welke
's Heren Godheid loochenen is in de grond
„non-Christian".
14
.GOD IS EEN VADER.
Een Kerstverhaal,
„God — zei de spreker op het
platform van een klein Legerzaaltje
in Frankrijk — God is een Vader,
die Zijn kinderen liefheeft en kinÂ
deren van Hem zijn wij allemaal."
Vrouw Terreu, die achterin de
zaal zat, voelde dat haar hart beÂ
gon te bonzen. Zij keek de andere
aanwezigen eens aan. Niemand had
haar aangestoten. „Ik zal zeker een
poosje geslapen hebben."
- Zij was naar dat zaaltje gegaan
om een beetje warmte te genieten.
Thuis had zij geen vuur en geen geld
om brandstof te kopen. Niet eens
geld om eten te kopen. Haar man, die
de hele dag te vergeefs naar werk
gezocht had, was moedeloos en verÂ
bitterd thuis gekomen en zij was
toen maar uitgegaan, vrezende dat
er anders harde woorden tussen'hen
zouden vallen. Zij wist dat het haar
mans schuld niet was dat zij geen
cent meer bezaten, wat zou zij hem
dan nog verwij tingen gaan doen ?
En toch ook har e zenuwen waren
danig in de war. .
„Men moet tot God bidden," zei
de man op het platform. „God hoort
het gebed van Zijn kinderen. Hij
hun wat zij nodig hebben. Hij laat hen
nooit zonder hulp."
Nu begreep vrouw Terreu toch dat zij
nie t sliep. Er gebeurde iets wonderlijks
met haar. Plotseling stond zij overeind op
haar voeten. „Is dat waar wat gij daar zegt ?"
Met verbazing hoorde zij daar haar eigen
schelle stem.
De aanwezigen keken om en zagen haar
met afkeurende bhkken aan. Maar de man
op het platform glimlachte en zijn gezicht
straalde. „Ja zeker is dat waar !" antÂ
woordde hij.
„Hallelujah" riep een stem, en een oud
vrouwtje knikte toestemmend.
Zonder één woord verder te zeggen verliet
vrouw Terreu het lokaaltje en spoedig was
zij bij haar man terug.
„Jean, riep zij uit, God is een Vader. Dat
heeft de heilssoldaat gezegd."
Jean keek.op. „Wat scheelt je, vrouw?"
vroeg hij.
„Men moet God bidden. Hij geeft.antÂ
woord. Dat heeft de heilssoldaat óók gezegd."
geeft Meer en meer verbaasd keek Jean zijn
vrouw aan. Hij begreep dat zij in de volste
ernst was.
„Ik kan niet bidden," zei hij daarop.
„Ik ook niet, zei ze, maar als men een
vader heeft, zegt men toch wel eens : „vaÂ
der, wij vragen "
„Maar zeg, vrouw," zei de man nu, bij
wien zekere oude herinneringen opkwamen,
„zeg, vrouw, moet men zijn knieën niet
buigen als men bidden wil?"
Vrouw Terreu was even in de war. Toen
zei ze : „Je hebt gelijk !" Terstond wierp
zij zich op de knieën, met de ellebogen op
de tafel. Jean volgde haar voorbeeld.
„Vader !" begon vrouw Terreu opnieuw.
Het was alsof er in haar iets kapot ging.
Zware snikken deden haar hele lichaam trilÂ
len. Toen kwam er plotseling een stroom van
woorden: hun ongeluk, hun ellende.... „o
Vader !" snikte zij.
Jean keek verbaasd naar een heel plasje
tranen op tafel — zijn eigen tranen. Hij beÂ
greep niets meer van zichzelf. Alleen voelde
hij dat hij doodmoe was en hij begeerde dat
die Andere, wiens tegenwoordigheid dat
15
armzalige vertrekje vervulde, hem leerde
praten. „O Vader!" snikte Jean op zijn
beurt.
„Dat was vrouw Terreu," zei een jong
meisje, toen de samenkomst afgelopen was.
De vrouw van de heilsofficier verlangde erg
wat meer van die vrouw te weten.
„Ken je haar ?•"
„Ja zeker, ze zijn straatarm. Terreu heeft
geen werk en krijgt ook geen ondersteuning".
„En na twee dagen", zei de officiersvrouw
in zichzelf, „is het Kerstfeest."
Zij richtte zich tot haar man. „Ik ga er
meteen even heen. Ik heb een mandje hier,
maar eerst moet ik even naar huis."
Dat is de verklaring waarom de echteÂ
lieden Terreu, nadat zij van hun knieën
waren opgestaan op iets wachtten. Ze
wisten niet wat.
Daar werd er op de deur geklopt.
„Zie je wel, man, wat ik daarnet zei ?"•
riep ze, terwijl ze naar de deur ging om open
te doen.
Tien minuten later bad men weer bij
de Terreu's, maar met z'n vieren, neen, met
z'n vijven, want ook dat kleine meisje, dat
de weg gewezen had was meegegaan, en zij
was het, die zeide : „het is'toch wel heerlijk
zo'n goede Vader in de hemel te hebben !"
En nu het slot.
Terreu was volstrekt niet verbaasd toen
hij de volgende dag een brief van zijn oom
kreeg, waarin deze schreef : „Ik word oud..
. .wat zou je er van zeggen als jij op mijn
hoeve kwam werken ?"
God is een Vader.
„Pniël".
BERICHTEN VAN HET ARBEIDSFELD.
i
• :
'
*
it «
^ ^
•>.-->.•;• • .•
*WW ~ w •****
Op de 24e October j.l. mochten wij onze
Zr. B. J. de Vrij, na bijna drie jaren van afÂ
wezigheid, weer te Soerabaia welkom heten.
Zij heeft aan de Bijbelschool te Leamington
Spa (Engeland,) een uitstekende opleiding
genoten en keerde als evangeliste tot ons
terug, na een zeer goed examen te hebben
afgelegd. Zondag 30 October hield zij in onze
Gemeente voor een stampvolle zaal haar
eerste prediking en wij danken God voor
dat schoon getuigenis van onze jonge zuster
(zij is 26 jaar oud,) waarmede zij veler hart
heeft getroffen.
Moge de trouwe Heiland haar in onze
Gemeente -tot rijken zegen stellen is onze
hartelijke bede.
Voorlopig is haar de leiding van de JeugdÂ
vereniging „Kleine Kracht" opgedragen,
benevens huis- en zieken-bezoek, bidstonÂ
den en enige wijksamenkomsten, zodat haar
een rijkgezegend en uitgebreid arbeidsÂ
veld wacht. God zegene onze lieve Bart je en
stelle haar tot een zegen !
Eveneens met verheuging mochten wij
onze Br. Petrus Oei met zijn jonge vrouwtje
in ons midden hebben. Na de huwelijksinÂ
zegening te Bandoeng, reisden zij naar
Soerabaia. De treinreis van Semarang naar
Soerabaia (deze route was pas enige dagen
tevoren ingesteld,) duurde van v.m. 6 u.
tot n.m. 7 u. dus 13 uren ! Vroeger reisde
men in minder tijd met de Eendaagse van
Batavia naar Soerabaia, maar het indische
publiek is de S.S. al buitengewoon dankbaar,
en," met reden, voor zijn huidige prestaties.
Br. en Zr. Oei brachten beiden een heerlijk
woord in onze Gemeente en wij zagen ze
node naar Solo, hun bestemmingsplaats
vertrekken. Moge de Here deze jonge mensen
beschermen en bewaren op hun tot dusver
zo gevaarlijke post.
Tot onze droefheid zagen we ons gedwonÂ
gen onze afdeling te Lawang te sluiten.
Het is te gevaarlijk voor onze Werkers
aldaar te wonen ook werd onze voormalige
woning weer eens gerampokt, zodat we
maar besloten de kerk aldaar op te heffen.
Onze Lawangse Brs. en Zrs. thans overal
verstrooid, zullen dit bericht wel met leedÂ
wezen lezen. Tien jaren lang heeft de Heer
ons in deze geliefde „glazen" kerk (zo geÂ
noemd omdat de wanden tot op de helft uit
ruiten bestaan) gezegend en vele, vele zielen
geschonken. slot: pagina 23.
16
l/etleidende aeeóten.
Het Spiritisme.
door Ds. A. B. W. M. KOK.
Slot.
Vooral de geestenfotografie beschouwt
men als een frappant bewijs voor een leven
na de stoffelijke dood. Men laat zich fotoÂ
graferen bij een medium dat deze gave beÂ
zit. Dikwijls verschijnt dan op de foto beÂ
halve de persoon een zogenaamde extra:
een afbeelding van een vriend of familielid,
die overleden is.
Hoe staat het Spiritisme tegenover de
christelijke heilsfeiten ?
Het kent niet de belijdenis van zonde en
heeft daarom geen behoefte aan genade.
Christus wordt niet als de Verlosser beÂ
leden, omdat 'zonde zwakheid is, die langs de
weg der ontwikkeling overwonnen wordt.
Een eenstemmig oordeel over de persoon
van Christus heeft men niet. Volgens somÂ
migen is hij een verheven medium, anderen
achten de vraag of Jezus werkelijk geleefd
heeft van weinig belang.
Scherp veroordeelt het Spiritisme de leer
der Voorbeschikking. God is de God der
liefde, die niet één Zijner schepselen laat
verloren gaan. Eeuwige verdoemenis beÂ
staat niet.
Ook voor de geestelijk laagst gezonkene
zal in het hiernamaals eens de tijd aanbreÂ
ken, dat hij tot inzicht zijner fouten komt,
de zucht naar het betere geboren wordt en
het heerlijke licht van Gods almachtige
liefde na wroeging, berouw en grote strijd
eindelijk opgaat.
De gestorvenen zijn, aan de overzij aanÂ
gekomen, juist zoals ze het aardse leven verÂ
lieten, d.w.z. met hun ontwikkeling en deugÂ
den, maar ook met hun gebreken.
Aan de overzijde zullen we het leven verÂ
volgen. Evenals op aarde moeten we daar
proberen onze gebreken te boven te komen.
Langzamerhand worden we dan geschikt
voor de betere sferen.
Niet door geloof aan dogma's komen we
vooruit, maar de goede, onzelfzuchtige daad
wordt van ons gevraagd. De verbetering
van eigen fouten is hier, maar ook aan de
overzij de weg om tot het hoogste te geraÂ
ken.
De Spiritist beweert met ophef : ik behoef
niet te geloven — ik weet.
Maar... . waar is de maatstaf om te toetÂ
sen hetgeen de geesten openbaren ?
Er kunnen ook bedriegers onder de- geesÂ
ten zijn „die zo gaarne de nieuweling misÂ
leiden of afschrikken en belachelijk maken
door allerlei leugenachtige mededelingen.
Een medium is een geopende deur, waardoor
zowel kwaad als goed, zowel onzin en leugen
als waarheid tot ons kan komen ; een deur,
die aan beide zijden wachters nodig heeft,
aan deze zijde wijze en voorzichtige mensen,
aan gene zijde wijze en goede "geesten."
Dr. J. R. Slotemaker de Bruine schrijft
geestig en waar : „Of de geesten de waarÂ
heid bezitten, hangt van hun reinheid af,
daarom moeten hun mededelingen getoetst
worden aan die van anderen, wellicht ook
aan de rede."
Hoe moeten wij over de geheimzinnige
geestenverschijningen oordelen ?
In'de eerste plaats hebben we in het SpiÂ
ritisme met veel zelfbedrog of welbewuste
misleiding te doen.
Voorts is alles lang niet zo wonderlijk en
geheimzinnig als wordt voorgesteld. De uitÂ
spraken van mediums zijn voor een groot
deel terug te brengen tot zielsindrukken
van het medium zelf, die op een gegeven
ogenblik uit het onderbewustzijn naar boÂ
ven stijgen of onder invloed van anderen tot
uiting komen. Dr. S. P. Dee merkte in dit
verband op: Het zijn de uit het. dagbe-
wustzijn verdrongen complexen van ideeën
en wensen, die als geesten zich manifesteren.
„Het kan aan geen twijfel onderhevig zijn",
schrijft dr. W. H. C. Tenhaeff; een bekend
parapsycholoog, „of wij moeten in een groot
aantal „geesten", die zich op de seances
der spiritisten heten.te manifesteren, neuÂ
rotische symptomen zien, geobjecteerde
droombeelden. Een groot aantal der z.g. spi-
ritistische media leeft hun verdrongen wens-
leven in deze „geesten" uit, reageert in deze
„geesten" af ten opzichte van een publiek.
Hij illustreert dit met het merkwaardige
feit, dat bij ongehuwde vrouwelijke mediums
de controle-geest herhaaldelijk verdwijnt,
wanneer het medium zich verlooft of in het
huwelijk treedt. De geesten waren „Ersatz-
mannen", die nu overbodig zijn geworden."
Met geheime krachten in de mens dient
gerekend te worden, zoals met de magneÂ
tische kracht, waardoor het geheimzinnige
en buitengewone een gewone natuurlijke
verklaring vindt. Ook kunnen suggestie en
hypnose een grote rol spelen in de geheimÂ
zinnige sfeer van lichtgevoelige deelnemers
aan een séance.
Tenslotte — de Heilige Schrift zegt dat
de duivel door de antichrist grote tekenen
en wonderen doet. Daarom, al zullen we
alle spiritistische verschijnselen niet als
17
duivelswerk signaleren, toch hebben we
onzes inziens bij vele „openbaringen" aan
de inwerking van boze geesten te denken en
't is mogelijk dat deze boze geesten onthulÂ
lingen uit het rijk der doden dóen.
Het Spiritisme is een surrogaat van de
religie. De vorst der duisternis gebruikt deze
anti-christelijke beweging om de mens van
de ware Christus af te voeren.
De bekende predikant P. Huet f overleden
in 1895J heeft enige tijd het Spiritisme met
het Christelijk geloof zoeken te verenigen.
Hij keerde echter aan het Spiritisme de rug
toe met de verzuchting : „Ik raak hier mijn
Heiland kwijt."
Het valt niet te ontkennen dat het SpiÂ
ritisme vaak schadelijk werkt op de gezondÂ
heidstoestand van zijn beoefenaars. In plaats
van moedig de taak in dit leven op zich te
nemen, gebruikt men de kostelijke tijd om
allerlei mededelingen van de „overzij" te
ontvangen.
En....wat zijn die mededelingen van
bitter weinig betekenis.
Zeker, er is in het hart van de mens een
We kennen allemaal de uitdrukking:
De Bijbel is Gods Woord. Deze uitspraak
is een geloofsbelijdenis. Er zijn mensen,
die geloven, dat de Bijbel Gods Woord is.
Er zijn er ook, die daaraan twijfelen.
Ik behoor tot de eerste groep. Ik geloof
met heel mijn hart, dat de Heilige Geest
verschillende mensen, gehoorzame, gewilÂ
lige .mensen, zoals Mozes, David, Paulus
en anderen heeft gebruikt en hun heeft
ingegeven, wat ze moesten schrijven. Wel
deed ieder het op zijn eigen manier, gebruikÂ
te bijvoorbeeld zijn eigen stijl, maar ze
schreven niet hun eigen gedachten, doch
alleen wat God hun ingaf.
Alles, wat in de Bijbel staat, is dus erg
belangrijk, want het is het woord, niet van
een mens maar van God.
En het Woord van God is absoluut waar.
Je hoeft niet bang te zijn dat er iets in de
Bijbel staat, wat niet waar is.
Go d kan niet liegen. En het
komt allemaal uit, wat God zegt:
Zijn Woord blijft in der eeuwigheid.
De hemel en de aarde zullen voorbijgaan,
onuitroeibare behoefte aan gemeenschap met
de hogere wereld.
Die behoefte wordt vervuld door het
Woord Gods. Dat Woord openbaart de mens
de toekomst, voorzover hij kennis dienaanÂ
gaande nodig heeft. Hij zegt : gij, o mens,
hebt de grens tussen de wereld aan deze en
aan gene zijde van het graf te eerbiedigen.
Gij moogt de kloof, die het hier van het
ginds scheidt, niet overbruggen.
Maar wanneer dat Woord verworpen
wordt, zoekt de mens een jammerlijke beÂ
vrediging op zondige paden.
De Spiritist zoekt gemeenschap met de
afgestorvenen.
De Christen heeft gemeenschap met de
gestorven, maar opgewekte en verheerlijkte
Christus. Hij weet dat de in Jezus ontslaÂ
penen door boze geesten in hun zalige rust
niet kunnen verstoord worden.
Dr Gunning heeft eens gezegd : „Ik heb
óók een kind en vele andere geliefden mij
zien voorgaan, maar nimmer heb ik begeerd,
uit die schaduw-wereld „openbaringen" te
krijgen. Mij is Christus voor. leven en sterÂ
ven en voor de toekomende wereld genoeg."
maar mijn woorden zullen geenszins voorbijÂ
gaan. (Matth. 24 : 35).
Let ook op de kracht van Gods Woord.
In Genesis 1 lezen we, dat God spreekt :
Er zij licht. En er was licht.
God sprak: Laat ons mensen maken.
En er kwamen mensen : Adam en Eva.
Gods woord heeft scheppende kracht,
dat wil zeggen : God spreekt en dingen, die
er eerst niet waren, komen tot bestaan.
Schept God ook nu nog ? Ja, in 1 Petrus
1: 23 zegt Petrus tegen de gemeente : (gij
zijt) wedergeboren, niet uit vergankelijk,
maar uit onvergankelijk zaad, door het
levend e en blijvende Woord
va n God.
Wedergeboren door het Woord van God. Als
we Jezus ons hart gegeven hebben, vernieuwt
Hij ons hart, worden we wedergeboren.
Dit is heel iets anders, dan je leven beteren.
Iemand, die verslaafd is aan de drank,
kan op een goede dag zeggen : Ik wil nooit
meer drinken. Het kan zijn, dat hij zijn
woord houdt. Maar ook is het mogelijk,
dat hij terugvalt in de oude zonde.
KORTE PREERJES VOOR KWREREK
door Br. E. VAN DER MOLEN. Ambon.
HET WOORD DES HEREN.
18
Het woord van een mens kan soms wel
krachtig zijn, maar het haalt niet bij de
kracht van het Woord van God. Als we
Hem ons hart geven (dat betekent, dat
Hij voortaan de baas is in ons leven), dan
vernieuwt Hij het geheel en al.
Maar we moeten Hem laten geworden.
Als we op een goede dag denken : Nu wil
ik zelf weer de baas zijn, onderbreken we
Gods werk. En vallen we weer terug in onze
oude zonden. Vergeet niet:
Hij forceert de toegang tot ons hart niet.
We worden geen nieuwe schepselen tegen
wil en dank. We moeten Hem de deur tot
ons hart openen. Maar als we dat dan ook
doen, dan zullen we merken, dat het Woord,
waarmee Hij ons levend gemaakt heeft,
blijft tot in der eeuwigheid. Of zoals het
in Jesaja 55: 13 staat:
Voor een doorn zal een denneboom opÂ
gaan, voor een distel zal een mirteboom
opgaan.
Doornen en distelen zijn nutteloze planten.
Dennen en mirten daarentegen zeer bruikÂ
baar. Zo worden ook Gods kinderen verÂ
anderd, herschape n door Zijn Woord.
Een dronkaard en losbol wordt een voorÂ
beeldig levend mens, een driftkop wordt
kalm en bezadigd, een knorrepot wordt
blijmoedig en vriendelijk.
En dit alles door je goede voornemens,
je wilskracht ? Nee, door het reinigende
bloed van Christus, door het herscheppende
Woord van God. Aan God de eer. Om nog
eens met Jes. 55: 13 te spreken : En het
zal den Here wezen tot een Naam, tot een
eeuwig teken, dat niet uitgeroeid zal worden.
„BOUWFONDS ASSEMBLIES OF GOD"
SOERABAIA.
Hieronder volgen de namen (voorletters)
der gevers :
Brs. en Zrs. van Soerabaia: B. f 5.—
A. M. B. f 10.— ; F. C. B. f 2.50 ; J. W. B
f 2.50 ; B. f 5.— ; J . L. v. C. f 2.50 ; D. f 5.—
Ch. J. E. f 21.50; W. v. d. G. f 10.—
P. G. f 5.—; J. v. G. f 10.— ; v. H. f 3.— ; E
H. f 5.— ; H. H. T. f 20.— ; J. G. K. f 10.—
J. P. K. f 10.— ; C. S. L/f 5.— ; A. L. f 10.—
L. L. f 2.50 ; L. T. S. f 5.— ; L. F. M. f 2.50
Th. F. M. f 5.—; R. A. M. f 2.50 ; N. N
f 5.— ; N. N. f 25.— ; J. H. R. f 5.— ; H. S
f 5.— ; M. J. S. f 2.50 ; A. V. H. S. f 20.—
J. v. S.-R. f 5.— ; S. S. f 5.— ; T. G. S
f 10.— ; T. T. B. f 15.— ; N. J. T. f 5.-
T. K. S. f 10.—; D. F. O. F.T. f 5.—; T. T. L
f 25.—; T. S. P. f 10.— ; J. V. f 5.—; W. F. V
f 5.— ; R. E. V. f 5.— ; G. v. W. f 2.50. •
Sitoebondo : H. v. W. f 13.—; Sampang
(Madoera) : R. E. D. f 3.—; Krampon
(Madoera) : B. v. d. B. f 10.— ; Mr. Cornelis
D. K. f 10.— ; Buitenzorg: Ch. d. B. f 2.—
C. v. U. f 50.— ; Fam . P. f 25.— ; Bandoeng
A. D. f 10.—; Makasser: A. o. G. f 20.—
Pontianak: M. E. L. f 5.—.
In totaal ontvangen tot uit. October 1949
f 11.685.60 (Elfduizend zeshonderd vijf en
tachtig & 60/100 Gulden).
Wij danken U voor uw bijdragen en hopen
dat U ons Bouwfonds blijft gedenken.
God zegene U !
De Uwe in Chr.
M. A. ALT.
HUWELIJKSJUBILEUM
10 December 1919 - 10 December 1949.
Zo de Here wil en wij leven, hopen wij op de 10e December a.s. ons 30-jarig hu-*
welijksjubileum te gedenken. De eerste 10 jaren hebben wij ons levensbootje zelf bestuurd
zonder Christus, met gevolg, dat het door de geweldige stormen bijna tot zinken was
gekomen. Welk een grote genade, dat de Here Jezus zich toen over ons ontfermde. Toen
ons scheepje zo ronddobberde te midden van de woeste levenszee, zijnde in nood van
de gevaarlijke baren, elk ogenblik gedoemd om door die grote watermassa verzwolÂ
gen te worden, kwam Jezus op ons hulpgeroep tot ons af. Hij klom in ons scheepje en
terstond stilde de wind. Wonderlijke vrede, die alle verstand te boven ging, vervulde
toen onze harten. Na dien is Hij immer onze Stuurman en hebben wij de grote genade
mogen smaken 20 jaren onafgebroken in Gods Wijngaard te werken.
Onze innige bede en wens is de Here te mogen blijven dienen, totdat Hij komt.
Glorie voor Jezus !
Zijne dankbare kinderen,
BR. en ZR. E. L. CORBET-CASSÉ.
Bandoeng.
issssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssssi
19
JOMNYS AVONTUUR IN HET OERWOUD
Het was kerstfeest over de gehele wereld
— in alle kerken en vele huizen werd 't
geboortefeest van de Zaligmaker gevierd
en overal prijkte de altijd groene, met kaarÂ
sen versierde kerstboom, als een symbool
van de onvergankelijke hef de van God en
van Christus, het eeuwige Licht.
Aan de rand van een geweldig oerwoud
in donker Afrika woonde een zendeling met
vrouw en twee kinderen : een meisje van
zes, Mary, en een jongen van 2
l
/
2
jaar,
Johnny geheten. Ook zij vierden kerstfeest,
al was 't dan maar heel eenvoudig in hun
primitieve woning aan de bosrand. De
zendeling, John Custer geheten, werkte
nog niet heel lang in deze streek. Op enige
afstand van zijn woning stond het kerkje
met rieten dak, waar hij zo juist met zijn
kleine gemeente, bestaande uit ongeveer
30 negers het geboortefeest des Heren herÂ
dacht had. Op verzoek van zijn vrouw vierÂ
den zij, terwille van de kleintjes thuis
nog eens kerstfeest. Toen de kaarsen brandÂ
den zette moeder zich aan 't kleine orgel en
zong kerstliederen met de kinderen, waarna
vader de Bijbel opende en Lukas 2 voorlas
met ontroerde stem.
Kleine Johnny zat op de schoot zijner
moeder en genoot, evenals zijn zusje van
het flikkerende kaarslicht en de glanzende
ballen en sterren aan de boom. Het was een
lieflijke en vredige avond.
Van buiten drong het gesjirp der krekels
en 't gekrijs van nachtvogels tot hen door,
maar overigens was er niets dat de stilte
om hen heen verstoorde. Vader besloot de
avond met gebed, nadat de kleuters hun
geschenken hadden ontvangen, en dankbaar
en tevreden begaven allen zich ter ruste,
onbewust van de slag die hen zou treffen.
De volgende morgen besteeg de zendeÂ
ling zijn paard om op tournee te gaan en
vrolijk nam hij afscheid van vrouw en kinÂ
deren. Kleine Johnny werd nog even op 't
paard gezet en onder luid geschater van zijn
zijde rondgereden, daarna -een kus, een harÂ
telijk handgewuif en — weg was vader, naar
een van de kralen in de nabuurschap.
Moeder keerde terug tot haar werkzaamÂ
heden in de keuken, waarbij Mary op hare
wijze hielp. Er moest zoveel opgeruimd
worden na de feestdag dat moeder enige tijd
niet dacht aan haar jongste. Eindelijk miste
zij zijn gebabbel en zei tot Mary : „Ga eens
kijken naar de kleine boy, hij speelt zeker
in de tuin". Maar Mary kwam weldra terug
met de boodschap dat de kleine jongen daar
niet was. „Hij is zeker met Harry meegeÂ
lopen, veronderstelde zij — fHarry was de
zoon van een christenneger in de buurtj.
„Loop er gauw heen", sprak mevrouw CusÂ
ter, „en haal hem terug, hij moet ontÂ
bijten". Rustig ging zij voort met haar beÂ
zigheden, want Johnny liep dikwijls mede
met de kinderen uit het dorp, die allen dol
waren op de kleine krullebol. Het duurde
echter lang eer Mary terugkwam, zodat de
moeder zich eerst verwonderde, en daarna
20
ongerust werd. Toen haar dochtertje eindeÂ
lijk verscheen, was zij vergezeld van een
oude neger, een gemeentelid, Jack geheten.
„De kleine jongen is niet in de kraal meÂ
vrouw" — zeide hij — niemand heeft hem
gezien. „O, maar hij zal wel in een der hutten
zijn" — sprak de moeder zenuwachtig —
kom, we zullen hem zoeken". Ze liep haastig
naar 't dorp en ging van hut tot hut, maar
't kind werd niet gevonden.
„Dan is hij 't bos ingelopen" — riep mevr.
Custer en zij huiverde yan angst, want nog
kortgeleden hadden zij in hun woning 't
gebrul van een leeuw vernomen en 't krioelde
er van slangen.
Het gehele dorp trok mee het bos in.
Niet ver van huis vonden ze 't schoentje
van de kleine jongen. De moeder raapte
't op en drukte 't met tranen aan haar
hart — maar van 't kind, geen spoor. Tot
de avond toe weerklonk het woud van 't
geroep der inboorlingen die alles deden om
't jongetje te vinden, maar men hoorde
geen ander geluid dan 't gefluit der vogels
en 't verwijderd gebrul van wilde dieren.
Tegen de nacht kwam de zendeling thuis,
bedekt met stof en zweet wegens zijn overÂ
ijlde rit te paard; men had hem laten
waarschuwen in het dorp waar hij juist een
zieke bezocht en onmiddellijk had hij de
terugtocht aanvaard.
Gewapend met lantarens en fakkels trok
hij met de Broeders het bos in. Zij zwierven
de ganse nacht rond, al roepende de naam
van het kind, maar er kwam geen antwoord.
O, de diepe smart van die ouders ! TeÂ
zamen knielden zij neer en smeekten God
hen toch hun kleine, vrolijke lieveling terug
te zenden — maar toen week na week voorÂ
bijging zonder dat er ook maar een spoor
van 't kind ontdekt werd ondanks al hun
pogingen, moesten zij wel tot ' besluit komen,
dat de kleine de prooi van een of ander wild
dier geworden was.
Wie kan het leed van deze beroofde vader
en moeder beschrijven ? Vooral de moeder,
die steeds gebukt ging onder zelfverwijt,
was ontroostbaar. Het was haar echtgenoot
die haar liefdevol ter zijde stond en steeds
wees op dien Enen Die onder nood en
smart de Zijnen niet verlaat en immer geÂ
reed staat om te troosten.
Wat was er intussen met Johnny gebeurd?
Toen hij zijn moeder en zusje zo druk bezig
zag die morgen, was hij 't huis uit getrippeld.
Een prachtige vlinder fladderde voor hem
uit en hij besloot die te grijpen. Onbewust
van gevaar verliet hij 't smalle bospad en
geraakte op een zijweg. Hij ontmoette verÂ
scheidene kleine en grote apen ; maar daar
was hij niét bang voor, want die kwamen
dagelijks bij zijns vaders huis om te stelen
en te bedelen. Aan apen was Johnny geÂ
wend en ze deden hem ook geen kwaad.
Prachtige bloemen zag hij tussen de struiÂ
ken en hij liep al maar door op zijn kleine
voetjes, niet eens bemerkende dat hij één
van zijn schoentjes verloren had.
Eindelijk werd 't ventje moe, en wilde
hij terug naar huis, maar — hij was zo ver
afgedwaald dat hij vanzelfsprekend de weg
niet kon vinden. Hij stak zijn duimpje in
de mond en begon te huilen. „Mammie",
pappie". Maar niemand antwoordde hem.
Nog een poosje sukkelde hij voort door 't
hoge gras, zette zich toen aan de voet van een
hoge boom en viel in slaap.
Toen hij wakker werd wist hij niet waar
hij was. Hij lag op een bed van dor hout
en bladeren in een hoge boom, tussen
jonge apen in, en een reusachtige gorillaÂ
aap grijnsde hem toe. fEen gorilla is een
mens-aap, zonder staart,). Johnny schrok
vreselijk en begon te huilen, maar daar nieÂ
mand hem troostte en de moeder-aap hem
maar als 't ware grijnslachend bleef aanÂ
zien, hield hij spoedig op met schreien.
De aap gaf hem enige noten die hij met
smaak opat. Zo was de vrede gesloten. In
de eerste dagen en weken bleef de kleine
jongen verlangen naar vader en moeder
en vaak huilde hij zich in slaap. Maar daar
de apen goed voor hem waren en hem geheel
• to t hun jongen schenen te rekenen, begon
hij spoedig te klauteren van tak tot tak
evenals zij. Hij at hun voedsel, dronk water
uit de bosbeek en raakte tenslotte aan zijn
omgeving gewend. Het scheen dat de moederÂ
aap hem had gevonden toen hij lag te slapen
en hem diep 't bos in gevoerd had, waar
geen mens ooit kon komen. Zijn kleertjes
vielen hem weldra van 't lijf en zijn haren
werden zo lang dat hij er geheel verwilderd
ging uitzien — ook zijn huid werd donker
door de zonnebrand en' boomschors. Hij
sprong spoedig van de ene tak op de ander
en vergat helemaal de menselijke taal. PreÂ
cies als de apen stootte hij geluiden uit,
zodat hij ten laatste niet beter wist of hij
hoorde bij de gorilla-familie.
Zo gingen er jaren voorbij. Thuis, in het
verre zendingshuis aan de rand van 't oerÂ
woud knielde dagelijks een arme moeder
neer, en bad : „Ach, Here Jezus, als mijn
kind nog leeft, geef 't mij dan terug. Geef
mij mijn jongen, mijn Johnny weder". En
God, de Vader vol barmhartigheid hoorde
het gebed.
Johnny werd groter. Begon hij te besefÂ
fen dat hij anders gebouwd was dan de
21
gorilla's ? Begreep hij met zijn menselijk
verstand dat hij toch geen dier was, zoals
zij ? Hoe 't ook zij, de knaap begon rusteÂ
loos te worden onder de apen die hem
omringden. Vaak liet hij zich uit de boom
glijden waarin hij woonde, en doolde rond
in 't dichte woud, zonder eigenlijk te weten
wat hij zocht. De dieren waren goed voor
hem, zij beschouwden hem als één der hunÂ
nen,, maar het verlangen naar een beter en
hoger bestaan liet hem niet los. Dit gevoel
overkwam hem eens sterk op een donkere
avond.
Hij was nu vier jaren bij de apen geweest
en zag er met zijn gebruind lichaam en lang
krullend haar inderdaad verwilderd en woest
uit. Als een aap slingerde hij-zich van de
ene boom naar de ander en verwijderde
zich zonder 't te bemerken al verder en
verder van zijn gorilla-familie. Zo naderde
hij de plek waar 't bos overging in een vlakte
en tot zijn verbazing zag hij daar huizen
staan.
• Een flauwe herinnering rees in hem op.
Had hij dat niet meer gezien ? Voor hem
ontdekte hij een oud huis met een rieten
dak en een schoorsteen waar rook uit opÂ
steeg. Langzaam sloop hij naderbij. Het
was reeds donker en hij zag niemand op de
weg. Opeens werd zijn oor getroffen door
muziek. Ha ! wat is dat ? Behoedzaam naderÂ
de hij 't venster waardoor een helder licht
scheen en hij gluurde schichtig naar binnen.
Ach, 't was juist kerstavond, maar de
arme jongen die daar buiten in de duisterÂ
nis stond, wist dat niet. Hij zag door 't
venster een kerstboom staan, versierd met
kaarsen en glinsterende ballen. Een heer
zat aan tafel in een dik boek te lezen, met
een meisje aan zijn zijde. Een dame met
een bleek bedroefd gelaat speelde op 't orgel
en zong er zachtjes bij :
Stille nacht, heilige nacht.
Zij had tranen in de ogen, en ook de heer
die bij de tafel zat, zag er echt verdrietig
uit.
Nadat 't lied gezongen was, .keerde de
dame zich tot haar echtgenoot en zeide
zachtjes met een gebroken stem : Ach, 't
is heden juist 4 jaar geleden dat hij op mijn
schoot zat en met zijn kleine handjes naar
de gekleurde ballen van de kerstboom greep.
Maar o — wat is dat ? Zij verstomde plotseÂ
ling en rees op van haar stoel — ook haar
man vloog overeind. Duidelijk hadden -zij
een stem gehoord die riep „Mama ! Papa !"
Waar kwam die stem vandaan ? In een
oogwenk was de deur geopend en stonden
de ouders tegenover hun verloren gewaand
kind. In 't eerst wisten zij niet wat zij zagen :
een kindergestalte, doch geheel vervuild
en verwilderd, behaard en naakt — maar
zij herkenden toch onmiddellijk hun jongen,
hun dierbaar kind. Zij sloten hem in de arfnen
kusten en streelden hem. Mary die ook
naar buiten was komen lopen begreep in
't eerst volstrekt niet dat die wildeman
haar lief broertje kon zijn dat op tweejarige
leeftijd was weggelopen. Eerst toen hij
gewassen was en gekleed, en vader zijn
lange haren had afgeknipt, zodat hij weer
een menselijk voorkomen had, geloofde
ze pas dat ze haar broertje terug had geÂ
kregen.
O wat was dat een gelukkig kerstfeest !
Overstromend vol waren de harten van
lof en dank aan de Heer Die hunne gebeden
zo wondervol verhoord had.
Johnny kon in 't eerst niet spreken. De
woorden : „Papa, mama" waren de enigste
die hij zich herinnerde toen hij voor 't venster
stond. De aanblik van zijn ouders bij de
kerstboom gezeten, de muziek en zang
van het kerstlied wekteh langvergeten
aandoeningen op in zijn arm kinderhart
en brachten hem er toe de enigste woorden
te stamelen die hem te binnen schoten.
Zijn ouders moesten hem alles langzaam en
geduldig bijbrengen, maar - - Johnny had
een goed verstand en 't duurde niet lang of
hij was even knap als Maty.
Zijn avontuur bij de gorilla-apen vergat
hij vanzelfsprekend nooit en 't wondervolle
feit dat de Heer hem juist op kerstavond
tot 't ouderlijk huis had teruggevoerd,
bleef hem zijn leven lang tot een reden van
dank en aanbidding jegens den trouwen
Heiland, Di£ al onze schreden leidt en een
Vriend der kinderen is.
M. A. A.
I
Bijzondere aanbeveling in deze tijd
vol dwaalleringen :
„Het Zevende-dags Adventisme."
prijs f 1.— franco. (Uittreksel uit het
l vroeger verschenen en door God tot
I grote zegen gestelde boek van Joh.
f de Heer: „Het Zevendedags-Adven-
I tisme en de Sabbatviering".
I
Dit boekje is eerst na 1 Jan. te verÂ
krijgen, daar het uit Nederland moet.
komen.
22
GOUDE N SCHOVEN.
Abonneert u voor 't eerste kwartaal
1950 op het algemeen bekende en
geliefde
Pinkster - Evangelisatie - maandblad.
Gaat reeds zijn negentiende JaarÂ
gang in en is een vriendelijke en welÂ
kome bode in alle christelijke gezinnen.
Zendt s.v.p. postwissel ad. f 3.—
voor Ie kw. 1950 aan onderstaand
adres :
Administratie „Gouden Schoven"
Kremb. Westerkade 55. Soerabaia.
slot: Berichten v/h Arbeidsveld
Zr. de Vrij bracht ons vriendelijke brieÂ
ven van de Gemeenten in Nederland. Br.
Klaver schreef o.a. dat zijn zoon Paul
gereed staat om met diens jonge vrouw
Henny, naar het zendingsveld in Congoland
te vertrekken, en wel 9 Dec. a.s. Het is
vanzelfsprekend voor de ouders niet gemakÂ
kelijk, hun enigste zoon te moeten afstaan —
maar de gedachte : „Het is voor de zaak
des Heren", is hun troost en sterkte. God
zegene deze lieve jonge mensen die hun
leven op 't altaar gelegd hebben voor 's
Heren dienst. Halleluja.
Brs. en Zrs. Indische verlofgangers bezoekt
onze pinksterkringen in Nederland ! Hier
volgen enige ons bekende adressen :
Haarlem. Br. E. Schuurman. Nieuwe
Kruisstr. 14. Rood. Djensten Zondag v.m.
10 u. en n.m. 7.30.
Rotterdam. Br. P. v. d. Woude. Bonaven-
turastr. 15. Zondag v.m. 10 u. en n.m. 4 u.
Amsterdam. Br. P. Klaver. Valkenbur-
gerstr. 149. Zondag v.m. 10 u. en n.m.
7 u.
Den Haag. Br. J. v. Polen. Salonboot bij
de Laakbrug. Zondag v.m. 10 u. en n.m.
6 u.
Pulchri Studio. Br. P.v.d. Woude. Den
Haag. Ie Zondag v.d. maand v.m. 10 u.
Hilversum. Br. Nauta. Oranjelaan 1.
Zondag v.m. 10 u. en n.m. 7 u.
Stadskanaal. Br. Quist. Molenwijk 28.
Zondag v.m. 9.30 en n.m. 7.30.
COLPORTAGE ASSEMBLIES OF GOD.
Het innerlijk Licht. Gedachten en meÂ
ditaties. Prijs f 2.25 fr.
In Jezus Handen. Gebedsgenezing f 2.25 fr.
Overvloeiend leven, f 2.25 fr.
Ons Kampleven. f 2.25. Koorboekjes met
cijfernoten. Holl. en Mal. tekst, 60 koren
f 1.25.
Zangkoorliederen (gestencild) Holl. en
Mal. tekst. Iedere maand 5 nieuwe liederen.
Zeer geschikt voor zangkoren. Men moet
minstens 5 exemplaren van ieder lied teÂ
gelijk afnemen. Prijs p. maand f 2.50.
Glorieklokken rest nog afl. II en III ó,
f 1.50 fr.
Gratis: Uiteenzetting van de leer der
Assemblies of God.
Bijbelstudie voor Zelfonderricht. Reeds
verschenen nr. 15. Prijs f 1.50 p.m.
Men kan van nr. 1 beginnen. Vraagt voor
Zangkoorliederen en Bijbelstudie inlichtingen
bij de Redactie.
Boekjes over Heiligmaking: OverwinÂ
ning over de zonde. De doop met den H.
Geest f 0.75 fr. De Kracht v.d. H. Geest
f 0.45 fr. Blijven in Jezus f 0.45 fr. EvenÂ
eens te verkrijgen bij Br. Ho Liong Seng
O. Tamarindelaaan 67 Batavia.
Te Semarang bij Br. Tan Tjiang Tjaij,
Dr. Djawaweg 7. Te Palembang BoekhanÂ
del Krakatau Ilir 16.
Opruiming van Oude gebonden JaarÂ
gangen Gouden Schooven 1936, 1937, 1940.
(Nog slechts enkele exemplaren voorradig).
Prijs f8.— + f 2.50 porto.
Brs. en Zrs. in Holland worden vriendelijk
verzocht hun abonnementsgelden voor het
Ie kw. 1950 te zenden aan Rev. P. Klaver
Woestduinstraat 114. II. Amsterdam. Bij
voorbaat hartelijk dank.
Administratie Mej. R. Dekkers.
Kremb. Westerkade 55. S'baia.
De heer F. W. Tessensohn, Ketjapiweg 16,
Tanah Tinggi Batavia, berichtte ons dat hij
prachtige Bijbels kan leveren, o.a. de z.g.n.
dundruk Mezzo-Bijbels van Jongbloed (forÂ
maat 9
1
/
2
x 14 err*- Dikte 2 cm.) met duim-
index prijs f 12.50 frf p.p. Oud- en Nieuw
Testament. Haast u voor de voorraad weer
is uitverkocht, want er is groot gebrek aan
Bijbels hier in Indonesië.
23
DE LAATSTE DAG VAN 'T JAAR,
En nu komt tenslotte die heel bijzondere
dag, die het jaar afsluit. Het Oudejaar.
De laatste jaardag lijkt op'geen der andere
dagen. De Oudejaarsdag is van geheel eigen
karakter.
Zo langzaam, zo plechtig komt het OudeÂ
jaar aangetreden. Zo lang, zo heel lang duurt
die dag, al is 't ook een der kortste van 't jaar.
't Is de dag van het afscheid — van de
terugblik — van de wapenschouw.
Alle andere dagen van 't jaar. hoe verÂ
schillend ook, zien vooruit.
> De. Oudejaarsdag ziet om. wendt de blik
naar 't verleden, naar het jaar, dat we doorÂ
leefden. Het Oudejaar is niet luidruchtig,
maar stil. Het heeft ons veel te vragen.
Het heeft tijd nodig. Alle haast is hun contraÂ
bande. Rustig wil het tot ons komeri, rustig
bij ons blijven, de lange, stille uren van de
laatste avond van het jaar.
En als wij rustig zijn, dan komt het tot
ons in het binnenste van ons hart. En het
stelt ons voor God? die ons het jaar gaf. En
in de stilte van de lange, late avond horen
\vt- de-stem van het Oudejaar.. .
Voor Indonesië is dit Oudejaar wel een
heel critiek tijdstip. De dag van morgen
ontsluit ons hier letterlijk en in bijzondere
een heel nieuwe toekomst.
Het Indonesische volk ontvangt uit Gods
,hand.de zo lang begeerde, en van onze zijde
hartelijk gegunde vrijheid. Wij willen dit
veelbewogen jaar besluiten met de innige
\ ader van Onze Here Jezus
cus. Zijn zegen moge uitstorten over
•Jit land en volk . en eristraks'wann<
Zaligmaker komt ote schare ook uit
de/e millioenen-bevolking mag zijn die Hem
aanneemt en eert als de ware Middéla
gaat in de lucht.
Wij bidden ook voor onze Evangelisten.
Moge de Heer aller genade ons sterken. in
de strijd tegen leugen, haat en tegenwerking.,
en ons moed.geven stee< 'uigen van
Zijn liefde en trouw,
temidden van een kn • slacht.
Allen die ons werl gaven
gesteund hebben in het'jaar dat acht
ligt, betuig ik hiérbi
•ergel.de
Zr. Dekkers die onsonvermoc
staan met de adutinistiaiiev.
den, — de colpprtrices en ai
laren van de arbeid de Here stei
en bemoedige u in uw heil
Hem.
Dient de Here met blijdschap !
Het einde aller dingen is nabij, zijt dan
nuchteren en waakt in de gebeden (1 Pet,-. \
4:7).
Aan de avond van het ou>; -unnen
wij niets anders bidden dan: Blijf bij ons
Heer — ook in het komende jaar. Bewaar
ons de liefde en reinheid des harten,'en doe
ons meer vervuld worden met ' de Heilige
Geest, opdat wij niet achter zullen blijven
wanneer Gij komt !
En de Geest en de Bruid zeggen : ..Kdrn "
En die het hoort, zegge : Karn
Amen
Als ik kom aan h<
Zal. iedere schaduw
Dan zal 'k staan in
Abstract (if available)
Linked assets
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
Conceptually similar
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 06 (1949 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 03 (1949 March)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 05 (1949 May)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 02 (1949 February)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 10 (1949 October)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 08 (1949 August)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 07 (1949 July)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 11 (1949 November)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 09 (1949 September)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 04 (1949 April)
PDF
Golden sheaves, vol. 17 [sic, i.e. 21], no. 13 [sic, i.e. 1] (1949 January)
PDF
Golden sheaves, vol. 21 [sic, i.e. 24], no. 12 (1952 December)
PDF
Golden sheaves, vol. 27 [sic, i.e. 30], no. 12 (1958 December)
PDF
Golden sheaves, vol. 19 [sic, i.e. 22], no. 12 (1950 December)
PDF
Golden sheaves, vol. 24 [sic, i.e. 27], no. 12 (1955 December)
PDF
Golden sheaves, vol. 17 [sic, i.e. 20], no. 12 (1948 December)
PDF
Golden sheaves, vol. 16 [sic, i.e. 19], no. 12 (1947 December)
PDF
Golden sheaves, vol. 29 [sic, i.e. 31], no. 12 (1959 December)
PDF
Golden sheaves, vol. 26 [sic, i.e. 29], no. 12 (1957 December)
PDF
Golden sheaves, vol. 25 [sic, i.e. 28], no. 12 (1956 December)
Description
[description english/roman)] Missionary work of the Pentecostal movement in Indonesia
Asset Metadata
Core Title
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 12 (1949 December)
Alternative Title
Gouden schoven (
orig. non-english/non-roman lang./script
), Gouden schooven, 1949, nr. 12 (
orig. non-english/non-roman lang./script
)
Publisher
[S.l.]
(orig lang/script),
[S.l.]
(english/roman),
Pentecostal movement in Indonesia
(original),
Pinkstergemeente in Nederlandsch-Indië
(original),
University of Southern California. Libraries
(digital)
Tag
OAI-PMH Harvest
Place Name
Indonesia
(states)
Format
periodicals
(format)
Language
Dutch
Permanent Link (DOI)
https://doi.org/10.25549/pcra-c14-214879
Unique identifier
UC11126832
Identifier
Gouden-schooven-1949-12.pdf (filename),CT.05443.- (identifying number),pcra-c14-214879 (legacy record id)
Legacy Identifier
Gouden-schooven-1949-12.pdf
Dmrecord
214879
Format
periodicals (format)
Rights
VU University Library is owner of the Hollenweger collection and has the Azusa collection on loan from Azusa Hogeschool Zwolle
Source
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
(subcollection),
Pentecostal and Charismatic Research Archive
(collection)
Access Conditions
Creative Commons: Attribution-NonCommercial-NoDerivates CC BY-NC-ND
Repository Name
VU University Library, The Netherlands
Repository Location
VU University Library, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, The Netherlands
Repository Email
secretariaat.ub@vu.nl
Tags
Folder test
Inherited Values
Title
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands