Close
Home
Collections
Login
USC Login
Register
0
Selected
Invert selection
Deselect all
Deselect all
Click here to refresh results
Click here to refresh results
USC
/
Digital Library
/
Pentecostal and Charismatic Research Archive
/
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
/
Golden sheaves, vol. 14 [sic, i.e. 17], no. 11 (1941 June 1)
(USC DC Other)
Golden sheaves, vol. 14 [sic, i.e. 17], no. 11 (1941 June 1)
PDF
Download
Share
Open document
Flip pages
Contact Us
Contact Us
Copy asset link
Request this asset
Transcript (if available)
Content
14e JAARGANG 1 JUNI 1941 No. 11 i i WAT WIJ GELOOVEN EN LEEREN- 1. Wij gelooven in den Bijbel, als het geïnspireerde Woord van God, dus een Boek van onfeilbare openbaring. (2 Tim. 3:14-17; 2 Petr. 1 : 19 - 21 ; Lukas 24 : 25 - 27 ; Lukas 24 : 44, 45). 2. Wij gelooven in een Eénigen God, Schepper, Onderhouder en Rechter aller menschen, Welke Zich openbaart in drie Personen : Vader, Zoon en Heiligen Geest. (Rom. 1 ; 19 - 20 ; Jesaja 45: 5 - 6 ; Matth. 28 : 19 ; Joh. 15 : 26). 3. Wij gelooven in de zondeval van 't eerste menschenpaar en de erfelijke verdorvenheid van 't gansche menschdom, (Genesis 3:1-7; Rom. 5:12; 3 : 23, Genesis 8: 21). 4. Wij gelooven in de menschwording van Christus, den Zone Gods, in Zijne, aan 't kruis volbrachte verzoening en verlossing voor alle menschen die in Hem gelooven, en in Zijne lichamelijke opstanding. (Galaten 4:4; 1 Korinthe 15:3-4; 1 Joh. 2:2; Handel. 10:40-41). 5. Wij gelooven dat alle menschen kunnen zalig worden, doch alleen door 't geloof in Jezus Christus, zonder toevoeging van eigene werken. (1 Tim. 2:5-6 ; Hand. 4:12; Galaten 2:16; Joh. 3: 16). 6. Wij gelooven in de bekeering en wedergeboorte des harten door den Heili gen Geest, zoomede in heiligmaking tot de volmaaktheid in Christus, door de gehoorzaamheid des geloofs. (Hand. 17:30; 26:20; Joh. 3:3-8 ; Matth. 5:48; 1 Petr. 1 : 15-16 ; Hebr. 12:14; 1 Thess. 5:23; Hebr. 10:14). 7. Wij gelooven in de noodzakelijkheid der bediening van den waterdoop, uitsluitend aan geloovigen en van het Heilige Avondmaal ter gedachtenis aan Jezus' Kruisdood, Opstanding en Wederkomst. (Matth. 28:19'; Hand. 2:38; 8:36-38; 1 Kor. 11:23-29). 8. Wij gelooven in den Doop met den Heiligen Geest, met de, volgens de Schrift „navolgende" teekenen- (Luk. 3:16; Hand. 1:4-5; 2:4; 10:44-46; 11 : 15-16 ; 19:6). 9. Wij gelooven in de Goddelijke genezing van lichamelijke krankheden, op grond van 't volbrachte verlossingswerk op Golgotha. (Jesaja 53:4; Matth. 8:16, 17; Jak. 5:14, 15). 10. Wij gelooven in de gaven des Heiligen Geestes en de Bijbelsche ambten, tot opbouwing van het lichaam van Christus. (Epheze 4:7-16; 1 Korinthe 12:1-31). 11. Wij gelooven in de spoedige wederkomst van onzen Heiland en de opname der geloovigen, vóór den aanvang van het Duizendjarig Rijk op aarde. (Handel. 1:11; 1 Kor 15 : 22 - 24 ; 1 Thess. 4: 13^ 18 ; 1 Kor 15:51-57; Openb. 20 : 1 - 6). 12. Wij gelooven in het laatste oordeel. In de eeuwige gelukzaligheid voor alle kinderen Gods en de eeuwige straf voor alle onboetvaardigen. (Openb. 20:11-15; Rom. 2:2-16; Matth. 12:36; Joh. 5:24-29; 3:36; Matth. 25 : 31 - 46 ; 2 Thess. 1:7- 10). I PINKSTERLI 2 I 1 = Res. 614. „New Songs for Service" No. 5. 3 I 5 1 4 2 5 1 4 2 6 1 6 4 i i 5 3 i l 4 ^ i l 5 3 i l l 5 { 3 2 5 7 5 3* . 5»« i.. i.. 1. . ()•• i.. 4. . (>• 4 . i. 4 . « ) i ft 1 i 5....0 3....0 4....0 1....0 O, hoe ver-langt toch mijn ziel naar Uw kracht, O, Heil'- ge Geest! 'k Smacht naar de waat'ren des Ie - vens, zoo rein, O, Heil' - ge Geest! Schenk mij Uw ga - ven en doop mij met vuur. O, Heil'-ge Geest! 3 1 5 1 4 2 5 1 4 t> 6 1 (7 4 1 1 5 3 i 1 4 2 i i 5 3 i 1 1 5 i 3 2 5 7 5 3. . •")• • i.. !. . 2. . ,">•• 7. . 2«. 2 . 4 . 1. 2 . ^ 5 7 5 5«»»»0 !">••••() 7....ii 5.... 0 Gij zijt mijn licht in den ster - loo - zen nacht, O, Heil'- ge Geest! Schoon als kris - tal, uit de kla - re Fon-tein, O, Heil'-ge Geest! Kom en door-stroom mij met kracht in dit uur, O, Heil' - ge Geest! ;;.. 3. 5«« 5» i. . i. 2 4 i i 4....0 3....0 i....(i i. . i. i. . I. 4.» 4» K O O R : 6 4 i 4 Kom Heil'-ge Geest! Kom Heil' - ge Geest! 4 • 3 5 • 5 2 • 4 7 • 4 2*« .">• • •>• • !•• <•>• • 4»» !• • 6«« 2««»«0 7»«««0 Go - de eert en vreest. 3 • 5 1 . 3 5 . 4 1 . 4 4 • 2 5 • 5 4 • 7 3 • 4 5 • 5 4 • 7 4 • 2 3»» 3» 5»» 3» [•• 4» ]• • j . Kom Heil' - ge Geest! ,) • .""I....0 3....0 1....0 I....I I 3 . 5 4 . 3 5 • 4 4 • 1 1 • 5 • 4 • 3 • eest! Ze - gen thans 2 4 4 1 4 ••••() '>••••() (••••O !•« ••0 !•• (>•• j. . &•• i» ()• i» 4» 2 5 7 5 Uw (i 4 4 1 3 • 1 5 • 5 4 • 3 4 . i volk da 5»««»0 3««»»0 !••••() !••••() f) • () 4 • 4 3 • 4 3»« 5»« [•• 5»» 2** 4.» 7 «5 5»« Kom Heil' - ge Geest! ..() Schenk ons dor-stig har - te thans een Pink-ster-feest. 1§D< (SB) CSB> (56) (SB) M, A, * * _ 4 — in stille uren ten doode toe bedroefd — het is 't gemis aan de inwoning des Heiligen Geestes ! Maar o, geprezen zij den eeuwigen God, wanneer daar een stem uit den hemel spreekt: „Gij Geest kom aan van de vier winden en blaas in deze doode beenderen opdat zij levend worden." (Lees Ezechiël 37:1-10) dan zal 't ge schieden dat de Geest in u zal komen en uw arme, moede ziel levend maken en gij zult drinken, drinken, tot verzadigings toe, van het levende water uit de wellen van Gods liefde. Dan zal er een kracht over u komen, die u van alle schroomvalligheid, vrees en gebonden heid verlost, en gij zult't uitjubelen in „vreemde talen" gelijk de discipelen op den pinksterdag, overweldigd door de blijdschap en heerlijkheid die u geopenbaard worden — en van dat oogenblik af, zijt gij een visscher van menschen geworden, want God werkt nu door u en uw eigen arbeid heeft afgedaan. Dan staat gijzelf en al 't uwe onder de tucht en de controle van den Heiligen Geest en gij leeft u zelf niet meer; dan breekt voor uwe afgematte ziel de dageraad aan van een nieu wen dag, want ziet, het oude is voorbijgegaan en alles is nieuw geworden! Dan leert gij psalmen zingen in den nacht en stil te rusten in de armen van Hem, die u vrijkocht: Jezus Christus. Komt, laat ons heden optrekken naar Jeruza lem, en snellijk zal tot Zijne tempel komen, die Heere, dien gij zoekt. (Maleachi 3: 1) Hij zal u vervullen met de heerlijkheid Gods en Zijn troon in uw harte oprichten — Hij zal uwe ziel in glorie zetten en u doen jubelen en aan bidden totdat gij geen woorden meer kunt vinden om de schoonheid van uwen Koning te prijzen. Uw oog zal stralen en uwe gestalte sidderen onder de kracht Gods en gij zult de trillende handen opheffen naar het heiligdom. Uwe lip pen zullen bevende klanken voortbrengen, vol van teederheid en liefde en de hand des Aller- hoogsten zal u sanraken. De Heilige Geest zal En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest Hand. 2 : 4. Vervuld met den Heiligen Geest! Is de beteekenis van dit wondervolle feit in woorden uit te drukken ? Is daar één men- schenhand machtig en bekwaam genoeg, om neerschrijvende in koele, verstandelijke letters, weer te geven wat daar omgaat in de ziel, wanneer de vervulling des Heiligen Geestes over haar komt? Pinksteren! Wat zou de Gemeente van Jezus Christus kunnen uitrichten, zonder die vervulling met den Heiligen Geest! Voorwaar zij is geen in vloed die maar voor een oogenblik is — een gevoelsimpulsie, die een moment de ziel in glorie doet baden om daarna weer uit te dooven — neen, de doop met den Heiligen Geest is een kracht, die blijft, want de Geest is onsterfelijk — het is de Adem Gods, Die ons de persoonlijkheid en het leven des Allerhoog- sten inblaast de doop met den Heiligen Geest is de vervulling met Gods liefde. O laat ons de handen bevend en eerbiedig uitstrekken naar deze allerschoonste gave—laat ons niet rusten dag noch nacht, totdat wij weten; Gods O eest heeft mij vervuld! Laat ons als de discipelen wachten voor Gods Aange zicht, totdat wij „aangedaan worden met kracht uit de hoogte". Deze gave is waard,dat wij erlang op wachten, lang om smeeken — hoe intenser en hongeriger onze gebeden, des te dieper de inwerking des Heiligen Geestes. Alles kan in orde zijn in ons Christelijk leven : onze zaken, ons huiselijk leven, onze omgang met vrienden en huisgenooten, onze kerkgang, gebeden en bijbellezen en toch het is alles slechts raderwerk zoolang wij niet vervuld zijn met den Heugen Geest — daar ontbreekt een kracht in onze ziel, die alles onder Zijne con trole moet nemen — daar is een gemis dat ons - 5 - zal van Zichzelf niet spreken, maar Hij zal 't uit Christus nemen en 't u verkondigen. (Joh. 16:14, 15) en al wat binnen u is, zal samen smelten in aanbidding van den Naam Jezus! O, laat ons den Heere samen prijzen en Hem groofmaken op dezen Pinksterdag; dat onze gebeden tezamen vloeien voor den troon der genade, als het ruischen van vele wateren, in vereeniging met de zang der heiligen en engelen daarboven. Laten wij luisteren naar het klateren der fontein in den hof van Eden en de bloemen der liefde plukken, die onverwelkelijk bloeien aan den oever der rivier van kristal; laat ons heden de harpen van de wilgen nemen en God grootmaken, Die Zijn Heiligen Geest heeft uit gestort over de menschenkinderen. Laat ons aanbidden En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest! M. A. t f <5a©m<e<gi©FDdl F>o ra Ucgfë® IFÏF©<I =«*= ={*= =** = =** = e t t©<m, (D© P ) 3inilkg , È©G 3 ^©lrTldlDlrTlgJ i t I 4 j> ë êj $ Stroomen van Levend Water. '*•. B % Daal neder, als in oude tijden, Gij Levensstroom van Gods gena. De vrucht van 't onuitspreeklijk lijden Voor ons getorst op Golgotha! Doorwaai Uw hof, o Geest van boven, Doorstroom ons harte met Uw gloed, Dat wij vol vreugd den Heiland loven, Die ons gekocht heeft met Zijn bloed. Daal neder en verwarm ons harte Maak ons tot 's Heeren dienst bereid. 't Gewaad des lofs, voor 's levens smarte, Schenkt Gij ons tot in eeuwigheid 1 O overstroom ons, Spade Regen, Het gansene schepsel zucht in nood ; Slechts Gij, o Geest van God schenkt zegen, Gij voedt ons met het hemelsch brood. Versterk ons met Uw kracht en glorie, Gij Heere, Koning, Bruidegom ; Uw Bruid ontvangt in U victorie, O Geest van Jezus, kom, o kom ! M. A. - 6 — ^ Het drievoudig ambt van den Heiligen Geest. \i H Door E. L. Corbet. H De Heilige Geest vervult hier op aarde een drievoudig ambt en wel dat van Trooster, Leeraar en Leider. Wij zullen deze drie ver schillende ambten eens in beschouwing nemen. TROOSTER . In het laatste onderricht van Jezus aan Zijne discipelen in Joh. 14 zeide Hij hun, dat Hij heenging naar Zijnen Vader om plaats voor de Zijnen te bereiden, waarna Hij terug zou komen, om hen op te nemen in de hemelen. Was het een wonder, dat de discipelen ontroerd werden, toen de Heere deze afscheidswoorden tot hen sprak ? Zij hadden Jezus van gansche harte lief, immers was Hij hun alles. In hun moeite en strijd stond Hij immer aan hunne zijde. Hij was hun Trooster. Geduldig en met een lief devol hart leerde Hij hen Zijne wegen kennen. In oogenblikken van smart of zielestrijd sprak Hij hen .vertroostende en bemoedigende woor den toe. En nu ging Hij hen verlaten ? Tot wien moesten zij zich wenden in de ure van benauwdheid ? Wie zou hun thans vertroosten in de oogenblikken van smart? De Heere be greep hunne droefheid en daarom zeide Hij tot hen: „Ik zal u geene weezen laten. Ik zal den Vader bidden, opdat Hij u eenen anderen Trooster zal geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid, namelijk den Geest der waar heid, welken de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn". Dat was een wondervolle belofte, die de Heere de Zijnen gaf. Hij zou hun niet aan hun lot overlaten, doch Hij zou hun een anderen Trooster geven, namelijk den Heiligen Geest. De wereld ziet en kent Hem niet, en kan Hem daarom niet ontvangen, maar wie den Heere Jezus lief heeft en Zijn Woord bewaart, die kent ook dien machtigen Trooster. Op den dag van Pinksteren kwam de beloofde Trooster en bevestigde de Heere Jezus aan de discipelen Zijne woorden in |oh. 14:23: „Zoo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord be waren ; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken." De discipelen ondervonden in hunne bedie ning voor den Heere, welk een machtigen Trooster zij hadden. Alhoewel zij hunnen ge liefden Meester niet meer konden zien, onder vonden zij toch altoos Zijne aanwezigheid. Zij hoorden Zijne vertroostende woorden in hunne harten, zij ontvingen in de ure der benauwd heid kracht van uit den Hooge. Toen de discipelen door de Overpriesters en de Ouder lingen met zeer strenge straffen werden verboden het Evangelie te verkondigen, hieven zij een- drachtiglijk hunne stem op tot den Heere en vroegen Hem om hulp. In Hand. 4:31 lezen wij: „En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrij moedigheid". Het was hier de groote Trooster die hen de kracht en de vrijmoedigheid gaf het Evangelie te blijven verkondigen, niette genstaande de hevige vervolgingen en ver drukkingen. Stefanus was de eerste martelaar voor Christus. De Ouderlingen en de Schriftgeleerden beschul digden hem valschelijk van het spreken van lasterlijke woorden tegen God. Zij grepen hem vast en sleurden hem voor den Raad. Niette genstaande Stefanus wist, dat hij ter dood zou worden veroordeeld, was hij in het geheel niet bevreesd. In Hand. 6:15 lezen wij, dat zijn aangezicht blonk als dat eens engels. Vol zijnde des Heiligen Geestes, hief hij zijne oogen op waarts; hij zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechterhand Gods. Ook hier was het de groote Trooster, die hem de kracht gaf tot het einde toe te blijven volhouden, Paulus en Silas werden toen zij te Filippi het Evangelie verkondigden gegrepen, gegeeseld en in den kerker geworpen. Ook in dien don keren kerker goot de Trooster Zijn wonderlijke balsem van vertroosting uit in de harten van beide mannen. Zij vloeiden over van de liefde Gods en zij zongen in het middernachtelijk uur Gode lofzangen. De kracht van Gods Geest manifesteerde zich op zulk een wonderlijke wijze in dien donkeren kerker, dat de fundaties van de gevangenis bewogen werden. De ker kerdeuren werden door een onzichtbaren macht geopend en de ijzeren banden vielen af van de — 7 — handen en voeten van alle gevangenen (Hand. 16:26). De Psalmist zegt in Psalm 94:18-19: „Als ik zeide, Mijn voet wankelt; Uwe goeder tierenheid, o Heere, ondersteune mij. Als mijne gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uwe vertroostingen mijne ziel verkwikt". In onze innerlijke strijd, als onze voet begint te wankelen, als het om ons heen zoo donker wordt, o, welk een verkwikking zijn dan de vertroostingen des Heiligen Geestes voor onze ziel. Het sterkt ons en geeft ons den moed verder te strijden tot het einde toe. Paulus moest door vele moeilijkheden en verdrukkingen gaan, niettemin vloeide zijn hart over van dankzegging voor de vertroostingen, die de Heilige Geest hem gaf. In 2 Kor. 1:4-5 zegt hij: „Die ons vertroost in al onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukking zijn, door de ver troosting, met welke wij zelven van God vertroost worden; want gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzoo is ook in Christus onze vertroosting overvloedig". De discipelen vonden het heerlijk, overvloedig voor Christus te mogen lijden, omdat daardoor de vertroosting des Heiligen Geestes ook over vloediger wordt. Welk een groote verkwikking voor onze ziel, als wij in onze strijd en verdrukking in onze binnenkamer tot den Heere Jezus mogen bidden met een gebroken hart en een verslagen geest, en dat de groote Trooster voor ons bidt met onuitsprekelijke zuchtingen (Rom. 8:26). Dit bidden in den Geest sticht onze ziel (1 Kor. 14:4). Het geeft ons die vertroosting, welke wij zoo noodig hebben om voorwaarts te gaan, van overwinning tot overwinning. LEER AAR. De Heilige Geest is onze Leeraar. In Joh. 14:26 zeide de Heere tot de Zijnen: „Maar de Trooster, de Heilige Geest, welken de Vader zenden zal in Mijnen naam, die zal u alles heren, en zal u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb". De discipelen van den Heere Jezus waren eenvoudige visschers, ongeleerde menschen, en toch spraken zij na hun doop met den Heiligen Geest het Woord Gods met zulk een vrijmoedigheid, dat het Sanhedrin daarover ten zeerste verwonderd was. Petrus en Johannes werden voor de Ouderlingen en Schriftgeleerden te Jeruzalem gebracht en toen de hoogepriesters hen de vraagstelden, door wat kracht, of wat naam zij die bekeeringen en wonderen hadden kunnen verrichten, antwoord de Petrus, vervuld zijnde met den Heiligen Geest, met zulk een vrijmoedigheiden wijsheid, dat het Sandhedrin verbaasd was. De priesters en ouderlingen hadden zulk een vrijmoedigheid geenszins verwacht van deze eenvoudige en ongeletterde mannen (Hand. 4: 13). Het was hier de Heilige Geest, de groote Leeraar, die deze twee discipelen de woorden in den mond gaf. Paulus zegt in 1 Kor. 2:13-15: „Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, die de menschelijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. Maar de na tuurlijke mensch begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn ; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden; doch de geestelijke mensch onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden". De niet wedergeboren mensch begrijpt en verstaat de waarheden en verborgenheden Gods niet. Nicodemus was een overste der Joden, een leeraar van Israel, een theoloog, niettemin was hij onwetend in de dingen die des Geestes Gods zijn (Joh. 3:10). Hij miste den grooten Leeraar, den Heiligen Geest. Toen de Heere Jezus in Matth. 13 tot de schare sprak door gelijkenissen, kwamen de discipelen tot hem met de vraag: „Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?" Jezus antwoordde hen : Omdat het u gegeven is, de ver borgenheden van het koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en hoorende niet hooren, noch ook verstaan" (vers 11 en 13). De geestelijke oogen van de discipelen waren echter nog niet geopend, de verborgenheden van het koninkrijk der heme len wisten ze toen nog niet, vandaar hun verzoek: „Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers" (Matth. 13:36). In Joh. 16:25 zeide de Heere tot de Zynen : „Deze dingen heb Ik door gelijkenissen tot u gesproken ; maar de ure komt, dat Ik niet meer door gelijkenissen totu spreken zal, maar u vrijuit van den Vader (door tusschen- komstvanden Heiligen Geest) zal verkondigen (leeren)". Deze woorden van den Heere kwamen in vervulling, toen de groofe Leeraar tot hen kwam, en zij gedoopt werden met den Heiligen Geest; eerst toen werden hunne geestelijke oogen geopend en leerden zij Gods wonderlijke diepten kennen. De rede van Petrus op den eersten Pinksterdag, geïnspireerd door den grooten Leeraar, bracht verslagenheid in de harten der toehoorders. Zij die met den Geest zijn gedoopt en in Gods diepten willen afdalen, zullen de dingen, die des Geestes Gods zijn, leeren be grijpen. De Heilige Geest zal hen verlichten en de verborgenheden van het koninkrijk der heme len zullen hen geopenbaard worden. God heeft ons Zijne verborgenheden geopenbaard door Zijnen Geest; want de Geest onderzoekt alle din gen, ook de diepten Gods (I Kor. 2 : 10). Slechts deze Leeraar is in staat de geestelijke blinden ziende de groote te maken. Paulus was een groote geleerde (Hand. 26 : 24), - 8 doch die menschelijke geleerdheid was voor God van geene waarde. Niettegenstaande zijne groote geleerdheid, moest Paulus na zijn doop drie volle jaren door den grooten Leeraar onder wezen worden in de verborgenheden Gods (Gal. 1:17-18), en opdat hij zich door de uitnemend heid der openbaringen niet zou verheffen, zoo was hem een scherpe doorn in het vleesch ge geven, namelijk een engel des Satans ) dat hij hem met vuisten slaan zou, opdat hij zich niet zou verheffen (2 Kor. 12:7). De apostel Johannes zegt in zijn eersten brief hoofdstuk 2 vers 27 : „En de zalving, die gylieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niet van noode, dat iemand u leere; maar gelijk diezelfde zalving u leert van alle dingen, zoo is zij ook waarachtig, en is geene leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zoo zult gy in Hem blijven". Als wij gewillig zijn, dat de Heilige Geest ons leert en Gods wegen bekend maakt, dan blijven wij immer in Christus. De groote Leeraar wil slechts diegenen leeren en de ver borgenheden Gods openbaren, die geen hoogen dunk van zichzelven hebben, maar gewillig zijn geleerd te worden. LEIDER. In Eliëzer, den meesterknecht van Abraham, zien wij het type van den Heiligen Geest en in Rebekka zien wij behalve de Bruidsge meente, ook elk kind van God. Niet zoodra heeft Rebekka haar ja-woord gegeven en op de vraag harer ouders: „Zult gij met dezen man trekken ?" geantwoord: „Ik zal trekken", of terstond kwam zij onder de leiding van Eliëzer, die haar behouden bracht in het huis Abrahams (Gen. 24:58-59). Elk kind van God wordt door den grooten Leider, den Heiligen Geest, geleid. Rom. 8: 14 zegt: „Want zoo velen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods". Zijn wij kinderen Gods, dan staan wij ook onder de machtige leiding van den Heiligen Geest. De groote Leider zal ons, als wij gewillig en gehoorzaam zijn aan Zijn stem in onze harten, op onze pelgrimsreis hier op aarde vergezellen en beschermen tegen alle machten der duisternis. Hij zal ons veilig brengen bij onzen Hemelschen Bruidegom. Niet zoodra was het volk Israel uit Egypte getrokken, of terstond toog de Heilige Geest voor hun aangezicht, des daags in een wolk kolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in eene vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht. Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des volks (Ex. 13:21-22). Dat was een zichtbare leiding voor het volk Israel. De wolk- en vuurkolom was hun gids. Deze bovennatuurlijke Gids wees hun den rechten weg, zoodat van verdwalen in de gevaarlijke woestijnen geen sprake kon zijn. Thans woont die machtige Gids in de harten van Gods kinderen, om van daaruit ons te leiden en te houden op den rechten weg. Hij is voor onze natuurlijke oogen wel onzichtbaar, maar voor onze geestelijke oogen (als zij niet verduisterd zijn geworden door ongehoorzaam heid) is Hij duidelijk waarneembaar. Wij voelen Zijne aanwezigheid in onze harten, wij hooren Zijne stem en wij vloeien over van dankbaarheid door deze zekerheid, dat wij onzen weg niet alleen gaan, doch dat wij vergezeld wordendoor dezen wonderbaren Gids, die ons op ons levens pad beschermt tegen de machten der duisternis. De Heilige Geest leidt ons immei in de waarheid. De Heere Jezus zegt in Joh. 16:13: „Maar wan neer die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid, leiden". Omdat de Heilige Geest de Geest der waarheid is, duldt Hij geene leugen bij de kinderen Gods. Het is treurig, dat vele kinderen Gods, ja zelfs leiders en voorgangers, leugens bezigen om zichzelven uit een eventueele moeilijke positie te kunnen redden. De Heilige Geest verlangt van ons, dat wij immer de waarheid spreken, ook al brengt de waarheid ons soms in een moeilijk parket. Spreuken 19 :Q zegt: „Die leugenen blaast, zal vergaan". Satan is de vader der leugen. Tot de leugenachtige Farizeën en Schriftgeleerden zeide de Heere Jezus: „Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de be geerten uws vaders doen ; die was een men- schenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven, want geene waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zoo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader der leugen" (Joh. 8:44). Hoe uiterst gevaarlijk het is als kinderen Gods liegen, moge blijken uit de geschiedenis van Ananias en Saffira in Hand. 5:1-10 . Paulus geeft ons in Ef. 4:25 deze ernstige waarschuwing: „Daarom legt af de leugen, en spreekt de waarheid, een iegelijk met zijnen naaste; want wij zijn elkanders leden". Willen wij door den Heiligen Geest geleid worden, dan moeten wij vooral de leugen van ons wegwerpen. In Jak. 3 : 3 lezen wij: „Ziet, wij leggen den paarden toornen in de monden, opdat zij ons zouden gehoorzamen, en wij leiden daarmede hun geheele lichaam om". Is een paard gewillig en gehoorzaam aan het trekken der leidsels, dan overkomt het ook niets, maar niet zoodra begint het te steigeren of onwillig te worden, of de leidsels worden dan strak gehouden en door de vele rukkingen van het paard, brengt het zichzelven verwondingen toe in den bek. Zijn wij gewillig, dat de Heilige Geest ons leidt, zijn wij gehoorzaam aan het trekken Zijner leidsels, dan hebben wij ook geen gevaar te duchten, maar niet zoodra willen wij onzen eigen weg volgen, of de Heilige Geest houdt Zijne teugels strak en door onze onwil en on gehoorzaamheid brengen wij ons zelf verwon dingen toe. Ziekten, zorgen, moeilijkheden, e.d. - 9 komen in den regel over hen, die zich niet willen laten leiden door den grooten Leider. Moge de Heilige Geest de Stuurman van ons levensbootje zijn, want Hij alleen is in staat ons bootje door de gevaarlijke klippen en door de branding heen te leiden naar de veilige haven van rust in het Nieuwe Jeruzalem. Paulus liet zich leiden door den Heiligen üeest; hij gehoorzaamde diens bevelen. Als hij met Silas te Mysië was gekomen en zij naar Bithynië poogden te reizen, liet de Geest hun dat niet toe (Hand. 16:7). Tot de ouder lingen der gemeente te Efeze zeide deze apostel: „En nu ziet: ik, gebonden zijnde door den Geest, reis naar Jeruzalem, niet wetende, wat mij daar ontmoeten zal" (Hand. 20:22). Niette genstaande zijne vrienden hem baden toch niet naar Jeruzalem te gaan, was hij niettemin ge hoorzaam aan het bevel van den Heiligen Geest (Hand. 21 : 12- 15). Filippus was den Geest van God gehoorzaam (Hand. 8:29), metals gevolg, dat de Moorsche Kamerling zich bekeerde. De Heilige Geest zeide tot Petrus: „Zie, drie mannen zoeken u; daarom sta op, ga af, en reis met ben, niet twijfelende; want Ik heb hen gezonden" (Kand. 10: 19-20), en omdat Petrus gehoorzaamde, werd het geheele Heidensche huisgezin van Cornelius bekeerd en gedoopt met den Heiligen Geest. Glorie voor Jezus. Door Zr. M Evangeliste van de op 2 Mei 1941 - Voorafgegaan door Lied no. 42 uit den Zang bundel Glorie-klokken. Geliefde Toehoorders, Wij heeten u allen hartelijk welkom in den Naam van Jezus Christus, onzen Heere, de eenige Naam, die der wereld gegeven is, waar door zij kan zalig worden. Ons onderwerp voor hedenavond zal zijn : Wat is de oorzaak van onverhoorde gebeden ? en wij lezen tezamen het tekstwoord, hetwelk u vindt in 1 Johannes 3:21 en 22. Geliefden! indien ons hart ons niet veroordeelt, zoo hebben wij vrijmoedig heid tot God. En zoo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijne geboden be waren, en doen hetgeen behagelijk is voor Hem. Geliefde luisteraars, De liefdevolle hemelsche Vader heeft ons her haaldelijk verzekerd in de Heilige Schrift, dat Hij niet alleen instaat - , maar ook méér dan A. Alt. Pinksterzending. - 7.30 - 8 u. gewillig is, onze zwakke gebeden te verhooren. In de natuur zien wij hetzelfde. Zoodra het teedere bloemknopje zich schroomvallig opent voor het licht van boven, zal de levenwekkende zon, het bestralen en verkwikken met haar war men gloed. God is Liefde, en het is voor Hem even natuurlijk om te verhooren, als voor ons om te vragen Wat is dan de oorzaak van zoovele onver hoorde gebeden ? Millioenen gebeden worden dagelijks ten hemel opgezonden, maar weinigen slechts verhoord ! En toch, God heeft gesproken in Jesaja 65:24 : „Eér zij roepen zal Ik ant woorden, terwijl zij nog spreken zal Ik komen," Kan het schooner? Wanneer er dus geen verhooring volgt op uw ernstig gebed, moet daar iets niet in orde zijn, tenzij.. .. de Heer u heeft geopenbaard, dat Hij uw verzoek niet kan inwilligen om re denen Hem alleen bekend, gelijk geschiedde bij den apostel Paulus, die tot drie malen toe bad, verlost te mogen worden van zijn doorn in 't vleesch, doch slechts ten antwoord kreeg : „Mijn — 10 — genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht." Zijn doorn werd niet weg genomen, maar hij ontving kracht hem te dragen. Iemand, die nauw met God verkeert, verstaat de leiding zijns levens, en begrijpt tenslotte waarom de Heer hem een of andere bede weigert. Onze leertekst toont ons aan wat in hoofd zaak de gebedsverhooring belemmert: Indien ons hart, n. 1. ons geweten, ons veroordeelt.... Het is voornamelijk de zonde in ons, die den trouwen God verhindert ons te zegenen. Hebt gij om een of andere zaak de Heiland meermalen aangeroepen, en is 't antwoord uit gebleven ? Wel, onderzoek uzelven. Er kan een zonde in uw hart verscholen zitten, waarvan gij 't bestaan niet vermoedt. Vraag den Heiligen Geest u aan uzelf te leeren ontdekken. Vele menschen gunnen zich geen tijd hun leven voor Gods Aangezicht te onderzoeken. Is daar misschien een verborgen afgod in uw ziel; een geheime zonde, waarvan niemand iets weet? De mensch ziet aan „wat voor oogen is", doch de Heere ziet het hart aan. Hij leest tot op den bodem uwer ziel, en doorgrondt uw gansche wezen. O, hoe vaak moet men sid deren en beven, wanneer men daaraan denkt: daar is een oog, dat al uwe handelingen en geheimste gedachten gadeslaat. O, dat wij ons hart grondig lieten reinigen door het Bloed des kruises, dat alleen verlossen kan van zonde en schuld ! Jezus heeft gesproken : „Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen". Het kunnen ook familie-zonden zijn, die het contact met God verbreken, zoodat het geheele gezin in duisternis leeft — o, die schaduw van onbeleden zonden tusschen man en vrouw! Wanneer men niet oprecht is jegens elkander, hoe kan men eerlijk zijn tegenover God? Twistende echtparen, ongehoorzame en op standige kinderen .... In een sfeer vol van toorn en geprikkeldheid kan geen gebedsleven bestaan. Doch in een gezin waar liefde heerscht, gebiedt de Heer Zijn zegen. Daar woont Hijzelf, daar wordt Zijn heil verkregen. En 't leven tot in eeuwigheid. Wanneer manen vrouw tezamen nederknielen met belijdenis van zonde, zal God geven wat zij vragen Indien ons hart ons niet veroordeelt, zoo hebben wij vrijmoedigheid tot God, en zoo wat wij begeeren, ontvangen wij van Hem. Wat kan de gebedsverhooring nog meer tegenhouden ? Onverzoenlijkheid! Gods kinderen moeten kunnen vergeven. Laat ons tezamen opslaan Mattheus 6: 14 en 15 Want indien gij de menschen hunne mis daden vergeeft, zoo zal uw hemelsche Vader ook u vergeven; Maar indien gij de menschen hunne mis daden niet vergeeft, zoo zal ook uw Vader uwe misdaden niet vergeven. Dat is duidelijke taal. Onverzoenlijkheid'is oorzaak, dat menig gebed niet verhoord wordt. Dan behooren wij ook de zaken van ons verleden in orde te maken. Gods volk moet het meest-correcte volk ter wereld zijn. Wat wij ontvreemd hebben aan onze naaste, hetzij geld, of iemands goeden naam, wij moeten deze dingen in orde maken, anders kan God ons niet ver. hooren. Teruggeven is 't ware teeken van be rouw. Zacheus riep uit: „Alles wat ik ont vreemd heb, zal ik viervoudig wedergeven." en laat ons dengene, die wij bedroefd of belasterd hebben, eerlijk om vergeving vragen, dan wordt 't contact hersteld. Lees Jesaja 59 :1 en 2 Ziet, de hand des Heeren is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen hooren. Maar uwe ongerechtigheden maken een scheiding tusschen ulieden en tusschen uwen God, en uwe zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort. Laat er ook geen ongeloof in uw hart zijn. „Die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op en neder geworpen wordt; Want die mensch meene niet, dat hij iets ont vangen zal van den Heere" Jakobus 1:6 en 7. God wil u gaarne verhooren, maar uw gebrek aan vertrouwen kan geen contact tusschen Hem en uw ziel doen ontstaan. Misschien vergeet gij de armen! In Spreuken 21 : 13 leest u: „Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen en niet verhoord worden." Er wordt veel gegeven voor de defensie van ons land, en dat is ook schoon, en kenmerkt het edele van onzen volksaard, doch Iaat ons Indië's armen niet vergeten — er wordt meer stille armoede geleden, dan men wel denkt. Karigheid in 't geven voor de u'tbreiding van Gods koninkrijk is dikwijls oorzaak dat onze gebeden niet verhoord worden. Mijn geliefden: Wat is de oorzaak van uw onverhoorde gebeden? O kniel neder voor het Aangezicht uws Meesters, belijd uwe zonden, verbreek in Zijn Naam uwe afgoden; sla een nieuwe witte bladzijde op in uw levensboek — en zoo waar als Gods beloften heilig en ge trouw zijn uwe gebeden zullen verhooring vinden voor den troon der genade! O, zie op naar den hemel, vanwaar uw Hulpe komen zal— loof en prijs Zijn Naam en dank Hem voor de verhooring. God heeft gesproken : „Al wat gij vragen zult in 't gebed, geloovende, dat zult gij ontvangen. En — zoovele beloften Gods als er zijn, zijn in Hem ja, en amen. Laat ons bidden. Dierbare Hemelsche Vader, Wij zijn hier tezamen vergaderd voor Uw «t — 11 heilig Aangezicht om ons te verootmoedigen wegens onze vele overtredingen. Wij weten, dat wij in den Naam van Jezus, Uw eengeboren Zoon, alles van u kunnen ver krijgen wat naar Uw wil en Woord is. O, schenk ons dan de verhooring onzer ge beden ! Gij, o mijn Ood, kent de nooden van ons hart, Gij hebt onze tranen geteld en weet van de eenzame uren vol diepgaand leed. Kom en ver troost onze zielen en verhoor ons smeekgebed. Wij bidden voor de herrijzenis van ons va derland, voor onze broeders, die daar zuchten in concentratie-kampen, voor de vervolgden om Christus' wille opgesloten in gevangenissen of verbannen naar onherbergzame oorder. Wij smeeken Uw zegen af voor het Konink lijk Huis en allen, die in hoogheid gezeten zijn. Wij gedenken met innige liefde onze onbe keerde gezinsleden, echtgenoot, kinderen en andere bloedverwanten en vrienden. Alles leggen wij op het altaar der toewijding. Neem ons aan zooals wij zij'i en vergeef ons onze lauwheid in 't gebed, ons gebrek aan liefde en toewijding, ons tekort in geduld jegens den naaste. Wij erkennen 't met schaamte : Wij hebben U te weinig dankbaarheid betoond ; te weinig geloofd en geprezen! terwijl Uw Woord ons toch heeft geleerd: De blijdschap des Heeren is onze Sterkte. Mijn Heere en mijn God! Heilige handen willen wij voortaan opheffen in het heiligdom, opdat onze gebeden niet belemmerd worden. Heere, verhoor onze zwakke gebeden om Uws Naams wil, en wij zullen u van alles de lof en de eere geven. Amen. De Groote overwinnaar. De Heilige Geest is onze beste Vriend. Hij is de Geest van Christus Zelve, en woont in het hart van ieder waarlijk bekeerd en weder geboren mensch. Geen moment verlaat Hij u. Ofschoon de zorgen des levens, zwakheden en struikelingen Hem soms terzijde dringen, Hij is getrouw en zal u niet begeven, noch verlaten. Zoodra gij met berouw uwe zonden inziet, en ze voor 's Heeren Aangezicht belijdt, aan roepende het Bloed van Jezus, dat reinigt van alle zonden, zult ge Zijn aanwezigheid ervaren. De Heilige Geest in u, is oppermachtig. Hij draagt in Zich al de opstandingskrachten van den Heiland. Door 't geloof kunt gij daar ten allen tijde gebruik van maken ; zonder geloof echter is het onmogelijk iets van Hem te ont vangen. (Jacobus 1 : 6, 7). Een waar kind van God, dat zich geheel heeft toegewijd, smacht naar een heilig leven, en is diep bedroefd over zijn menigvuldige zonden, en de macht van zijn eigen -ik waar tegen zijn eigen krachten niet zijn opgewassen. Dag en nacht bidt en smeekt hij en worstelt met zijn God om verlossing van het hem aan geboren kwaad, maar steeds faalt hij. Hij ziet niet dat hij in eigen kracht pogingen aanwendt de erfzonde te overwinnen en begrijpt dienten gevolge niet waarom hij geen overwinning kan boeken. Het is tenslotte de genade Gods, die de arme, worstelende ziel in zoo'n wanhopende toestand doet komen, dat zij zich totaal uitgeput, in de armen van Jezus werpt en zich geheel met al hare lasten en zorgen aan Hem toevertrouwd. Deze strijd moet iedere oprecht-geloovige doormaken. De liefdevolle m Vader toont Hem na deze volkomen overgave, hoe hij steeds in eigen kracht heeft getracht over het kwaad te triomfeeren, ofschoon onbewust, want heeft hij niet steeds innig gebeden om overwinning over de zonde, en zijn uiterste best gedaan ? O, in die stonde wordt hem de overwin ningsglorie van het kruis geopenbaard. Zijn oogen worden geopend en de Heilige Geest toont hem dat de Heere Jezus in Zijn eigen heilig lichaam onze zonden en ziekten heeft gedragen, zoodat wij gansch en al vrij kunnen zijn van de macht van satan. „Die de zonde doet. is uit den duivel; want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou." (1 Joh. 3 : 8), „Dat wij, verlost zijnde uit de handen onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreeze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen onzes levens " (Luk. 1 : 74, 75). Zoodra wij daar een blik voor hebben, vragen wij: Dat is alles zeer schoon en waar — wij zien en nemen aan, dat de Heiland voor ons is gestorven, boetende onze schuld en dragende onze ziekte — Hij heeft ons waarlijk verlost, maar wat baat het ons, of wij dat al weten, daar wij in ons zelf geen kracht hebben de zonde te weerstaan ? Dan volgt daarop de Goddelijke openbaring van de inwoning des Geestes. De Heere is opgestaan en ten hemel gevaren. Hij kon ons eerst Zijn Geest mededeelen, nadat Hij zelf was heengegaan. Op den Pinksterdag stortte Hij Zijn eigen Wezen in Zijn discipelen uit, en vanaf dat gezegende moment is deze Heilige Christus-Geest temidden Zijner Gemeente hier op aarde, met al Zijn vruchten en gaven. — 12 — Helaas! Hoe weinig wordt dat begrepen! Hoe arm en krachteloos zijn de meeste chris tenen. Zij veronachtzamen die wondere Bron van Leven in hun binnenste en beseffen niet dat de krachten en gaven van Christus Zelve in hunne harten schuilt. Zonden en ziekten laten zij over zich heerschen — de lust en de kracht om deze donkere, satanische machten door het geloof in een inwonend God te over winnen—ontbreekt hen geheel. O, de Geest van Christus in ons levende, is waarlijk een fontein van levend Water, een Bron van vreugde en kracht. Leest de beloften van den Heere Jezus, aan de overwinnaars uit de 7 gemeenten in Azië in Openbaringen 2 en 3. Slechts zij, die het kruis der zelfverloochening achter Hem hebben ge torst—de overwinnaars over zonde en verzoe king—de trouwe pelgrims, die het smalle pad zijn gevolgd, zonder achterom te zien slechts zij zullen behooren bij de Bruidsge meente, die straks zal worden opgenomen. De Heilige Geest alleen is onze kracht bij 's levens strijd en verzoeking —de Bron waaruit wij steeds weer nieuwe vreugd en overwin ningsgenade mogen putten — de Trooster, de Vriend onzes leven—Hij is de Heere Zelve, onze Uithelper en Koning, de Rotssteen onzes heils, die blijft tot in eeuwigheid. M. A. E E E E DE HEILIGE GEEST. E E 3 3 E AI de groote heilsdaden Gods zijn door 3 E den Heiligen Geest geschied. De verklaring is H der Schrift in het hart van den geloovige, j | H komt ook alleen van den Heiligen Geest. 3 §j De menschwording van Gods Zoon vond =| E haar oorsprong uitsluitend in de werking 3 E van Gods Geest. ia Toen Maria, de gezegende en begena- 3 E digde onder de vrouwen, haar eersten ia H Zoon ter wereld bracht, bleek het, dat de j | E Heilige Geest der menschelijke zwakheid 3 E een Persoonlijkheid geschonken had, die ra fi zich gewillig van kribbe tot kruis door |j H Zijne Goddelijke handen zou laten leiden. 3 E Gelijk de intrede van Jezus Christus [§ |j door den Heiligen Geest, geschiedde zoo 3 E ook Zijn uitgang uit deze wereld. Daarom ia E kan niemand deel hebben aan de Gave en j | H het Offer van Christus, dan door den 3 E Heiligen Geest — en niemand kan de God- ia E delijke heilsdaad van Bethlehem tot Gol =1 H gotha beleven, dan alleen en uitsluitend 3 E door den Heiligen Geest! 3 E i ^yyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyyjr =S2f^ 2 Kleine Lichtjes. SfcÈiS^ Is zonde zwakheid? Neen, de zonde is kracht! Zij heeft de slang in 't schuldloos Eden, Zij heeft den Dood op aard, den Heer aan 't kruis gebracht. Zij kan alleen bestreden door Goddelijke overmacht! N. N. Het zijn slechts levende en werkzame chris tenen, die de zielsverrukkende blijdschap, die liefelijke vertroostingen en heerlijke genietingen, de onafscheidelijke gezellinnen eener gezegende ziel, kunnen verwachten. Spurgeon. Er is geen betere school van nederigheid dan vernedering. Niemand heeft de nederigheid en het gevoel van eigene zwakheid meer noodig, dan hij, die in de eerste gelederen van de krijgs knechten des Heeren Jezus zich geplaatst ziet. Doedes. Vóór of tegen Jezus, dat is de vraag. Onver schilligheid is onmogelijk. De Heer zal ze u onmogelijk maken. Ik smeek u, o ziele, die door Jezus Christus gezocht wordt: Kies u heden wien gij dienen zult. De La Saussaye. Zoolang ons hait niet gereinigd is, vreest het een ontmoeting met God, onder vier oogen, men ducht het, om Hem sommige zonden te noemen, en zich gansch voor Hem te ontdek ken. Men vreest voor den alles dooizoekenden en ontdekkenden blik van Jezus. Dikwijls reiken de zonden des vleesches en van den hoogmoed elkander de hand. Schuldbelijdenis zal een even gevoelige slag voor de eene, als voor de andere wezen. Stockmayer. 't Is onze smart, ja, maar tegelijk ons geluk, dat wij zoo weinig begrepen worden. Er is er Eén, die ons altijd verstaat en Hij heeft een warm hart en een nimmer feilend geheugen. —_ _ Van Oosterzee. - 13 — Men leze eerst Openb. 4:1-7. De woorden „wat hierna geschieden zal" wij zen terug op hoofdstuk 1 : IQ. Zij zijn tot recht begrip van de „Openbaring" van het grootste gewicht. Zij bewijzen, dat alles wat van hoofdstuk 4 af, volgt — eerst dan geschieden zal, wanneer de ontwikkeling der christelijke gemeente tot scheiding tusschen Filadelfia en Laodicea gevoerd heeft. Daar nu Laodicea de achtergebleven gemeente der „dwaze maagden" voorstelt, moeten wij ons de „opname" aan't einde van Filadelfia denken. Daarom ligt alles wat de Openbaring verder verhaalt, achter de Opname der Bruidsgemeente en de Wederkomst des Heeren als Bruidegom. Natuurlijk spreken wij dit uit naar 't licht dat wij ontvangen hebben, en matigen ons niet aan, het monopolie van alwetendheid te bezitten. Hierna — dat wil dus zeggen — na de opname, zag ik en zie, een geopende deur in den hemel. De deur is de toegang tot de heerlijkheden en de schatten 'van het huis — deze hemeldeur is geopend, alleen voor de wijze maagden, de gehei ligde Bruidsgemeente, het lichaam van Christus. En een stem sprak: „Kom hier op". Johannes mag de opgenomen gemeente volgen, om van haar nieuwe standplaats, de troon, te zien, wat na dezen geschieden zal. „Terstond was ik in den Geest" — dus weder in dien profetischen toestand van Hoofdstuk 1:10. Johannes was geheel en al onder de macht en de besturing des Heiligen Geestes, die hem volkomen aan de belemmering der aardsche omgeving onttrok, en hem overzette in de gewes ten des lichts en der zaligheid. enbarin g van Johannes. HOOFDSTUK X. Hij ziet een troon, „opgesteld in den hemel." De Heere heeft Zijn troon in de hemelen ge vestigd — een onwankelbare troon, niet als die der aardsche vorsten, die steeds waggelen en omvergestooten worden, door iederen opkomen- den dictator, En op den Troon zit Eén — (welk een hoog verheven visioen wordt Johannes hier vergund te aanschouwen) — n. 1. de Drie-eenige God omgeven van vier levende Wezens en 24 oudsten —en Hij die daar op den troon zetelde was in het aanzien gelijkende op den jaspis en sardis- steen, en een regenboog was rondom den troon, in het aanzien den smaragd gelijk." — een symbool van de glanzende verschijning des Allerhoogsten, die een ontoegankelijk licht be woond en zich met het licht als met een gewaad omhult. Dit is een verhevene opening van dat hoofd stuk: De Troon van God. Vergelijk Jes. 6:1-4; Ezechiël 1 : 26-28. Men leze vooral Daniël 7:9, 10—„en het gericht zette zich." De ure heeft hier geslagen van Psalm 2. De volkeren der aarde met hunne aanvoerders en dictators zijn thans rijp voor het gericht. „Zij beraadslagen samen tegen den Heere en Zijn Gezalfde. Laat ons hunne touwen verbreken." Maar Gods toorn zal thans ontbranden. Zij beginnen op aarde te roepen : Bergen en steen rotsen valt op ons en verbergt ons voor het Aan gezicht Desgenen, die op den troon zit en van den toorn des Lams; want degroote dag Zijns toornsis gekomen, en wie kan bestaan ? (Openb. 7:16, 17). Deze troon, opgesteld, onmiddellijk na de op name der gemeente is dus een troon des gerichts. Donderslagen en bliksemen gaan er van uit, hevige en ontzettende oordeelen. Toch ziet men boven dien troon een regen boog welke niet de bekende zeven kleuren draagt, maar „hij was in het aanzien den Smaragd gelijk" — dus geheel en al groen, de kleur der Hoop dus. - 14 — Boven hel verterende vuur van rechtvaardige oordeelen, glanst echter nog altijd de troostvolle regenboog in de kleur der Hope. God heeft geen ander doel, dan ook door Zijn rechtvaardige straffen, het menschdom tot inkeer te brengen en te behouden. Laat ons niet uit het oog verliezen, dat die deur nog altijd open staat voor iederen armen zondaar, die zich met berouwtot den Zaligmaker keert. Ood is Liefde — óók in Zijne gestrengheid. Hij zoekt niet de ondergang, maar het behoud des menschen De 24 ouderlingen, die op tronen gezeten, den Troon van God omringen, stellen voor de 12 patriarchen, als representanten der Gemeente van het Oude Testament, en de 12 Apostelen als vertegenwoordigers van de Nieuw-Testamen- tische Gemeente. Zij representeeren „de gansche" Gemeente der eerstgeborenen'''' (Hebr. 12:23) uit de Oude en Nieuwe Bedeeling — dus al de zielen, die bij de eersle opstanding den Bruidegom tegemoet gingen in de lucht — zoowel de Joden, die stier ven in't geloof aan den komenden Messias, als de bekfe.de heidenen uit onze bedeeling, die het volle licht hebben genoten Da Bruidsgemeente bestaat dus uit Joden en heidenen — eerst den Jood en dan den Griek — d.W.z de Joden, die tijdens hun aardsche leven in hope uitzagen naar de geboorte van den Mes sias en getrouw waren aan 't licht dat zij van God hadden ontvangen. Ook uit dit vers blijkt duidelijk, dat de Gemeente opgenomen wordt vóór de groote verdrukking ingaat De troon des gerichts is de aanvang van de verschrikkelijke oordeelen, die volgen zullen na de opname. Het allervreeselijkste zal Gods trouwe kinderen bespaard blijven. Reeds Ezechiël zag den troon Gods vol van heerlijkheid, doch de 24 tronen met hunne Oud sten welke de volmaakte Gemeente voorstellen, zag hij toen nosr niet. In zijn tijd waren de zegelen der toekomst nog vrijwel gesloten. Zoo zien wij dus de Gemeente der eerstge borenen, de opgenomen en verheerlijkte Bruids gemeente, bestaande uit alle rassen en standen en vrijgekocht door het Lam — in nieuwe, heer lijke lichamen den troon des Eeuwigen omringen. Gewis staan allen niet vlak voor den Troon. In den hemel zal ook wel een rangorde bestaan —een op-elkaar-volgen in verschillende klassen, waarin de heiligen naar gelang hunner rijpheid worden ingedeeld. Wees getrouw aan het licht, dat gij ontvangen hebt, lieve lezers, dan zult gij van dag tot dag méér licht ontvangen. Indien gij op aarde niet in gemeenschap met Christus geleefd hebt, hoe kunt ge dan verwachten hiernamaals dicht bij den troon te staan ? Wordt vervolgd. Bij duizenden begeven zich de menschen naar alle genezende bronnen der wereld. Maar hoe- velen komen er tot de bron, die genezing heeft voor zonde en onreinheid —het bloed des Lams? Wilt gij? Gij zijt toch een zondaar; onrein van het hoofd tot de voetzool? Daarom zijt ge verloren, wanneer ge niet gereinigd wordt in het bloed. Niets anders kan u reinigen. Geen tranen van berouw, geen gebed, geen vrome daden kunnen reinigen van zonde. Maar kom en wascli u in het bloed, en gij zult witter worc'en dan sneeuw, al waren uw zonden ook rood a!s karmozijn. Er is ook een geopende bron van het reini gende water van Gods Woord. Geopend voor het volk van God tot dagelijksche reiniging, tot dagelijksche vernieuwing in de gemeenschap met God. Kind Gods, kom dagelijks tot die bron ; leef uw leven bij de bron, zoodat gij iedere ure en onder alle omstandigheden vrijmoedigheid hebt voor God. Dat geeft dagelijks kracht voor den omgang met God. Ui — Cl - Cl m H — fBBi J li J t) t li T IB i RADIO - UITZENDING | op 6 Juni n. m. 7.30 1 Ï (na de Nieuwsberichten) ] Golflengten: 61 M. en 110. M. Spreekster: Zr. M. A. Alt. j I) met assistentie van zangkoor. I - 15 ZAL BABEL HERRIJZEN? Zeggende tot den zesden engel, die de ba zuin had; Ontbind de vier engelen, die gebonden zijn bij de groote rivier den Eufraat. Openbaring 9:14. Waar ligt Babylonië? Babylonië is een land streek tusschen den benedenloop van Eufraat en Tigris, waar zich reeds 4000 jaar v. Chr. een centrum van beschaving en afgodendienst moet hebben bevonden. Niet alleen de historie, maar bovenal de Bijbel bevestigt dat. Talrijke opgravingen hebben aangetoond, dat het Bijbelsche verhaal van den toren van Babel absoluut juist is, want de duizende kleitafeltjes, die men vond, getuigden in spijkerschrift niet alleen van de welvaartin die dagen, maartevens van ean geweldige tempeltoren van verscheidene verdiepingen en terrassen, welke een ontzagge lijken indruk op het volk moet gemaakt hebben. De Babyloniërs dienden de afgoden Bel of Baal, Assur en Astarte, ons welbekend uit de Schriften — zij vereerden ook zon, maan en sterren en een lieirleger van geesten, die door aanroepingen fii bezweringen werden geleid. Mtgie en astrologie beheerschten het zieleleven der tiabylo ïiërs — een door en door heidensch volk. De hoofdstad was buitengewoon schoon en weelderig met haar prachtige gebouwen en z. g. n. hangende tuinen. Koning Nebukadnezar geraakte door de rijkdom en weelde zijner stad tot hoogmoedswaanzin (Dan 4:30). De Babyloniërs kenden maten en gewichten astronomie en spijkerschrift en maakten door kanalisatie hun land tot een bron van welvaart en handel. Zij stonden in handelsverkeer met Syrië, Phoenicië, Arabië, enz. In 't jaar 1Q38 hebben de Turken Babyion veroverd en verdeeld in de provincies Bagdad en Basra. Het geheel is bekend als Irak-Arabië ter grootte van Italië, en sinds den laatsten oorlog onder Engelsch mandaat. Gods Woord zegt ons dat in den eindtijd het sluimerende Babel weder tot ontwaking zal komen. De „gebonden engelen" zullen losge maakt worden — „dewelke bereid waren tegen de ure en dag, en maand, en jaar, opdat zij het derde deel der menschen zouden dooden. En het getal van de heirlegers der ruiterij was twee maal tien duizenden der tienduizenden; en ik hoorde hun getal!" aldus de profeet Johannes. (Openb. 9 : 5 enz.). Wanneer wij dit geheele hoofdstuk lezen, dringt de gedachte zich aan ons op : Hebben wij hier niet te doen met een leger van duivelen ? Is een land, dat sedert tientallen van eeuwen de afgoden en booze geesten heeft gediend, niet bezeten met demonen ? Een verschrikkelijke strijd zal straks woeden in datzelfde Babyion, dat thans Irak heet en waar men, zooals de laatste radio-berichten melden, een voorstander is der 5e. colonne. Zal Babel uit den langdurigen slaap herrijzen en weder het centrum worden van het Oosten, wat handel en .. . occultistische afgodendienst betreft? Leest in dit verband Openbaring 18 waarin het eindoordeel van Babel wordt geschetst. Het Oosten komt tot ontwaking — de lang geketende machten verbreken hunne banden. Het Avondland zinkt langzaam maar zeker weg achter de horizon, en het Morgenland ontwaakt tot geweld. De ware christen heft zijn oogen op „naar de bergen" vanwaar zijn Hulpe komen zal. Nog een korte wijle — en Jezus komt! Hal leluja ! M. A. ? f I OP WEKKINGSDIENST. & ï op den len Pinksterdag 1 Juni 1941 | | n. m. 7 u. te Plampitan 130, SOERAB A JA. f f Spreker: Br. F. L. V/'sscher Evangelist f | der Pinksterzending te BATAVIA | f en Zr. M. A. Alt. f h Bediening van het H. Avondmaal. j 5 Hartelijk welkom! ®(SS)V-S-K5S)(ge)>=^M<SS>(55)(55>*—ss-f(5S)(S5>l—s—1(5S® { VOLKOMEN OVERWINNING §> EN DE WEG DAARTOE. | Door W. EIwin Oliphant. (2 Vctaald door M. A. S) ® gg j a t<gg<a6>J=^s=fras>cgg)cgg)i a (^g6xg6>^-s~-(<ag>© Vervolg, Zoodra gij erkend hebt, dat daar behoefte aan reiniging bestaat in uw ziel, en dat God machtig is u te reinigen van iedere zonde, behoeft gij nog slechts één stap te doen : gij moet u zelven Qode toewijden. Doe dat op een besliste wijze, en met woorden. Sluit een verbond met den Heere voor eeuwig. Bedenk, dat vele z g n offers van de zijde der menschen waardeloos zijn in Oods oog Doe gij het beter. Spreek niet: Waarom moet ik alles geven, terwijl zoo menig christen den Heere dient met een verdeeld hart? Het is juist een bewijs van Gods groote liefde jegens u, dat Hij u geheel voor Zich wil hebben. Wat een genade, Hem onverdeeld te mogen toebehooren ! Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat men zijn gezinsleven, bloedverwanten, vrienden nietmag liefhebben-integendeel, deze natuurlijke liefde wordt geheiligd door den inwonenden Christus, zoodat men van zijn naaste geen afgo den maakt, doch den Heere boven alles be mint Geef Hem alles wat Hij verlangt, alles wat gij Hem geven kunt. Overzie al hetgeen u toe behoort: uw talenten, uw geld, uw tijd en — uwe eeuwigheid ! Wanneer gij uw Heiland alles gegeven hebt, zult ge rijker zijn dan ooit tevoren. De zuster van onzen zendeling stelde thans een zeer natuurlijke vraag : „Hoe kan ik voor de zonde bewaard blijven? Ik ben zoo zwak! Ik heb steeds weer beproefd heilig ie zijn, maar ik gelijk op een beginneling in het schaatsen rijden — éér ik een schrede voorwaarts kom, ben ik reeds uitgegleden". „Gij hebt daar een zeer gewichtig punt aange roerd," antwoordde ik „Het is zeer noodig het gansche leven Christus toe te wijden, maar tevens Hem te vertrouwen dat Hij ons nu ook bewaren zal. Het is de Heilige Geest, die datgene bewaakt wat Qode toegewijd is. Hij is 't die ons van zonden overtuigt — Hij is onze Trooster, (Jesaja 12: 1) ja, Hij is in alle opzichten onze trouwe Bewaarder. (Psalm 121) Een Bewaarder, een Zon, een Schild, een Burcht en nog veel meer is de Heer voor dege nen, die Hem toebehooren met geest, ziel en lichaam. Stelt uzelven Christus Jezus zoo helder voor als gij kunt, en vertrouw Hem, dat Hij machtig en gewillig is, in dit eigen oogenblik al uwe verlangens te vervullen en uwe behoeften te bevredigen. Alles wat Zijn liefde aan 't kruis voor u gekocht heeft, is uwe! Wanneer gij weet, dat gij alles in Zijn handen hebt gegeven, moogt gij ook beslag leggen op Zijn blijvende inwoning in uw hart. Gij zult dan in deze wereld zelfs onder de ongelooflijkste toestanden, gelijk een licht stralen. Door he. Bloed des Lams zult gij meer dan overwinnaar zijn De beide kinderen Gods bogen met tranen in de oogen hunne knieën voor den Heere en baden. Het had hun slechts ontbroken aan geloof — en nu, nadat zij de fout gevonden hadden, traden zij de heerlijke vrijheid der kinderen Gods binnen. Hebt gij, lieve lezer, de genade Gods reeds in die mate ontvangen, dat gij onbestraflijk wan delt voor God en de menschen? Hebt gij reeds de vraag: „Wat moet ik doen om rein te worden?" reeds door God laten beantwoorden? Er rijst bij het schrijven dezer regelen nog een andere vraag op : Wat moet ik doen om nuttig te worden ? Onze zendeling keerde terug tot zijn indianen als een geheilligd mensch en zijn arbeid werd met zegen bekroond. Slechts zij leven, die voor God leven ; alle anderen zijn dood. Hoe juist drukt Tersteegen het uit in de vol gende woorden: - 17 - Al ons werken, denken, willen, Kan geen ziele-honger stillen. Is een ijd'le droom gelijk; Slechts één werk kan Ood behagen, Blijf gekruisigd alle dagen Hecht niet aan het aardsche slijk. Leef in Gods gemeenschap stille Voeg u naar Zijn Heil gen wille Dat slechts maakt uw leven rijk. Wordt vervolgd '•<SS)(S5>(S5)(S5)(S6)Ê©tS5)S5)Se)<S©S5)(S :; )S©(^)Ê5)C^)(^)* @ € f € e) (s Jezus, onze Heelmeester, s) (g Door Dr. Ch. Price. §) (2 Uit het Engelsch vertaald door E. F. van O. j| IV. Ik wil u hier openlijk bekennen, dat, indien er in de Handelingen der Apostelen, geen feiten van goddelijke genezing waren opgeteekend, ik mij dan pijnlijk verwonderd zou hebben over de berichten van Jezus' genezingen, ten tijde dat Hij op aarde was ; en ik zou mij vol ver bazing hebben afgevraagd, waarom er geen ver dere manifestaties van Zijn goddelijke kracht meer voorkwamen. Indien de brieven van het Nieuwen Testament, die door de inspiratie van den Heiligen Geest zijn geschreven, en die tot richtsnoer van de kerk moesten dienen door al de eeuwen heen tot aan Jezus' wederkomst, indien, deze brieven, zeg ik, niets hadden ver teld over goddelijke genezing dan zou ik wer kelijk geheel van de wijs gebracht zijn. Laat ons daarom vragen, of de Heilige Geest ons wil leiden, indien wij de feiten aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpen. Om mijn bewijsgronden te staven vraag ik uwe aandacht voor drie dingen. Drie groote proefhoudentie feiten. I.De wonderen van goddelijke genezing, die ten tijde van de allereerste kerk werden opge teekend, hadden plaats na Jezus' hemelvaart. 2. De geïnspireerde brieven, geschreven door menschen die door den Heiligen Geest voor deze taak waren gezalfd, bevatten een duide lijk bevel aan de kerk om de bediening van Christus, wat betreft het genezen van kranken, voor t te zetten. 3. Het is proefondervindinglijk bewezen, dat Jezus' bediening wat betreft het genezen der kranken tot in onze dagen is voortgezet. Mijn vrienden, indien deze drie dingen, der waarheid getrouw zijn, dan is er ook genezing' voor u. Nadat op het Pinksterfeest de H. Geest op hen was gevallen, ging de eerste prediking, die zij hielden, verzegeld van wonderen, die redding en genezing brachten. En Petrus, aan gedaan met kracht uit den Hooge, overtuigde duizenden door zijn machtige prediking. De straten, die grensde aan de opperzaal waren gevuld met knielende menschen, die den ver rezen Heilland als hun Verlosser hadden aan genomen. Daarna begaven Petrus en Johannes zich naar den Tempel. Onderweg zagen zij een mensch, die kreupel en verlamd was. Het was ten tijde van het gebedsuur. Zóó slecht was deze arme lijder er aan toe, dat hij dagelijks naar dezelfde plaats gedragen moest worden en daar in zielige smeekwoorden het medelijden der voorbijgangers móest opwekken om hem hun aalmoes te doen schenken. Doch de twee discipelen, die langs hem gingen, hadden geen geld bij zich; maar zij bezaten iets, dat veel kostbaarder is, dan al het goud der aarde. Daarom antwoordde Petrus hem op zijn smee- ken: „Dat wat ik bezit, dat zal ik u geven", en voor de eerste maal, nadat Jezus ten hemel was gevaren, klonken deze wonderbare woor den : ,,'n den naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel". Maar de persoon van Jezus was hier niet meer aanwezig De eengeboren Zoon van God was reeds in het Vaderhuis teruggekeerd. Wat zou er nu ge beuren ? Let vooral goed op ! Had Jezus werkelijk de waarheid gesproken ? Zouden zij in staat zijn om die heerlijke werken te volbrengen, zooals Hij hun dat beloofd had ? Zou dan nog die kracht op aarde bestaan, die blinden kon ziende maken en lammen kon doen loopen ? Met open mond staarden de verbaasde omstanders naar die rustige figuur van den discipel Petrus. Duidelijk zie ik alles in den geest vóór mij. Ik zie, hoe de oogen van Petrus als 't ware vlamden, door zijn liefde tot Jezus, hoe zijn hart in hem trilde door de machtige aanraking van den Heiligen Geest. Het is geen angstig gefluisterd bevel, dat hij geeft; neen, hij roept het uit met luide, klinkende stem. Hij weet, op welken grond, hij dit durft zeggen. Hij behoort • » — 18 - niet tot de valsche profeten ; is hij den Naza- rener niet gevolgd, toen Deze nog op aarde vertoefde ? Verkeerde hij niet dagelijks met Hem ? De duivelen beven, demonen vluchten in ont zetting bij het noemen van dien éénen naam, dien wondervollen, machtigen, heerlijken naam— Jezus! Ja één van 's Heeren discipelen heeft gevraagd, dien naam te gebruiken om er de kracht die er van uitgaat aan te toonen. Helder en duidelijk klinken daar de woorden: „In den naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel!" Één oogenblik staarde de arme lijder hem verbaasd aan. Was zoo iets mogelijk? Kon het werkelijk waar zijn, dat hij, die vanaf zijn geboorte lam was geweest, nu in staat zou zijn, zijn enkeis en zijn ledematen te gebruiken zooals ieder ander normaal mensch ? Waar schijnlijk was zijn geloof maar zwak en had het de hulp van noode, die Petrus in staat was hem te verschaffen. Ja, geliefde lezers, de kracht van Jezus en het vaste geloof in die kracht van hen die zijn discipelen zijn, kunnen ook nu nog wonderen verrichten. Petrus strekte zijn hand uit, daarmede de rech- hand van den kreupele vastgrijpende en hij richtte hem op. En opeens hoorde men een kreet. Leven — opstandingsleven— het leven van den Nazarener- Zelf doorstroomde die arme, verwrongen ledematen. Hij was genezen. Hij sprong op, hij stond en liep, terwijl zijn lippen de halleluja's tot God opzonden, „en hij ging met hen in den tempel, wandelende en springende en lovei de God." Ik vraag mij af, of hier ook niet een paar kerkelijke broeders bij tegenwoordig waren, om hem er op te wijzen: „dat hij zich ordelijk en behoorlijk moest ge dragen" ; of dat de een of andere modernist uit die dagen, hem berispte voor wat hij : zijn gebrek aan eerbied mocht noemen. Maar dit had hem niet kunnen deren, want zijn vreugde was zóó ongebonden en zijn geluk zóó over weldigend, dat hij zich wel moest gedragen hebben als iemand, die plotseling uitzinnig was geworden, toen hij daar maar rondrende en rondsprong, en steeds God de eer van alles gaf. De belofte van Jezus was vervuld ge worden Christus was nog in hun midden. De kracht om te genezen was niet van hen weggegaan. Het woord dat Jezus tot hen gesproken had was even machtig als Zijn persoon Zelf. Een beslissend onomstoote ijk bewijs was geleverd, dat Jezus de kracht om zieken te genezen, als een erfenis aan Zijn kerk of gemeente had achter gelaten. Het was de waarheid — dat zij in de geheele wereld werden uitgezonden om het evangelie te prediken en om aan zieken de handen op te leggen, opdat zij genezen zouden worden. Wordt vervolgd C£C€€€C€******************************************************** ******** 5 A ! "* za ' u doopen met den : #% ï s w I Heiligen Geest en met vuur. jj â„¢ 3 tCfCCC*€tCCCCCC€CCC.CCC€€CC€CCC£CCtfCCf€*.tC*CCCC€t€€K*C€*tC€C**C€tt€CCC*t De grondtekst heeft eigenlijk „doopen in den Heiligen Geest en vuur". Dit is ook meer in overeenstemming met het Grieksche woordt voor doopen „baptizoo", dat allereerst wil zeggen: indompelen. Gelijk de doop van Johannes was een indom pelen in het water van den Jordaan, zoo is de doop van Jezus een indompelen inden Heiligen Geest en in vuur. Die Geest wil ons ook ver vullen, naar mate wij van onszelven ontledigd zijn ; die Geest dompelt ons in het vuur, dat beproeft en waaruit wij gereinigd en gezuiverd tevoorschijn komen. Op dezen vuurdoop slaat dan ook bijzonder vers 17, dat spreekt van een doorzuiveren van den dorschvloer en een verbranden van het kaf met onuitblusschelijk vuur. De tarwe wordt ge schud en het kaf dat zich dan van de tarwe afscheidt, moet verbrand worden. Zoo is Jezus nu op den dorschvloer van het Heiligdom en de Wan Zijns Geestes is in Zijne hand en doet evenals het vuur zijn werk. .Mt% ••«â€¢ • ••••- •••• . ••• • ;;: •••• ••••. ••••.. •••• •» MM* H M '-.:••••::::::::••••:::::::-•••• ::::: ••••::::::::••••::::::::«â€¢â€¢â€¢-:'-; •••• ••*. 1 TEEKENEN DER TIJDEN, i 3SS ••••::::::::••••::::::::••••::::::::••••::::::::••••::::::::••••::::::::••••:::::::'.••••- •••* •«UI •••• :::::::••••:::::::•••• —HM lull I MM BMM I •••• •»- Het Staatsbeest. De Spaansche schrijver prof, Ortegay Gasset schrijft het volgende: Het grootste gevaar, dat onze beschaving bedreigt, is de inlijving van het leven in den Staat — is de inmenging van den Staat in alle dingen—is de absorptie van elke maatschappelijke spontanieteit door den Staat. De schrijver wijst op de toenemende neiging in de wereld om aan den Staat een soort al macht en alwetendheid toe te schrijven, die hij niet kan bezitten en nooit zal bezitten Dat laatste is nog zoo zeker niet. Zijne Ma jesteit, de Staat zal de toekomst alles opeischen, het gezin, het geld, de bezittingen, de kerken en tenslotte het geweten van den mensch. Vrouw er kind zullen het eigendom worden van den Staat — iedere vrijheid zal aan banden gelegd worden, in de eerste plaats vrijheid van gods dienst. De komende Antichristelijke Kerk, aan wier hoofd de Valsche profeet (Openb. 13:11) zal komen te staan, zal ieder soort van religie onderdak verleenen. Theosofie, Spiritisme, Sa- tansdienst, allerlei soort van occultisme zullen in deze kerk nevens Protestantisme, Roomsch- Katholicisme, Pinksterleer en Advent een plaats vinden en de ware vromen, zij die tot het Lichaam van Christus behooren, en dus weigeren lid te worden van deze Satanskerk, zullen ver volgd worden. — 19 - Alles zal onder het beheer van den Staat komen, — in het niet mogen koopen of ver- koopen zonder het teeken van den antichrist te kunnen toonen aan voorhoofd of rechterhand, (Openb. 13:16, 17) zien wij het culminatie punt van de komende Staatsmacht die de geheele wereld zal beheerschen, met den Staatkundigen en Religieusen Antichrist, (de beide Beesten uit Openb. 13) aan 't hoofd. Wij zien de snelle ontwikkeling dezer Staats macht de z. g. n. „nieuwe orde" met een hui vering aan. De volkeren bewapenen zich op koortsachtige wijze tegen den overweldiger, maar wij weten, dat er tot het einde dezer bedeeling strijd zal zijn (Dan 9: 26;. De eind-afrekening met den Antichrist en zijn legers zal eerst plaats hebben in de vlakte van Armageddon, (Openb. 19:11-21) waar Christus en de Zijnen een einde zal maken aan alle terreur. Ai. A. Eenige jaren geleden schreef de bekende redacteur van „Het Zoeklicht"; Joh. de Heer, onder bovengen. titel het volgende: „De gerichtsbazuinen, die de komende Ko ningsheerschappij van Christus proclameeren, zullen de thans bestaande wereldmachten tot in de diepste fundamenten schokken; tronen zullen vallen, grenzen gewijzigd en volken opnieuw gegroepeerd worden. Naar het Pro fetisch Woord, zoowel uit Oud- als uit Nieuw- Testament, zullen in den eindtijd drie groote volkengroepen optreden: Ten eerste (Openb. 13 en 17) de Europee- sche Tienstatenbond, geleid door een antichris- telijken Wereldheerscher, die straks volgens deze profetie regeeren zal door de macht en kracht, hem verleend door Satan, den vorst dezer wereld Ten Tweede een groote Noorder Volkengroep onder leiding van den Vorst van Ros. Rusland uit het land van Oog en Magog, die met de in Ezech. 28 genoemde volken gezamenlijk tegen Palestina optrekken en daar ook zijn einde vinden zal. Ten slotte is er ook volgens Openb. 16, de geweldige groep der Oostersche volken, die onder leiding van „de koningen van den Opgang der zon'' de Eufraat zullen overschrijden om in Armageddon hun einde te vinden. Vanzelfsprekend zijn Gods bazuinen ook tegen deze volken gericht. In deze groepen openbaart zich groote afval van God, hetzij in bruut heidendom, hetzij in een directe godloozenactie of in een Staatsgodsdienst van verheidenscht Christendom, hetwelk alles ertoe leiden zal, dat Satan de volkomen controle zal krijgen over genoemde volkengroepen, zoodat deze ten slotte in hun machtswellust en overmoed zelfs den Allerhoogste zu'len tarten". Het eerste is reeds een goed eind op weg naar de vervulling. Laat ons uitzien naar de 10 hoornen die misschien niet lang meer op zich zullen laten wachten, n.l. een Europeesche Statenbond van 10 koningen, onder leiding van een machthebber. M. A. 53 Nog slechts een millioen Menscheneters? M C » O-11* 4 « t**Uli* f***•«*-« ttSttStê tttCttff tlttféti tttmtt t**C€Ct* 9 Q Naar wij lezen heeft de Engelsche Anthropo- loog Dr. Ammersville, als resultaat van een tienjarige studie vastgesteld, dat er thans nog ruim een millioen menschen op aarde wonen die menschenvleesch eten. Dat is een afgrijselijk feit! Hoe noodig is het dat ook in de stammen van die volken de beschaving doordringt om hen van die af schuwelijke gewoonte te bevrijden ! Maar wat zullen die menscheneters wel zeggen wanneer zij een blik gaan slaan op de oorlogstooneelen van heden, waar de menschen, inclusief on schuldige vrouwen en kinderen, bij duizenden weggemaaid worden door de wreedste middelen, alleen omdat zij de vermeende belangen van een ander in den weg staan ? Wat zouden ze moe ten denken van de beschavingspogingen, die op hen worden toegepast, wanneer zij kennis konden nemen van de geraffineerde oorlogs machines, die l ij duizenden worden aangemaakt in alle landen en die millioenen guldens eischen, en waarvoor? Alleen om straks te dienen het menschenvleesch te vermalen ! Wat is er voor essentieel verschil tusschen menscheneterij en de mentaliteit van zulke beschavers ? Wellicht is dit het verschil, dat de laatsten onherstelbaar verdwaasd zijn, terwijl voor de eersten nog hoop is. Waar moet men meer voor huiveren, van een kannibalen-gastmaal of van de uitlating van Mussolini's zoon, die — volgens de Pers — naar aanleiding van zijn heldendaden in Abessynië zeide, dat „Oorlog de kern der schoonheid" is. Hij beschrijft zijn schrikkelijken en duivelschen diensttijd van zeven maanden, waarbij hij Ethiopië met bommen bestookte, als een „prachtige sport". „Alles was even leuk", zegt hij. Het volgende is een citaat uit het boek waarin hij het bombardement van de Ethiopische cavalerie beschrijft. Hij zegt daarin: „Wij kwamen onver hoeds boven hen en lieten dadelijk onze lading van ontplofbare bommen vallen Ik herinner mij hoe een groep van ruiters mij den indruk gaf van een ontluikende roos, toen de bommen midden onder hen vielen. Dat was een verbazend goeie grap" Is het niet afgrijselijk en diep treurig! Overgenomen. 20 — I f 8ITU« aEN | S . | | Koetoardjo, 28 April 1941. Geliefde Broeders en Zusters, Vol vreugde kan ik getuigen, dat ik God, on zen Vader, en den Heere Jezus Christus, onzen Heiland heb gevonden. Ik voelde reeds veel voor Gods Woord, daar ik de christelijke scholen bezocht heb Maar voordien kon ik nog niet zeggen, dat ik een geloovige was. Ik las toen de Bijbel dikwijls alleen om de verhalen. Halleluja! Prijst den Heer! Het was in het jaar 1939 dat ik echt bekeerd werd enden Heere Jezus had gevonden. Ik had toen de kerk nog nooit bezocht. Doch door üods leiding bracht mijn nicht mij bij de Pinksterzending. Ik wil nu aanvangen met den Heer te danken, dat Hij mij in Zijn liefde heeft aangenomen. Ik gaf mij geheel aan Hem, en ik mag getuigen, dat ik nu Zijn kind ben. Nu ik Christus heb gevonden, bezoek ik de kerk trouw. Ik vind het erg jammer als ik de samenkomst één keer niet kan bijwonen. Ik mag ook getuigen, dat er in geen enkele godsdienst zooveel blijdschap is als in de Chris telijke godsdienst. Dat niemand zoo blij kan zijn als een Christen. Geen enkele godsdienst heeft een Boek, dat zoo'n vrede schenk als de christelijke. En het is zoo heerlijk om met Hem door het leven te gaan, want bij alle ver driet, nooden en moeiten mag men Zijn trouwe bijstand ervaren. Ook kan ik Hem niet genoeg danken voor Zijn wonderbare liefde en genade mij bewezen. O, mijn hart is vol van blijdschap, dat ik getuigen kan, hoe ik op mijn volhardend bid den, na mijn bekeering en waterdoop, ook den Doop des Geestes mocht ontvangen. Ik kan niet zeggen, hoe ingelukkig ik was na deze ervaring. Hoe trouw is toch de Heer, Die ons bekrachtigt, opdat wij Hem mogen dienen. Vanaf dat oogenblik tot heden voel ik mij zoo gelukkig en vredig. Maar wij weten wel, dat de Booze ons telkens weer wil verhinderen Gods weg te gaan, dat heb ik ondervonden, vooral toen ik mij wilde laten doopen. Mijn moeder verhinderde mij daarin zoo erg, dat ik de doop telkens uitstelde. Toen er op de 18e. April j. 1. weer een doopfeestzou plaatshebben, nam ik echter het vaste besluit mij te laten doopen. Kort te voren werd ik echter ongesteld en vreesde ik weer niet te kunnen gaan, vooral daar moeder er zoo tegen was. Maar ik smeekte den Heere mij toch genade en kracht te verleenen om mij te kunnen laten doopen. Prijst God! Hij heeft mij verhoord. Ik genas en kon mij laten doopen. Na ben ik dankbaar voor alles, wat de Heer mij in Zijn genade toebedeelt, zelfs voor de beproeving, want die heeft mij juist tot Hem gevoerd. Voor mijn leven maak ik mij niet bezorgd r want ik weet, dat Jezus mij redt uit al nijn moeiten en zorgen. Hoe dank ik Hem, dat Hij mij heeft aangenomen, mij tot Zijn eigendom heeft gemaakt. Jezus alleen zij de eer! Zijn naam zij geprezen. Uw Zr. in Christus Ong Giok Hwa. —Koetoardjo. HET BOEK JOZUA. ® 9ff DE VRIJSTEDEN. ff* E. L. Bijbelstudies Corbet — Poerwokerto. S><m 0=©g o Lezen Joz. 20 en Num. 35. Zes vrijsteden, drie aan elke zijde van de Jordaan, werden door den Heere aangewezen. Zij waren zoo gevestigd, dat zij binnen een dagreis van eenige andere stad in het land te be reiken waren. Zij waren toegankelijk voor allen,, en gemakkelijk te bereiken voor ieder uitgewe kene. Zijn deze vrijsteden niet een schoon type van Christus, van wien het Woord zegt: „De Heere is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid" (Ps. 145:18)? Speciaal aangelegde wegen (lees Deut 19:3). Het was de plicht van de kinderen Israels we gen aan te leggen naar de vrijsteden, en deze wegen te onderhouden. Evenzoo heeft God „vóór de grondlegging der wereld" den weg voor onze verlossing aangelegd, onze vrijstad in Christus. Evenals de wegen die naar de vrijstad leidden onbelemmerd moesten worden gehouden, zoo moeten ook wij, Christenen zorg dragen geen belemmeringen op den weg te leggen vóór hen, die tot Christus vluchten voor bescherming. Laat ons geen steenen des aanstoots zijn. Laat. onze prediking en onze leer Christus niet ver duisteren, maar laat ons, gelijk de bediening, van Johannes den Dooper, den weg bereiden opdat een ieder het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, duidelijk kan zien. „Alle wegen leiden naar Rome," zegt een oude spreuk. Alle wegen in het Woord van God leiden naar Christus, onze eenige hoop voor redding en eeuwige leven. Prijst God, wij zijn op des „Konings Hoogweg." „Gaat door, gaat door, door de poorten, bereidt den weg des volks; verhoogt, verhoogt eene baan, ruimt de steenen weg, steekt eene banier omhoog tot de volken" (Jes. 62: 10 - 12). Een ieder werd ontvangen in de Vrijsteden (lees Joz. 20:4-9) . Onverschillig of ze Joden waren dan wel Heidenen; allen die daar een wijkplaats zochten waren welkom. Alhoewel „de zaligheid is uit de Joden" (Joh. 4:: 22), dank God, zij is niet alleen voor de Joden. Ze is voor allen. In Christus is Jood noch Griek, slaaf noch vrije. Allen zijn één in Christus Jezus. - 21 - De algemeenheid van bescherming door deze vrijsteden verschaft, is een schoone illustratie van de groote Nieuw Testamentische waarheid, dat verlossing in Christus voor allen is „De Heere ... . is lankmoedig over ons, niet wil lende, dat eenigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekeering komen" (2 Petr. 3 : 9). „God, onzen Zaligmaker ... . wil, dat alle menschen zalig worden, en tot kennis der waarheid komen" (1 Tim, 2:3-4). Zeggen deze Schriftplaatsen niet duidelijk, wat Gods „voorbestemming" toch wel beteekent? God heeft geenzins voor bestemd, dat eenig mensch voor eeuwig verloren zoude zijn, maar Hij is eerder lankmoedig, dat allen gebruik zouden maken van Zijne voor ziening in verlossing. God heeft voor een schuil plaats gezorgd voor allen, doch Hij wil ons niet tegen onzen wil dringen deze schuilplaats •binnen te treden. Wij moeten bereidwillig ingaan door de Deur, en wij zullen gered zijn. Dood bedreigde hen die buiten blijven. De persoon, die zich aan doodslag schuldig had gemaakt, was voortdurend in gevaar gedood te worden, indien hij buiten de vrijstad bleef. Zoo ook bedreigt de dood voortdurend den zondaar, die weigert zijn toevlucht bij Christus te zoeken. „Die In Hem (Christus) gelooft, wordt niet ver oordeeld, maar die niet gelooft, is aireede ver oordeeld" (Joh. 3:18). „Die in den Zoon ge looft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem" (Joh. 3:36). Een zekere man, die onvoorwaardelijk vertrouwde op zijn eigen goede werken voor zijne zaligheid, kreeg van God een droom. Hij droomde, dat hij gestorven was, en zijn geest de oude woning van zijn lichaam verlaten had om zijn hemelsche woning te zoeken, Hij kwam bij een mooie gouden ladder, welke naar het scheen tot den hemel reikte. Tot zijn groote blijdschap ontdekte hij dat de sporten van de ladder allen bestonden uit zijne eigen goede daden die hij verricht had, toen hij nog op aarde was. Stap voor stap, goede daad voor goede daad, klom hij deladder op, totdat hij vermoeid en ademloos de top van de ladder bereikte. Zich daar vastklemmende en opwaarts blikkend, zag hij dat de hemel nog altijd even ver was als ooit te voren. Het uitschreeuwende in zijn wanhoop, hoorde hij een majestueuse stem zeggen: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik uilieden: die niet ingaat door de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moor denaar. Ik ben de deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden" (Joh. 10:1, 9). Welk een ontwaking was dit voor hem. Zijn vertrouwen in goede werken verlatende, vlood hij naar Gods Vrijstad. den Heer Jezus Christus. Hij ging in door de Deur en ontving de verzekerdheid van het eeuwige leven. Met Christus verborgen in God. „Je leven of je geld," met deze bedreiging werd een Christen, die vaneen bidstond huiswaarts ging, dooreen nachtzwerver aangerand. „Vriend," glimlachte de Christen, „gij kunt mij mijn geld niet afnemen, omdat ik dat niet heb, evenzoo kunt gij mijn leven niet nemen, want dat is met Christus ver borgen in God." Waarop de dief hem met rust liet en heenging. Lees Kol. 3 : 3 Welk een won- dervolle toevlucht is Jezus, onze verborgen plaats. Davids toevlucht. „Tot U riep ik, o Heere! ik zeide: Gij zijt mijne toevlucht, mijn deel in het land der levenden" (Ps. 142:6). Wanneer riep David aldus? Toen hij, als gezalfde des Heeren, moest vluchten voor den jaloerschen toorn van Saul; toen hij leefde het leven als van een konijn, die door de honden nagejaagd wordt. „Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zoo was er niemand, die mij kende (vrienden in voor spoed zijn de eersten, die ons in den steek laten, als wij in moeilijkheden verkeeren); er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijne ziel. Tot U riep ik, o Heere! ik zeide: Gij zijt mijne toevlucht, mijn deel in het land der levenden" (Ps. 142:5-6) Jezus faalt nimmer. Daar is geen grooter vriend dan Hij. Hij zal ons nimmer begeven en verlaten. Kind van God! vervolgd door vrees, vermoeid en in zorgen, misverstaan en vergeten, maak Hem tot uw toevlucht, zooals David het deed. Mozes' toevlucht. „De eeuwige God zij u eene woning, en van onder, eeuwige armen; en Hij verdrijve den vijand voor uw aangezicht" (Deut. 33:27). Dit was Mozes'zegenwensch, toen hij Israel vaarwel zeide. Daarna, met heldere oogen, onverflauwde kracht, en een onbevreesd hart, beklom deze 120 jaren oude „jongeling" de hoogte van Pisga. God omhelsde hem met Zijne liefdearmen, kuste hem liefdvol in slaap, en zooals een vader zijn sluimerend kind veilig huiswaarts draagt, droeg God Mozes in de heerlijkheid en hield hem veilig in Zijne „eeu wige armen," van welke Mozes zoo juist tot Israel had gesproken. „De eeuwige God zij u eene wo ning " Voorzeker had Mozes zijn woning in God gemaakt Hij verliet de pracht en praal In Egypte, de prachtige paleizen en rijkdommen aldaar, om 80 jaren in de woestijn te leven, „thuis" in God. Mozes wist, dat Satan hem zoude ver zoeken den Heere en Zijne bevelen te verzaken, en daarom waarschuwde hij de Israëlieten. Hij waarschuwd hen getrouwelijk, dat als zij afdwaalden, zij daklooze zwervers zouden wor den, uitgewekenen in het oog der wereld. Reeds meer dan tweeduizend jaren zijn zij „woning- loos;" en daarom, schrijvend aan Israel door alle eeuwen heen, zeide Mozes tot hen ; „De eeuwige God zij u eene woning, en van onder, eeuwige armen." Van Charles Wesley wordt verteld, dat toen hij op zekeren dag voor zijn open venster stond, hij een vogel in de lucht zag vliegen, achter- - 22 volgd door een gedachten vijand, de havik. Ziende het open venster, vloog de vogel bin nen en zocht een schuilplaats bij Wesley. Deze nam het vogeltje in zijn hand, en vertroostte het. Dan zette hij zich aan zijn schrijftafel en schreef: Jezus, minnaar van mijn ziel, Tot U alleen vlucht ik nu. Andere toevlucht heb ik niet, Mijn ziel vindt bescherming alleen bij U. Heerlijke troost geeft Oij mij in mijn smart; Op U alleen vertrouw ik met mijn gansche hart. Onderde vleugelen van Uw eeuwige macht Vindt mijn moede ziel wonderbare kracht. # 2 JEOOO^UJI onder redactie van Zr. (Mej.) E. C. Ferdinandus. Pinkster zending — LAWANG. § 1 De Here Jezus een Vriend van kinderen. Si Eens zat de Here Jezus uit te rusten op een stenen bank. Hij is moe van 't praten tegen de mensen en ook door't vele reizen. Daar komen Moeders bij Hem. Zij hebben kleine kindertjes op hun arm en grote kinderen staan naast hen. O, kijk eens! De Here Jezus legt zo maar Zijn hand op het hoofd van een kindje, dat dicht bij Hem staat. Waarom komen die moeders met hun kinderen naar de Lieve Heer toe? En wat willenze toch? Willenze iets aan Hem vragen? Dat zal ik jullie vertellen. Die moeders weten, dat de Here Jezus erg veel van kindertjes houdt Maar ze weten nog meer. Ze weten ook, dat de Here Jezus zo erg goed voor hun kinderen kan zorgen. Dat H ij alleen de kleine kindertjes blij en gelukkig kan maken. Eerst durfden ze niet zo goed naar Hem toe gaan. De Here had het altijd zo druk. En toch zouden ze het zo hèèl graag doen. En ja, hoor! Op een keer de den ze het. Kijk, daar zat de Here Jezus. Zijn vrienden zagen al die moeders aankomen. Wat komen jullie doen ? vroegen ze boos. De Here Jezus heeft het al druk genoeg. Hij heeft heus geen tijdom met deze kinderen te praten. Gaan jullie maar gauw naar huis ! Ach, wat vonden die moeders dat jammer. Ja, dan moesten ze maar weer naar huis gaan. De vrienden van de Lieve Heer, die zouden het toch wel goed weten ! Die waren altijd bij Hem. Maar gelukkig! De Here Jezus had die moeders gezien. Hij had ook gehoord, wat Zijn vrien den gezegd hadden. En Hij was boos op hen geworden. Hij had hun gezegd: jullie mogen die lieve kinderen niet wegjagen ! Laat de kin deren tot Mij komen ! Ik houd zoveel van hen. En toen had Hij ze in Zijn armen genomen. Hij had ze tegen Zich aangdrukt en Hij had Zijn hand op hun hoofdjes gelegd. Nee, toen waren die kinderen niet bang meer. Ze waren héét dicht bij Jezus gaan staan. Met hun Iie\e oogjes hadden ze Hem aangekeken. Ja, ze voelden weL dat de Here erg veel van hen hield. Die vrien den durfden niets meer te zeggen. Ze keken een beetje verlegen. Maar die moeders waren heel blij. Wie kon er beter voor hun kindertjes zorgen, dan de Here Jezus? Ja, en Hij beloofde hen ook nog wat. De Here zei hun, dat als ze altijd veel van Hem zouden houden, ze later bij Hem in de hemel mochten komen. Was dat niet heerlijk. •1:. iSSa Sara , het jodenkind. • ' J Kr Sara zat op de voorste bank. De Meester was aan het vertellen. Het was het verhaal over Jezus in Gethsemané. Vol aandacht luisterden de kinderen. Toen 't verhaal uit was, wilde de meester weten, of de kinderen alles wel goed hadden begrepen. Hij vroeg allerlei dingen. Telkens gingen de vingers in de hoogte en de onderwijzer was erg tevre den. „Nog één vraag kinderen,-de laatste!- ik beu benieuwd, wie het goede antwoord geven zai" r sprak de meester. „Wie van jullie kan me zeggen, waarmee de Engel de Here Jezus gesterkt heeft, toen Hij zo leed?" Geen enkele vinger! Dat was een moeilijke vraag! Maar opeens zag de meester de spre kende ogen van het Jodinnetje op zich ruslen. De meester las in haar ogen, dat zij over die vraag goed had nagedacht. „Sara, weet jij het?" Toen kwam het antwoord : „De Engel heeft aan de Heiland al de mensen laten zien, die door Zijn lijden en sterven ver lost zouden worden!" Verbaasd keek de Meester het kind aan. Toen knikte hij haar vriendelijk toe. „Goed zo, Sara, je hebt goed nagedacht." „Wat niemand van de kinderen wist, wist dit |odinnetje, dat be hoorde tot het oude volk Gods. De Meester begon toen de kinderen uit te leggen : „Toen de Here Jezus zo bang werd voor al het lijden en al de pijn, die Hij zou moeten dragen, tot zelfs de dood aan het kruis, kwam de Engel, en die liet Hem al de mensen zien die op de hele aarde woonden. Die zou den allemaal voor eeuwig verloren gaan en nooit bij God in den hemel komen, als de Here Jezus niet aan het kruis zou sterven. Toen dacht de Heer: „Ach. die arme mensen, ze mogen niet verloren gaan, Ik wil ze zo graag allemaal bij Mijn Vader in den hemel hebben." Zie je, - 23 — zó lief had de Heer ons allemaal, dat Hij zelfs voor ons aan het Kruis wilde sterven. De Heer kreeg opeens moed en kracht en het kon Hem niets meer schelen, wat Hij nog zou moeten lijden en welke vers hrikkelijke pijnen Hij nog zou moeten dragen. Zie je, dat deed de Heer voor ons, voor mij en ook voor jullie allemaal. Zó lief had de Heer ons." Toen Meester opkeek naar Sara, zag hij tranen glinsteren aan haar wimpers. Sara, het jodinnetje was de eerste, die dit begrepen had. L a w a n g. E. C. F. <44m RAADSELHOEKJE ppp* Liev e kinderen, Bij het nakijken van de vorige raadsels zie •ik, dat er maar 2 kinderen zijn, die de meeste oplossingen goed hebben, op 1 of twee fouten Jia. Ditzijndan: „Heideroosje" en „Chrysanth." Deze krijgen een beloning, in de vorm van 'het beloofde boek. Deze worden aan jullie adres opgestuurd. Welgefeliciteerd hoor! Doen jullie nu allemaal goed je best met de volgende raadsels, wie weet, hoe gauw je een •boek kunt verdienen. „Leeuwenbekje", „Sleutelbloem", „Rood borstje", „Mistletoe", „Nachtegaal", wanneer .hoort Tante weer eens wat van jullie? Schrijf me eens gauw een briefje, hoe 't met jullie gaat, kinderen. Je mag Tante alles vertel len en ook alles vragen, wat je niet begrijpt, hoor! Ook over de raadsels. Nu, dag kinderen, tot een volgende keer. Tant e E e f. Pinkster-Zending, Lawang. leeftijd : 9 -12 jaar. 1. Welke profeet uit het Oude Testament heeft voorspeld de Plaats, waar de Here Jezus zou geboren worden ? 2. Noem de namen van nog een paar an dere profeten, die Zijn geboorte hebben voorspeld. 3.. Vlak voor de geboorte van de Here Je zus, was er een oude priester in den tempel om te offeren. Toen kreeg hij een boodschap, door een engel, van den Heer. Wie weet de naam van dien pries ter? Welke boodschap kreeg hij? Kon hij ze geloven? Hoe heette zijn vrouw? Overgenomen. 4 i HARTELIJK E UITNOODEGING ||; tot onze groote Opwekkingsdienst IL op den len Pinksterdag 1 Juni 1941 v.m. 10 u. | te LAWANG. ]; (tevens inwijding van onze verbouwde en il' vergroote zaal te Taloenweg). ! Spreker: Br. F. L. Visscher, Evangelist der Pinksterzending te BATAVIA-CFNTRUM, || ! en Zr. M. A. Alt. i Tevens bediening van het H. Avondmaal. jjj — Iede r is hartelijk welkom! — IL „„„ „ _ ^Ji Tot onze diepe droefheid ging heden heen tot zijn Heiland, dien hij zoo trouw heeft liefgehad, onze geliefde jonge me dewerker ALEX ROBINSON in den leeftijd van 24 jaren. Zijn gan- sche leven was Gode gewijd en wij missen in hem een evangelist van een hoogstaand karakter en een rein hart. Hij is thuis, dat is onze troost. Zijn nagedachtenis zal velen tot zegen zijn. Evangelisten 22 Mei 1941. der Pinksterzending. REISPLAN van Zr. ALT over de maand JUN I 1941. Zoo de Heere wil en wij leven. 1 Juni Zondag v. m. 10 u. PINKSTER- OPWEKKINGSDIENST in de zaal Taloenweg, LAWANG. Doopfeest te 9 u. v. m. Met bediening van het Heilig Avondmaal. Spreker: Br. F. L. Visscher van Batavia. 1 „ Zondag n. m. 7 u. PINKSTER-OPWEK- KINOSD1ENST, Plampitan 130, SOERABAIA. Met bediening van het Heilig Avondmaal. Spreker: Br. F. L. Visscher van Batavia. 3 „ Dinsdag n. m. 7 u. Pekingstraat, 57, MADIOEN. 6 „ Vrijdag v. m. 10 u. Taloenweg, LAWANG. 6 Mei Vrijdag n. m. 7. 30 u. (na de Nieuws berichten) RADIO-WIJDING (Arvo) op golflengten 61 M. en 110 M. door Zr. M. A. Alt, met assistentie van zangkoor. 8 Juni Zondag v. m 9.30 u, Kasin Koeion 4, MALANG. — 24 - 8 „ Zondag n. m. 7 u. Plampitan 130, SOERABAIA. 10 „ Dinsdag n.m. 7 u. t/h van fam. A. Stok, Karanggajam 20, MODJOKERTO 13 „ Vrijdag v.m. lOu. Taloenweg, LAWANG. 13 „ „ n. m. 7 u. Schoolstraat 22, PROBOLINGGO 15 „ Zondag v. m. 9.30 u. Kasin Koeion 4, MALANG. 15 „ „ n. m. 7 u. Plampitan 130, SOERABAIA. 17 „ Dinsdag n. m. 7 u. t/h van fam, Krancher, GLENMORE. 18 „ Woensdag n. m. 7 u. Stationsweg 2), BONDOWOSO. 20 „ Vrijdag v.m. lOu. Taloenweg, LAWANG. 22 „ Zondag v. m 9.30 u. Kasin Koeion 4, MALANG. 22 „ „ n. m. 7 u, Plampitan 130, SOERABAIA. 25 „ Woensdag n. m. 7 u. Hoofdstraat 42, KEDIRI. 27 „ Vrijdag v.m. 10 u. Taloenweg, LAWANG. 29 „ Zondag v. m. 9.30 u. Kasin Koeion 4, MALANG. 29 „ „ n. m. 7 u. Plampitan 130, SOERABAIA. Elke bezoeker is hartelijk welkom van iedere Kerkelijke richting! Abonnementen „Gouden Schooven". Tijdvak 16 April — 12 Mei 1941. Beleefd wordt onder de aandacht gebracht, dat de post- wissels, door ons ontvangen NA bovengenoemde tijdvak, zullen verantwoord worden in G. S. No. 13. Adm. „Gouden Schooven" — LAWANG . In hartelijker! dank ontvangen van : Zr. A. M. Manado 2e kw. 41_Br. W.d'S. Buitenzorg 2e kw—Br. T. S B. Rangkasbitoeng 2e kw 41 —Br. J. E. N. Amboina 2e kw. —Zr. B. N. T. Amboina 2e h. j. 40 + Ie kw 41 — Zr. S. W. Salatiga Ie h. j. 41 — Br. W . A. M. Palembang 2e h. j. 41—Zr. N. J. Probolinggo 2e kw-Zr . K. B. G. Batavia-C. 2e kw.-Br. G K. H. Batavia-C. 2e kw. 41—Hr. J. D. L. v. W . Kediri 2e t/m 4e kw 1940 +• jaarab 1941—Mevr. G. v. W. Malang jaarab 1941-Zr. N. 8. Lawang 2e kw. 41-Br. J. E d. L d. M. Lawang 2e kw 41_Br. Wd.l.C. Sidoardjo 2e kw 41—Zr. B Malang Ie h. j. 1941 — Br. M. K. Buf- tenzorg 2e kw. 41 — Br. G. W. K. Buitenzorg Ie kw. 41—Br H. G H. d 1. B. Soerabaja 2e kw 41-Br O.H. fc-.d.W. Bandoeng 2e kw. 41-Zr. H. J. Madioen 3 ab 2e kw. 41-Br. F. S. Modjokerto Ie kw 41-Zr. Od.W. Kesambèn Ie kw. 41 —Br. H.A.T. Magelang 2e kw. 41 — Zr. A.L.H. Bandoeng 2e kw. —Zr. O.d A.v.G. Malang Ie h.j. 41 —Zr. C M. Lawang 2e kw. 41 —Zr . CS. Lawang Mei '41 —Zr. A. Lawang Ie h. j. 1941 —Zr . I. Malang 4e kw. 40 - 1 - Ie kw. 41 —Hr. E W. v E. Lawang 2e kw. 41—Zr. F. Lawang Ie h. j. 1941 -Zr . M. M. K. Nong- kodjadjar 2e t m 4e kw. I941-Br. E. Ph. W.N. Malang 2e kw -Br. F.d.J. Bandoeng 2e h. j. 1941-Br. A J P. f f r f f f f E f t f 12,50 4,50 1,25 2.50 27, - 2,10 2,50 111,90 51,35 21, - 32,10 Bandoeng Ie kw. 41—Br. Ch.A.v.G. Madioen Ie kw. 41 — Br. L. T. Loeboek Linggau Ie h. j. 1941-Zr. L. E. W. Pangkalpinang 2e kw. 41—Br. Ch. F. F. Kalibaroe 2e kw. 41 —Zr , M. O, Sorong (Nieuw Guinea) Ie kw. 41 — Br. H. J. S. Gombong Ie h. j. 41 — Zr. S. Bandoeng 2e kw 41 — Br. P. A. v. G. Bandoeng 2e kw. — Mevr. G. d. W. Lawang Ie h. j. 1941 —Zr. L. Malang Maart, April '41 —Zr. M. Soerabaja Mei '41—Zr. T, Soerabaja 2e kw. 41—Zr. L.M-J.S. Lawang Ie h. j. 41 —Zr. A. v M. Sengon 2 abon. 2e kw. 41 —Zr, W- J. L. L. Malang Juli, Aug. '41 —Zr. D. L. W . Buitenzorg 2e kw. 41 —Zr. L N. Bandoeng 2e -t- 3e kw. 41 —Br. R. S. Serpong (Bantam) 2e kw. 41 —Zr. B.G.v.D. Samarinda2e kw. 41.— LOSS E NUMMERS: Zr J, E A. Madioen, No. 7. Colportage Probolinggo No. 5. 6, 7. Zr. E. N. Malang Jonge werkers Bandoeng No. 7, 8 Br. H. C. Garoet No. 8, 9. Zr. S. R. Glenmore No. 7, 8. Zr. J F B. Buitenzorg No. 7, 8. Zr. L. L. K. H. Soerabaja Zr. M. K Soerabaja Zr F. D. Malang, Sidoardjo, Pasoeroean. Jonge werksters Lawang. VOOR HET WERK DES HEEREN. Verzorging armen, weezen, oudjes te Gambangwaloeb [Armenkolonie I, en opleiding van en steun aan Evange listen en Werkers voor levensonderhoud, huur. licht, reisgeld, enz. enz. Zr. L E. P te W Br. F. H. Atjeh Br. G. K. H. Batavia-C. (April) Zr. C. S. Probolinggo Br. H K. O. Soerabaja Br. J. A. L. A. M. Tanggoel Br. Ch. M. V. Sragèn. Zr. A. R. Sidoardjo fam. W.E.v.d.B. Batavia-C. Zr. S. J. Batavia-C. Zr. S. Lawang Zr. A. Lawang Zr. d. Br. Malang. Zr. Ch. J. W Batavia-C Br. G. K. H, Batavia-C. (Mei). Br. P, J. v. d. L. Djokja N. N. Lawang. Br. W. G. C G. Ngoenoet N. N. te'S. Zr, M. Ch. v. d. M. Soerabaja fam. D. R. Soerabaja Zr R. A. S. Solo. Gem. Palembang N. N. Soerabaia f 25.— DRIE-CENTS-FONDS-BUSJE-GAMBANGWALOEH . Gem. Lawang [April] f 3,65 Gem. Lawang (Mei) f 11,77 f f f f f f f f f f f f f f f f f f f f f f f 25, - 1,— 10.— 2,50 5, - 10, - 15, - 5,— 2,50 10, - 5. - 7. - 12,50 2,50 10,90 1,75 20, - 10, - 5 25, - 3,50 10, - 3, - BIJDRAGE SCHRIJFBEHOEFTEN voor H. B Gem. Probolinggo Gem. Djokja 07 5 0.25 KERKFONDS GAMBANGWALOEH. Stand op 31 Maart 1941 [zie G S. No. 9] f 62,18 Aan postwissel 12 4, spaarpot N. N. te Lawang f 20.41 Stand op 30 April 1941 f 82,59 Opbrengst bus G. W. Batavia-C. f 11,15 Stand op 4 Mei 1941 f 93,74 Zr. M. C Visscher, Dr. Ouwehandweg 25, BATAVIA-CENTRUM.
Abstract (if available)
Linked assets
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
Conceptually similar
PDF
Golden sheaves, vol. 14 [sic, i.e. 17], no. 12 (1941 June 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 14 [sic, i.e. 17], no. 07 (1941 April 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 14 [sic, i.e. 17], no. 06 (1941 March 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 17 [sic, i.e. 20], no. 06 (1948 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 12 [sic, i.e. 15], no. 11 (1939 June 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 09 [sic, i.e. 12], no. 11 (1936 June 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 11 (1937 June 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 14 [sic, i.e. 17], no. 19 (1941 October 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 14 [sic, i.e. 17], no. 22 (1941 November 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 22 [sic, i.e. 25], no. 06 (1953 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 18 [sic, i.e. 21], no. 06 (1949 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 16 [sic, i.e. 19], no. 06 (1947 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 24 [sic, i.e. 27], no. 06 (1955 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 26 [sic, i.e. 29], no. 06 (1957 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 27 [sic, i.e. 30], no. 06 (1958 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 19 [sic, i.e. 22], no. 06 (1950 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 20 [sic, i.e. 23], no. 06 (1951 June)
PDF
Golden sheaves, vol. 13 [sic, i.e. 16], no. 11 (1940 June 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 33 [sic, i.e. 34], no. 06 (1962 June 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 11 [sic, i.e. 14], no. 03 (1938 February 1)
Description
[description english/roman)] Missionary work of the Pentecostal movement in Indonesia
Asset Metadata
Core Title
Golden sheaves, vol. 14 [sic, i.e. 17], no. 11 (1941 June 1)
Alternative Title
Gouden schoven (
orig. non-english/non-roman lang./script
), Gouden schooven, 1941, nr. 11 (
orig. non-english/non-roman lang./script
)
Publisher
[S.l.]
(english/roman),
[S.l.]
(orig lang/script),
Pentecostal movement in Indonesia
(original),
Pinkstergemeente in Nederlandsch-Indië
(original),
University of Southern California. Libraries
(digital)
Tag
OAI-PMH Harvest
Place Name
Indonesia
(states)
Format
periodicals
(format)
Language
Dutch
Permanent Link (DOI)
https://doi.org/10.25549/pcra-c14-214103
Unique identifier
UC11127019
Identifier
Gouden-schooven-1941-11.pdf (filename),CT.05443.- (identifying number),pcra-c14-214103 (legacy record id)
Legacy Identifier
Gouden-schooven-1941-11.pdf
Dmrecord
214103
Format
periodicals (format)
Rights
VU University Library is owner of the Hollenweger collection and has the Azusa collection on loan from Azusa Hogeschool Zwolle
Source
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
(subcollection),
Pentecostal and Charismatic Research Archive
(collection)
Access Conditions
Creative Commons: Attribution-NonCommercial-NoDerivates CC BY-NC-ND
Repository Name
VU University Library, The Netherlands
Repository Location
VU University Library, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, The Netherlands
Repository Email
secretariaat.ub@vu.nl
Tags
Folder test
Inherited Values
Title
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands