Close
Home
Collections
Login
USC Login
Register
0
Selected
Invert selection
Deselect all
Deselect all
Click here to refresh results
Click here to refresh results
USC
/
Digital Library
/
Pentecostal and Charismatic Research Archive
/
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
/
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 01 (1937 January 1)
(USC DC Other)
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 01 (1937 January 1)
PDF
Download
Share
Open document
Flip pages
Contact Us
Contact Us
Copy asset link
Request this asset
Transcript (if available)
Content
05443 ~mm i Iff éni S 'cftó KEftSTNUMME* 1937 i : ' 'm se&- *"* * V. J WA T WIJ GELOOVEN EN LEEREN. 1. Wij gelooven in den Bijbel, als het geïnspireerde Woord van God, dus een Boek van onfeilbare openbaring. (2 Tim. 3 : 14 - 17 ; 2 Petr. 1:19-21; Lukas 24 : 25 - 27 ; Lukas 24 : 44, 45). 2. Wij gelooven in een Eénigen God, Schepper, Onderhouder en Rechter aller menschen, Welke Zich openbaart in drie Personen : Vader, Zoon en Heiligen Geest. (Rom. 1 : 19-20; Jesaja 45:5-6; Matth. 28: 19; Joh. 15:26). 3. Wij gelooven in de zondeval van 't eerste menschenpaar en de erfelijke verdorvenheid van 't gansche menschdom. (Genesis 3:1-7; Rom. 5:12; 3:23, Genesis 8.21). 4. Wij gelooven in de menschwording van Christus, den Zone Gods, in Zijne, aan 't kruis volbrachte verzoening en verlossing voor alle menschen die in Hem gelooven, en in Zijne lichamelijke opstanding. (Galaten 4:4; 1 Korinthe 15:3-4; 1 Joh. 2:2; Handel. 10:40-41). 5. Wij gelooven dat alle menschen kunnen zalig worden, doch alleen door 't geloof in Jezus Christus, zonder toevoeging van eigene werken. (1 Tim. 2:5-6; Hand. 4:12; Galaten 2:16; Joh. 3: 16). 6. Wij gelooven in de bekeering en wedergeboorte des harten door den Heiligen Geest, zoomede in heiligmaking tot de volmaaktheid in Christus, door de gehoorzaamheid des geloofs. (Hand. 17 : 30 ; 26 : 20 ; Joh. 3:3-8 ; Matth: 5 : 48 ; 1 Petr. 1:15-16; Hebr- 12:14; 1 Thess. 5 : 23 ; Hebr. 10:14). 7. Wij gelooven in de noodzakelijkheid der bediening van den waterdoop, uit sluitend aan geloovigen en van het Heilige Avondmaal ter gedachtenis aan Jezus' Kruisdood, Opstanding en Wederkomst. (Matth. 28:19; Hand. 2:38; 8:36-38; 1 Kor. 11:23-29). 8. Wij gelooven in den Doop met den Heiligen Geest, met de, volgens de Schrift „navolgende" teekenen. (Luk. 3:16; Hand. 1:4-5; 2:4; 10:44-46; 11:15-16; 19:6). 9. Wij gelooven in de Goddelijke genezing van lichamelijke krankheden, op grond van 't volbrachte verlossingswerk op Golgotha. (Jesaja 53:4; Matth. 8:16, 17; Jak, 5:14, 15). 10. Wij gelooven in de gaven des Heiligen Geestes en de Bijbelsche ambten, tot opbouwing van het lichaam van Christus. (Epheze 4:7-16; 1 Korinthe 12 : 1-31). 11. Wij gelooven in de spoedige wederkomst van onzen Heiland en de opname der geloovigen, vóór den aanvang van het duizendjarig rijk op aarde. (Handel. 1 : 11 ; 1 Kor. 15 : 22 - 24 ; 1 Thess. 4:13-18; lKor. 15:51-57; Openb. 20 : 1 - 6). 12. Wij gelooven in het laatste oordeel. In de eeuwige gelukzaligheid voor alle kinderen Gods en de eeuwige straf voor alle onboetvaardigen. (Openb. 20: 11 - 15; Rom. 2:2-16; Matth. 12:36; Joh. 5:24-29; 3:36; Matth. 25 : 31 - 46 ; 2 Thess. 1:7- 10). v HHSn. ..::::!!i;;::;:^ii .««â€¢â€¢â€¢ a •••••••at . sar Het motto voor de Pinkster zendin g s' voo r 1937 Wij zullen den koninklijken weg gaan, wij zullen niet afwijken, ter rechter nóch ter linkerhand. (Num. 20:17b). ••••••a r -•••• » Nieuwjaarsmorgen . Stil, ik hoor gewijde klokken; Ik wil luistren met mijn ziel. 'k Hoor ze zingen, nooden, lokken: Kom tot Jezus, kom en kniel. In het stille van mijn luistren Voel 'k een troost zoo wonder blij, Wolken vlieden, die verduistren; 't Breekt wat eenmaal mij wou kluistren, En het is als hoor ik fluistren Jezus stem in mij - 4 — De Alfa en de Omega. Het Begin en het Einde. De eerste en laatste letter van het Qrieksche Alphabet worden door den Heiligen Geest ge bruikt om den mensch, beperkt van verstand, duidelijk te maken dat de Heere God alles in al is, het Begin en het Einde ook van ons bestaan. Bij het aanschouwen van het eerste levens licht was het Zijn liefde die ons teederlijk om ringde—straks, wanneer datzelfde licht gedoofd wordt, zal het weder Zijn tegenwoordigheid zijn die ons het sterven helpt verlichten. Het Begin en het Einde was Hij dat ook voor ons in het afgeloopen jaar ? En zal Hij dat straks in 1937 ook weer voor ons we zen ? Zalig de ziel, die heden op dezen Nieuw jaarsmorgen een schoon, nieuw begin maakt met God — vergetende hetgeen dat achter is, zich uitstrekkende naar hetgeen dat vóór ligt — die beslist en ernstig tot zichzelven spreekt: „Heden sla ik een nieuwe bladzijde op — het oude is voorbij, ziet het is alles nieuw gewor den ! Met Christus Jezus, de Alfa en de Omega van mijn bestaan wil ik heden opnieuw begin nen en Hem mijn „al" toewijden — en straks aan het eind van dit jaar wil ik met Hem eindigen". Het Begin en het Einde ook van deze bedeeling. Wij verwachten Hem, die de Eerste en de Laatste is, Zijn komst is nabij. De Geest en de Bruid zeggen : „Kom", — er is een smachten naar Jezus' wederkomst onder het geloovige volk van God, als nimmer tevo ren. Het gansche schepsel zucht als in barens nood, wachtende op de openbaring der kinderen Gods. De gevallen natuur zingt in mineurtoon haar lied van verlangen. Weemoedig klagend ruischen de bladeren, die straks zullen afvallen en verwelken — indrukwekkend klinkt ook het eeuwig op- en aanrollen der golven, die als het ware zuchten over het. feit dat daar straks gee n zee meer zijn zal Gelijk een bloem des velds, zoo is ook ons kortstondig leven. Mocht slechts ons begin en einde met Jezus zijn, dan is alles goed. Dan kunnen wij vrijmoedig opwaarts blikken „omdat onze verlossing nabij is". Dan zullen wij onzen Koning zien in Zijn schoonheid, en van aan gezicht tot aangezicht. De Maranatha-verwachting doortrilt reeds de gansche atmosfeer. Zij ruischt in de bosschen en zingt in de bloemen en wordt vernomen in het geklater der kristalhel dere bergstroompjes. Alles roept: „Kom Heere Jezus, kom haastiglijk". En zou dit verlangen alleen van onze zijde komen ? Is het niet alsof ons vanuit den Hooge de stem van den Bruidegom bereikt die Zijn Bruid roept in teedere liefde: „Keer weder, keer weder, o Sulamith. Keer weder, keer we der dat wij U mogen aanzien" (Hoogl. 6:13). „Die deze dingen getuigt (n. 1. Jezus), zegt: „Ja, Ik kom haastiglijk". en de Bruid antwoordt met omhoog ge heven handen en de oogen gevuld met tranen: „Amen! Ja kom, Heere Jezus!" M. A. Vergeet geene van Zijn weldaden ! Ps. 103:2. 9 <3>^r**iè> @>"T*-® f^vT"» ^ <^-T""s® IS- - ^* ^ (^t>»S I @>*T^® (sS-^""^ (^i-^T**® @>-T~>^> (sS'-T*-.® SS^-"^-^ (! m 5 — OtOtöTOtOtOlC De lendenen omgord. )tOtOtOtOTOlO H 7>. H P^ /-^ /^\ T^ P^ /"> /^ P^ V-V P ^ v> /-^ /-^ v^ <^-\ / ^ /~\ P^ /"> V-j 1 P A >-> /-^ v^ P ^ De lendenen omgord en brandende de lampen ! Neemt saam de plooien van het sleepende gewaad. Dat gij moogt vaardig zijn tot werken, dienen, kampen, Tot scheiden — als Gods ure slaat. De lendenen omgord; schikt weg wat u zou hinderen, Gehoorzaam te aller uur op de ongewisse paên, Als knechten in Gods dienst, neen, als geliefde kinderen Den weg, dien Hij u wenkt te gaan. Ons leven is een staag verreizen en vertrekken. Wie roemt op stad of huis of rustplaats hier beneên ? Ons komt gedurig weer de stem des Geestes wekken: Op, maak u vaardig en reis heen ! Ga, waar uw werk u roept, en volgzaam laat u leiden Wacht op Gods wenk, omknel uw reisstaf, neem uw kruis, Groet die gij liefhebt, want uw wegen zullen scheiden Bereid uw hart, bereid uw huis „Bereid zijn", klinkt de last, zoo neemt dan saam de vouwen Van 't hangende gewaad, voor 't struikelen van uw voet. Omgordt u met de kracht van 't vol geloofsvertrouwen, Met christenliefde en christenmoed. En steekt de lampen aan — ook waar een zon van zegen Een schoone morgen, in uw woning licht en lacht, Omgordt u, gij moet voort, op de onbekende wegen ! Ontsteekt de lampen — het wordt nacht. P. A. DE GÉNESTET. * r^ Pt * pt pt w Pt v_/ Pt * * rs Pt 8 vv p t pt w Pt oiCiOioioic)iOiC)iC)ioiC)ioio;oiC4C)icwo;oiC40ic)iOio;c)ioiac)io — 6 — J„~U~U~',- * v * V * V * V * ' * V • V « • V * V * Il l I I I I Bij de intrede van 't jaar 1937 bieden onder- geteekenden hunne hartelijke gelukwenschen en zegenbeden aan, aan alle trouwe medewerkers, gemeenteleden, en lezers van ons blad. Mogen wij allen tezamen, gelijk ons motto zegt, den koninklijken weg met Christus gaan, als trouwe pelgrims, op weg naar de heilige stad. Komt laat ons voortgaan kindren Want de avond is nabij Geen stilstand, geen achterwaarts zien, maar voorwaarts met de hand aan den ploeg totda t Jezus komt! Het Hoofdbestuur der Pinksterzending. Jl .(„„!„„! GJI@@JW@J © I i i r ^r Zie, Ik ben met u en Ik zal u behoeden, overal waarheen gij trekken ;$: ^ zult. Gen. 28:15. %i • i • • • M:::c:^:c::c::c:;c::£:::c:^ Wat zal het nieuwe jaar ons brengen. Een vraag, die in menig hart zal zijn opgekomen. Vooral ook onder den druk der tijden ! Alles is zoo onvast; er is zoovéél geweest in het voorbijgegane jaar, dat niet bestand gebleken is tegen de crisis, die in deze wereld in zoo me nig gezin gebrek gebracht heeft. Wat zal het dan in het nieuwe jaar worden ? Iemand, die zijn vertrouwen op God stelde, heeft dit uitgedrukt in het volgende ongekunstelde versje: Wat mij dit jaar zal brengen ? Ik weet het niet; Maar 'k weet, dat in mijn nooden De Heer voorziet. Alleen ben ik toch nimmer, Hoe eenzaam 't zij ; Hoe ook mijn pad zich wende, Hij blijft mij bij. En veilig in Zijn hoede Heb 'k goeden moed ; Wat ook dit jaar mij brenge, Ik heb het goed ! Dat is voor ons allen een echt bemoedigend woord. ,,'k Heb goeden moed !" Zij het zoo bij ons allen ! En stellen we — hoe het ook ga! — ons vertrouwen op den levenden God! 7 G OD van mijn leven, barmhartige en gena dige Vader, help mij met opgeheven hoofd, met goeden moed het nieuwe jaar in te gaan. O als ik terugzie op dit jaar metal zijn zonden, met al zijn nederlagen, met zijn vele moeiten en smarten, dan bezwijkt mij het hart. En als ik denk aan alles wat mij overkomen kan in het volgend jaar, aan de krankheid van mijne geliefden, wellicht den dood van hen, die ik niet missen kan, o God, dan ontzinkt mij de moed geheel en al. Maar het werd mij daar herinnerd door Uwen dienstknecht: ook ik moet en mag mijn hoofd opheffen, want mijn Hei land is vlak bij mij en gaat de grens met mij over. Dat is toch weleen heerlijke vertroosting! Dierbare Zaligmaker, Heere Jezus Christus, vat Gij mijn hand en richt Gij mijne oogen op Uwe presente tegenwoordigheid. O Gij zijt niet verre van mij! Doe mij dat toch vast gelooven en levendig gevoelen ! Als Gij bij mij zijt, hier in de kamer, hier op mijn ziekbed, waar ik deze woorden ook lees of hoor voorlezen, dan heb ik het toch altoos goed. Heere Jezus, ont ferm U over mij! Gedenk ook aan mijn aardsche Vaderland, dat ik zoo liefheb. Heere, ik denk zoo vaak aan die beide eenzame, hooge Vrouwen, die, al wonen zij ook in een Paleis, het misschien nog veel moeielijker hebben dan de armste onzer. Zegen, o God, Hare Majesteit, die overal in de wereld de volkeren ziet woelen en woeden, de tronen ziet waggelen en de tegenstellingen tusschen de natiën verscherpen. Ach, gedenk aan ons Vaderland en aan het Huis van Oranje ! Heere, ik denk in dit stille morgenuur aan de nooden der wereld, aan de verscheurdheid van Uwe heilige Kerk, aan de toenemende vijand schap tegen het Evangelie, aan de wassende macht van het ongeloof. Wees ons genadig, o God, en doe ons niet naar onze zonden en ongerechtigheden ! Heere, vermeerder mij het geloof. Mijn gebed is zoo zwak, mijne kracht zoo klein, mijn be hoefte aan Uwe gemeenschap is zoo groot. Help mij en houd mij vast. Ik hef mijn hoofd opwaarts, omdat Gij, o mijn Heiland, mij er vrijmoedigheid toe geeft. Ik hef mijne oogen op naar de bergen vanwaar mijne hulpe komt. Mijne hulpe komt van den Heere, die hemel en aarde geschapen heeft en die niet laat varen het werk Zijner handen. Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron ! Wil bijstand zenden ! Amen. DR GUNNING PNIËL. t ttttct«ttettt:«ettt;t«tttttttettcttM«»'t«tMtMt«t:«ttt«t««tf f f = Kleine Lichtjes* = * Vele christenen meenen dat zij zullen behooren tot de schare die bij Jezus' wederkomst zal opgenomen worden, doch lang niet alle geloovigen zullen daar bij zijn, slechts zij die in de heiligmaking geleefd hebben. „Jaagt naar de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal". (Hebr. 12:14). „VELEN zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, doe ons open! maar Hij zal antwoorden: Ik heb u nooit gekend." (Matth. 7 : 21 - 23 ; 25:11-12). Wat is dan de heiligmaking, zonder welke wij Jezus niet zul- lenVwanneer Hij komt ? Het is een beslist breken met het oude leven in iedere vorm, een leven „in nieuwigheid des Geestes", een loslaten van iedere bewuste zonde en een aan nemen van Christus in het hart, waardoor wij instaat gesteld worden te leven in Zijn navol ging en juichen kunnen : „Ik ben met Christus gekruisigd; en ik ben het niet die leeft maar Christus leeft in mij". (Gal. 2:20. Vert Brouwer) Wanneer God ons roept tot een taak, geeft Hij ons tevens de kracht om haar met blijdschap te volbrengen. Ieder van God geroepen arbeider heeft vreugde in zijn taak, zelfs onder ver drukking en tegenspoed. M. A. I MGAN G MET GOD. J uit: „De weg der Waarheid". •» door Gerhard Tersteegen. j (Slot) Heb de waarheid en het goede lief en dank God ervoor, waar gij het ook vinden moogt; houd u echter bij anderen niet op, maar tracht ook zelf goed te worden. — 8 - Heb ook hen lief, die niet in alles wandelen gelijk gij doet: laat een ieder zijn weg gaan. Wat gaat het u aan? Volg gij Jezus! Denk niets kwaads van uw broeder; oordeel niet, ijver niet, leg alles uit naarden besten kant. Kunt gij zijn openlijke fouten verbeteren, doe dit dan eerbiedig en met zachtmoedigheid, en keer terstond daarna in ootmoed weder tot uzelf in, tot uw eigen hart. Dat alleen moet voor u zulk een belangrijke en ernstige zaak zijn, dat gij er u van ganscher harte op toelegt. Oefen u hierin van den morgen tot den avond en laat het u innerlijk zoo te moede zijn, alsof gij niets anders in de wereld te doen had. Houd u met niets onnoodigs en wat u niet aangaat op. Wie zijn eigen hart op de juiste wijze bewaren wil en in voortdurende zelfverloochening Jezus navolgen, die vindt zooveel te doen en te ondergaan, dat-hem geen tijd meer overblijft, om zich in te laten met andere dingen. Wat gij voor het overige aan uiterlijke werk zaamheden te verrichten hebt, doe dat zooveel mogelijk zonder begeerteen zonder eru zorgen over te maken. Doe het alles met geen enkel ander oogmerk dan om slechts den wil des Heeren in deemoed te volbrengen. Op deze wijze doet gij het voor GOD en zal het u geen schade kunnen toebrengen aan heteenig noodige. Laat uw aandacht en uw gedachten niet te veel en meer als noodig gericht zijn op uw uiterlijke werkzaamheden, opdat gij in stilte arbeiden kunt en tegelijk uw hart bewaren en blijven bij den Heer. Ach, hoe ijdel en nietswaardig is al het an dere wat in deze wereld tot stand gebracht wordt buiten God om ! En welke troost en wat voor nut zult gij van al uw arbeid hebben in het uur van uw dood ? Ja, wat zou u ook anders in al uw ievensmoeilijkheden tot troost moeten zijn, wanneer gij er niet naar streefdet te allen tijde en in alles God tot vriend te hebben ? Spoedig zult gij hier vandaan gaan. Van alles wat gij bezit en wat gij om u heen ziet in deze wereld kunt gij niets medenemen : alle menschen verlaten u en gij verlaat allen ; dan zult gij alleen met GOD al het uwe uitmaken moeten. Oefen u daarom van nu af aan in dit alleen, namelijk in het prijsgeven van alles, wat gij dan zult moeten prijsgeven. Handel en wandel van nu af aan met GOD, als waart gij met HEM onder vier oogen. Wel hem, die in stilte en afzondering leeft met zijn GOD, en die slechts aan HEM en aan de Euwigheid bekend tracht te worden en in gemeenschap te zijn met HEM. Want hem zal de dood niet komen als een.dief in den nacht en hij zal niet vreezen te verschijnen voor Gods Aangezicht. Want, zooals hij hier in den Heer geleefd heeft, zoo zal hij ook sterven in den Heer, en zooals zijn leven hier met Christus verborgen is geweest in God, zoo zal hij, wanneer Christus, die zijn leven is, verschijnt, ook met Hem ver schijnen in heerlijkheid. 111 . Wie stil en aandachtig het leven en doen van JEZUS CHRISTUS, van Zijn kribbe tot aan Zijn kruisdood gadeslaat, die zal daarin zeer duidelijk en op volmaakte wijze de voetstappen vinden uitgedrukt, die wij tot Zijn navolging behoeven. Wij willen hierover nog met een enkel woord spreken. HIJ, JEZUS de Heiland, die in deze wereld wel tot Zijn eer had kunnen komen zonder door de zonde te worden aangeraakt, die in volle vreugde en rijkdom had kunnen leven, heeft dit alles (om ons een voorbeeld te geven) niet begeerd, maar schande verkoren, armoede en het kruis. Hij liet Herodes en de Farizeërs hunnen staat, hun aanzien, hun rijkdom en weelde, en leefde het grootste gedeelte van den tijd met Zijn nederige en eenvoudige ouders in Nazareth, een onbekend en nietig plaatsje, waar Hij Zijn brood verdiende met onaanzienlijke handenarbeid, zoo geheel in het verborgene en in stilte, dat men wel nauwelijks ter wereld geweten zal hebben, dat er zich te Nazareth iemand bevond, die Jezus heette. In ieder op zicht zou Hij op den voorgrond hebben kunnen treden, het ontbrak Hem niet aan verstand, wijs heid, talent en goddelijke kracht, Hij zou over alle natuur- en geestes-wetenschappen voortref felijke boeken hebben kunnen schrijven, die ieder zou hebben bewonderd en waardoor vele duizende menschen naar onze meening tot be keering zouden hebben moeten komen. Maar neen, Hij zou en wilde niet uitblinken. Zelfs in Zijn publieke leven trachtte Hij zooveel mogelijk Zijn wonderdaden, Zijn goddelijke Majesteiten Heer lijkheid verborgen te houden en, waar en wan neer men Hem loofde en eerde, daar vluchtte Hij. Zijn leven hier op aarde beschouwde Hij als een doorgang: Ik ben in de wereld gekomen, heette het; wederom verlaat Ik de wereld en ga tot den Vader. Geheel Zijn werkzaamheid was er op gericht: te zijn in de dingen Zijns Vaders, zonder zich om andere dingen te be kommeren, waartoe Hij niet in de wereld was. En daar Hij in Zijn korte publieke leven zich meermalen aan de volksmenigten onttrok om in het verborgene te bidden en menigmaal ge- heele nachten doorbracht in eenzaamheid, ver zonken in gebed en in bijzonder innige ge meenschap met Zijn Hemelschen Vader, zoo valt daaruit gemakkelijk af te leiden, dat ook in Zijn lang verborgen leven in Nazareth dit niet minder Zijn liefste en voortdurende bezigheid moet zijn geweest. David en Petrus zeggen ons, dat de Heiland zich steeds geoefend heeft te wandelen voor het aangezicht van God en zich innig te verheugen in Hem, Zijn Hemelschen Vader. Zoo lezen wij in den zestienden psalm: „Ik stel den Heere geduriglijk voor mij; omdat Hij aan mijne rechterhand is, zal ik niet wan- kelen. Daarom is mijn hart verblijd en mijne ziel verheugt zich", enz. En zoo liet Hem ook Zijn Vader niet alleen, omdat Hij er Zijn werk van maakte Hem naar de oogen te zien en immer datgene te doen, wat Hem behaagde, steeds doende den wil Zijns Vaders, ja uit liefde tot Hem willig en met vreugde op zich nemend ook het allerbitterste lijden. En terwijl Hij de Schriftgeleerden en Fari- zeërs met elkander liet twisten over hun per soonlijke meeningen en hen zich druk liet maken met hun lichamelijke oefeningen en menschelijke inzettingen, leerde Hij hen hier tegenover in woord en daad het ééne, dat noodig was en waarin zij allen nog tekort schoten. En gelijk Hij zich niet mengde in de nuttelooze strijd vragen, die de geleerden van Zijn tijd erop na hielden, zoo liet Hij zich ook met niets anders in, dan met datgene waartoe Hij gezonden was. Wie heeft Mij hiertoe aangesteld? was Zijn antwoord, toen men Hem wilde betrekken bij een zaak, waarmede Hij niets te maken had, ofschoon Hij voor het overige rondging, allen goed doende. Hij hield van eenvoudige, arme en geringe iieden en ging gaarne met hen om, wanneer zij verlangden naar GOD; maar in Zijn liefde was Hij volstrekt onpartijdig. De Samaritaansche vrouw was Hem even lief als de Schriftgeleerde Nicodemus ; evenals niet weinigen van hen, die Hem toentertijd nog niet volgden. Hij wilde zelfs niet eens toelaten, dat Zijn discipelen ijver den tegen hen, die dwaalden en Hij sprak geen oordeel uit over de grootste openlijke zondaars. Het ééne werk, waartoe Hij gekomen was, daar op had Hij dag en nacht Zijn aandacht gericht en Hij beoefende het met onvermoeide ijver; daarvan was Zijn hart en waren Zijn gedachten zoozeer vervuld, dat wat Hij ook van uiterlijke dingen zag of er over hoorde, deze Hem er slechts toe brachten ze te beschouwen in gees telijk verband, zoodat Hij er dan ook aanstonds in dien zin over begon te spreken. (Joh. 4:10). En zooals Zijn leven was, zoo was ook Zijn leer: wij moeten waken en bidden te allen tijde en zonder ophouden ; wij moeten Hem navolgen door zelfverloochening endoor Zijn kruis dage lijks op ons te nemen; één ding is slechts noo dig, buiten dat is er niets, dat een mensch helpen kan, ook niet al won hij de geheele wereld. Jezus Christus, de trouwe herder onzer zielen, die ons met Zijn kostbaar bloed van de aarde losgekocht heeft tot Zijn eigendom, die echter ook, doordat Hij voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld heeft gegeven, opdat wij Hem zouden volgen in Zijn voetstappen : moge Hij het door Zijn Geest zóó maken in ons, dat de gezindheid, welke ook was bij Christus Jezus, ook is bij ons; opdat wij namelijk ons Ieeren te ontledigen van alle liefde tot ons eigen ik en tot hetgeen des menschen is, opdat wij de luttele dagen van onze pelgrimstocht mogen doorbrengen in waarachtige onthouding van alle vergankelijke lusten en opdat wij de zonde mogen gestorven zijn, vreemd aan de wereld en aan ons eigen ik, Hem echter kennende en in stille gemeenschap met Zijn Heiligen Geest. Moge wij Hem aldus volgen als gasten en vreemdelingen met gesloten oogen en stil met Hem voortwandelen door de woestijn dezer wereld naar ons eeuwig en waarachtig vaderland. Ja, Jezus, breng zoo ons, verdwaalden en verlorenen, weer terug tot U, opdat wij weder thuis komen. Amen. f Vragen-rubriek. f Van de vragen, die men ons den laatsten tijd stelde, willen wij er hier enkelen beantwoorden. Vraag: Is gemeentelijke organisa ti e onnoodig? Antwoord : De gemeente Gods bestaat enkel uit wedergeboren zielen, en deze bevinden zich onder alle kerkgenootschappen, Christelijke vereenigingen en secten. Straks bij Jezus'weder komst zal niet een bepaalde kerk uitverkoren zijn tot de opname, doch alle gelopvigen die oprecht bekeerd en wedergeboren zijn in Chris tus. Deze christenen echter hadden zich tijdens hun leven aangesloten bij die Kerk of secte, welke naar hun meening het dichtst bij de waarheid stond. In dien kring vonden zij be vrediging voor het hart en voldoening. Vanzelf sprekend moesten deze gemeenten goed-geor ganiseerd zijn, hetgeen ook Bijbelsch is. God is een God van orde en niet van verwarring. Bij groote conferenties of opwekkingssamen komsten gebeurt het vaak dat men kinderen Gods bijeen ziet uit verschillende kerken en groepen, doch dat geschiedt slechts bij buiten gewone gelegenheden. Al deze menschen toch zijn lid van hun eigen gemeente en behooren de'kerk of kring aan welke zij door den Geest van God zijn toegevoegd te steunen, financieel, met gebed, en met toewijding van krachten en ga ven. Men kan nu eenmaal onmogelijk bij alle ker ken behooren en met ieders leer accoord gaan. In de zelfstandige groepen moet organisatie wezen en vaste leiding; bovenal degelijke be ginselen, waarop de leden steunen kunnen. De apostel Paulus liet zijne gemeenten overal in goede handen achter en stelde op organisatie hoogen prijs. Hoe nauwgezet het in de eerste gemeente toeging, toont ons wel Handelingen 11:1-18, waar wij lezen dat Petrus ter verant woording werd geroepen door het „Bestuur" te Jeruzalem, wegens zijn houding jegens de heidenen. Ook aan de Overheid behooren we ons te onderwerpen. (Rom. 13:1-7; Petr. 2:13-17; 10 Tit. 3: 1). Wanneer de Regeering om de goede orde de eisch stelt, dat iedere Christelijke ver- eeniging een Hoofdbestuur heeft, moeten wij ons daaraan houden. De intieme aangelegenheden der Gemeente staan evenwel buiten de bevoegdheid der Re geering en komen geheel voor rekening van de leiders. Om kort te gaan: het is noodzake lijk dat er organisatie bestaat in de verschillende kerken en kringen, wil het niet op een chaos uitloopen. „Neutrale" christenen, die zich bij geen kerkofsecte willen aansluiten, zijn gewoonlijk beginselloos. Men kan nu een maal niet iedere richting toegedaan zijn en „al lemansvriend" zijn in geestelijk opzicht. Ook hier behoort men een ernstige keuze te doen. Vaste principes inde leer zijn noodzakelijk voor een gezond geloofsleven. Een ieder bidde den Heiligen Geest om Zijne onmisbare leiding in dezen, opdat men niet tot dwaalleeringen ver- valle. „Hij leidde ze zéker". (Ps. 78:53). En wanneer gij den Heer vertrouwt hebt voor de juiste ieiding, wees dan een zegen voor den kring waar Hij u gevoerd heeft en laat u niet her- en derwaarts trekken totdat gij uw vrede en rust verliest. Christenen, die zoo hoog op geven van „geen kerk noodig te hebben" en „thuis wel te kunnen bidden" zijn gewoonlijk hoogmoedig. Zij wenschen zich niet te onder werpen aan de tucht en controle van hun ge meente en blijven daardoor in zelfzucht steken. De bloei van een gemeente is voor een goed deel afhankelijk van sympathieke samenwerking en een liefdevolle eenheid onderling. M. A. Slot. IV. De gevolgen van een afkeerig hart. De tekst zegt: „Die afkeerig is van hart, zal van zijne wegen verzadigd worden". 1. Hij zal ook van zijne werke n verzadigd worden, maar dat zijn doode werken, geen wer ken van geloof en liefde, die Gode aangenaam zijn, maar de vuile lompen van eigenrechtigheid. Worden zij verricht als daden van godsdienst, dan zijn ze niets als afschuwelijke huichelarij, en een gruwel voor God; het hart is er niet in. Tot zulk een zegt God: „Wie heeft zulks van uwe hand geeischt?" Jes. 1:12. „Gij zijt het, die uzelve rechtvaardigt voor de menschen, maar God kent uwe harten ; want wat hoog is onder de menschen, is een gruwel voor God". Luk. 16:15. „Ik ken ulieden, dat gij de liefde Gods in uzelve niet hebt". 2. Hij zal verzadigd worden van zijn eigen gevoelens . In plaats van den zoeten vrede in den Heiligen Geest te smaken van weleer, zal hij zich in onrust bevinden, onbevredigd met zich zelf en anderen, vol van vaak pijnlijke en vernederende gevoelens, zelfs zoo onaange naam en onbeminlijk, als men zij licht denken kan. Het kan zeer moeilijk zijn, met afkeerigen van hart samen te wonen. Zij zijn vaak gemelijk, vol aanmerkingen en hinderlijk in al hun ma nieren. Zij hebben God verlaten en hun gevoe lens zijn meer van de hel dan van den hemel. 3. Zij zullen verzadigd worden van hun eigen vooroordeelen . Hun verlangen, om de waarheid te kennen en te doen is weg. Zij zul len zich zeer natuurlijk tegen elke waarheid keeren, die zich hard betoont voor een zich zelf toegevenden geest. Zij zullen zich beijveren, zich zelf te rechtvaardigen, zullen noch lezen noch hooren wat hen in hun afgezakten staat zou kunnen laken en zij zullen een hevig voor oordeel opvatten tegen ieder, die hun pas kruist en hen terechtwijst, en dien als een vijand be schouwen. Zij omringen zich zelf als met een muur en sluiten hun oogen voor het licht, staan in de verdedigingslinie en becritiseeren alles, wat hen zou kunnen ontmaskeren. 4. Een afkeerige van hart zal verzadigd wor den van zijn eigen v ij andschap . Hij zal wrijving krijgen in haast elke levenshouding, zich spoedig boos maken en bijgevolg in aller lei scheeve verhoudingen komen, zoodat hij voor velen niet meer oprecht kan bidden, ze soms nauwelijks meer met gewone beleefdheid — 11 - kan behandelen. Dit is een bijna zeker gevolg van een afvallig hart. 5. De afkeerige van hart zal verzadigd wor den van zijn eigen fouten. Hij wandelt niet met God. Hij volgt niet meer den goddelijken regel en wordt niet door den H. Geest geleid, maar wandelt in geestelijke duisternis. In dezen toestand zal hij zeker in vele en smartelijke fouten vallen en zóó verward raken, dat zijn geluk bedorven en wellicht zelfs zijn nuttigheid in het leven verwoest wordt. Fouten in zaken, fouten bij het aangaan van nieuwe betrekkingen in het leven, in het gebruik van zijn tijd, zijn tong, zijn geld, zijn invloed, kortom alles zal hem mislukken, zoolang hij in zijn geestelijk afgezakten toestand blijft. 6. De afkeerige van hart zal van zijn eigen begeerlijkhede n verzadigd worden. Zijn lusten en hartstochten, die bedwongen waren, hebben zich opnieuw doen gelden en hoe lan ger ze onderdrukt werden, met des te meer eischen treden zij op. De dierlijke lusten zullen losbreken tot verbazing van den afvallige zelf. 7. De afkeerige van hart zal verzadigd wor den van zijn eigen woorden. Zoolang hij in dien toestand verkeert zal hij zijn tong niet kunnen, bedwingen. Hij zal ondervinden wat de Schrift zegt van de tong: „zij is een onbe- dwinglijk lid, vol doodelijk venrjn". Door zijn woorden zal hij zich in allerlei moeite en ver warring brengen, waaruit hij zich nooit zal kun nen losmaken, tenzij hij weer tot God komt. 8. Hij zal verzadigd worden van zijn eigen beproevingen . In plaats van de verleiding te ontwijken, zal hij er zich midden in storten. Een menigte beproevingen haalt hij zich op den hals, die hij nooit zou hebben gehad, had hij zich niet van God afgekeerd. Hij zal daarover klagen en het toch voortdurend erger maken. 9. De afkeerige van hart zal van zijn eigen dwaashede n verzadigd worden. Doordat hij Gods leiding afwijst, valt hij in de valstrik ken van eigen dwaasheid. Onvermijdelijk zegt en doet hij allerlei dwaze en belachelijke dingen; als godsdienstig bekend staande, stelt hij zich daardoor nog te meer aan verachting bloot. Een afkeerige is waarlijk de meest dwaze mensch ter wereld: terwijl hij bij ervaring den weg ten leven kent, begaat hij de oneindige dwaasheid, dien te verlaten. De springader des levenden waters kennende, heeft hij die verlaten en „zich- zelven bakken uitgehouwen, gebroken bakken, die geen water houden". Jer. 2:13. Als hij een maal deze oneindige dwaasheid begaan heeft, moet het verdere verloop van zijn afgezakt le ven wel dat van een zot zijn in den Bijbelschen zin van het woord. 10. De afkeerige van hart zal verzadigd wor den ook van zijn eigen moeten. God is tege n hemen hij is tegen zich zelf. Hij heeft geen vrede met God, noch met zich zelf, de Kerk of de wereld om hem heen. Hij heeft geen innerlijke rust. Zijn geweten veroor deelt hem. Ood veroordeelt hem. Ieder, die zijn toestand kent, veroordeelt hem. „De godde- looze, zegt mijn God, hebben geen vrede". Jes. 57:21. Er is in tijd noch ruimte één enkele verhouding, waarin hij rust kan vinden. 11. De afkeerige van hart zal van zijn eigen zorge n verzadigd worden. Hij is teruggekeerd tot zelfzucht. Hij beschouwt zich zelf en zijn bezittingen als hem toebehoorende. Hij moet voor alles bezorgd zijn ; alle verantwoordelijk heid alleen dragen. Hij werpt zijn zorg niet op den Heere en wil dat ook niet, maar tracht alles voor zich zelf te regelen in eigen wijsheid en tot eigen bepaald doel Bijgevolg zullen zijn zorgen vermenigvuldigd worden en zal hij er ten slotte door bedolven worden 12. De afkeerige van hart zal van zijn eigen verwarringe n verzadigd worden. Als hij God verlaten heeft zal hij in de duisternis van eigen dwaasheid verward raken en vol twijfel zijn bij de vraag, welken weg in te slaan om zijn zelfzuchtige oogmerken te bereiken. Hij wandelt niet met God, maar slaat den tegen overgestelden weg in. Bijgevolg zal Gods voor zienigheid voortdurend zijn pad kruisen en zijn plannen verijdelen. God zal zijn pad duister maken en zijn overleggingen doen verstuiven. 13. De afkeerige van hart zal van zijn eigen benauwdhede n verzadigd worden. Hij zal angst hebben over zich zelf, over zijn zaken, zijn naam, over alles. Hij heeft al die dingen God uit handen genomen en eischt ze op, als hem zelf toekomende en behandelt ze als zoo danig. Zoo moet hij wel vol benauwdheid zijn over de toekomst, daar hij geen vertrouwen op God meer heeft en de gebeurtenissen niet in de hand heeft. Deze angsten zijn het onvermijdelijk gevolg van de krankzinnigheid en dwaasheid van het verlaten van God. 14. De afkeerige van hart zal verzadigd wor den van zijn eigen teleurstellingen . Daar hij God verlaten heeften op eigen wil vertrouwt, moet God hem noodwendig teleurstellen, als hij zijn zelfzuchtige oogmerken nastreeft. Hij zal zijn wegen schikken om zich zelf te behagen zonder naar God te vragen. Natuurlijk zal God zijn wegen zóó inrichten, dat ze hem teleur stellen. Er op gericht zijn eigen zin te doen, zal het hem teleurstelling brengen, zijn plannen verijdeld te zien ; toch moet de vaste gang der gebeurtenissen onder Gods bestuur noodwen dig een opeenvolging van teleurstellingen voor hem brengen. 15. De afkeerige van hart zal verzadigd wor den van zijn eigen verliezen. Hij beschouwt zijn bezittingen als zijn eigene, zijn tijd als zijn eigendom, zijn namaals als hemzelf toebehooren de. Verliest hij van dat alles iets, dan rekent hij dit als zijn eigen verlies. iDaar hij buiten God leeft en niet in staat is, de voorwaarden na te speuren, waaraan het bestaan der dingen hangt, - 12 — zal hij verlies op verlies lijden op velerlei ge bied. Hij verliest zijn vrede, zijn bezit; hij verliest veel van zijn tijd ; hij verliest zijn Christelijken naam, zijn invloed als Christen en als hij zoo voortgaat ook zijn ziel. 16. Een afkeerige vanhart zal verzadigd wor den met zijn eigen kruis. Elke godsdienstplicht zal vervelend en daardoor een kruis voor hem zijn. De gesteldheid waarin zijn geest verkeert zal allerlei dingen, die bij een rechte gesteldheid hoogst aangenaam zouden zijn, in een kruis veranderen. Hij is niet te helpen, tenzij zijn hart zich weder tot God keert. Gods voorzienigheid komt hem overal tegen en zijn leven zal vol kruis en beproeving zijn. Zijn eigen gang gaan kan hij niet. Hij kan zich niet voldoen door het volgen van eigen begeerten. Hij stuwt en stoot zich tegen de eeuwige rotsen van Gods wil en weg ; die doorbreken en naar zijn land zet ten, kan hij echter niet. Hij moet telkens opnieuw gedwarsboomd worden, totdat hij zich schikt naar den goddelijken regel en i n G o d s wil wegzinkt . 17. De afkeerige van hart zal van zijn hu meu r verzadigd worden. Nu hij God den rug gewend heeft, kan hij er op rekenen, dat veel hem zal prikkelen. In dezen toestand kan hij zijn ziel niet in lijdzaamheid bezitten. De erger nissen van zijn van God afgekeerd leven zullen hem zenuwachtig en prikkelbaar maken; zijn humeur zal hem licht doen uitvallen en aan zelfbeheersching zal het hem ontbreken. 18. De afkeerige van hart zal van eigen be schamin g verzadigd worden. Hij staat als godsdienstig bekend. De oogen van de wereld zijn op hem. Al zijn onstandvastigheid, wereld- gezindheid, dwaasheid, boos humeur en hate lijke woorden en daden verlagen hem in de achting der menschen. 19. De afkeerige van hart zal van eigen dwalin g verzadigd worden. Zeker moet hij daarin vervallen, ook aangaande leerstellingen, daar hij in duisternis wandelt. Ten slotte zal hij zelfs grove dwaalleer slikken. Spiritisme, de leer der Mormonen, universalisme en alle mogelijke valsche godsdienst zal kans hebben, macht over hem te krijgen. Wie heeft dergelijke dingen niet zien gebeuren ? 20. De afkeerige van hart zal verzadigd wor den van zijn eigen dienstbaarheid. Zijn godsdienst bindt hem op slaafsche wijze aan de Kerk. Hij heeft geen- hart meer voor haar be langen, noch voor het werken aan haar bloei en toch roept zijn bondsverplichting hem daar toe en staat zijn naam op het spel. Hij moet iets doen tot steun van godsdienstige instellin gen, maar het is voor hem slavernij. Hij doet het, omdat hij moet, niet omdat hij mag. Ook tot God staat hij in slaafsche betrekking. Vervult hij een of andere plicht, die hij gods dienst noemt dan is het meer als slaaf dan als vrije. Hij dient uit vrees of in hoop, als een slaaf, doch niet uit liefde. Ook zijn eigen ge weten houdt hem in slavernij; om oordeel of wroeging te vermijden zal hij dingen doen of nalaten, maar als met innerlijke terughouding en niet uit eigen, hartelijke goede wil. 21. De afkeerige van hart zal verzadigd wor den van zelfveroordeeling . Eenmaal de liefde tot God gekend en verloochend hebbende, voelt hij zich om verschillende redenen geoor deeld. Schikt hij zich tot godsdienstplichten, hij weet, dat zijn hart er niet in is; verwaarloost hij die plichten, ook dan voelt hij zich veroor deeld. Leest hij den Bijbel, dan veroordeelt die hem. Leest hij dien niet, dan gaat hij evenmin vrij uit. Woont hij Christelijke bijeenkomsten bij, dan oordeelen die hem ; blijft hij weg, dan doet hij het zich zelf. Bidt hij alleen, in den familiekring of in het openbaar, hij weet, dat hij niet oprecht is en voeit zich geoordeeld. Laat hij het gebed na, ook dan is het oordeel daar. Zijn geweten staat gewapend tegenover hem en de donder en bliksem van het oordeel volgt hem, waarheen hij gaat. V. Hoe uit dien toestand verlost te worden. 1. Bedenk, vanwaar g ij z ij t uitge vallen . Zie die vraag terstond onder de oogen en vergelijk vastberaden uw tegenwoordigen toestand met dien, toen gij met God wandeldeL 2. Durf uw toestan d naar waarheid te beoordeelen. Stel niet langer uit, de ver houding tusschen God en uwe ziel juist te zien. 3. Heb terstond berouw en doe wede r uw eerste werken. 4. Tracht niet weder te keeren door slechts uw uitwendig gedrag te hervormen. Begin me t uw hart en stel u onmiddellijk rech t tegenover God. 5. Doe niet, of ge voor het eerst van zonde overtuigd zijt en tracht niet, u bij God aange naam te maken door boete en gebeden. Denk niet, u zelf te moeten verbeteren, vóór gij tot Christus kunt komen, maar versta duidelijk, dat allee n het komen tot Christus u bete r kan maken. Hoe terneergeslagen gij u ook moogt gevoelen, wees er zeker van, dat gij, tenzij gij berouw hebt en Gods wil onvoor waardelijk aanvaardt, gij niet beter, maar steeds slechter zult worden; totdat gij u overgeeft aan Zijn souvereine genade, zal Hij niets uit uwe handen aannemen. 6. Verbeel d u niet in een gerecht vaardigde n sta at te zijn; gij weet, da t dit niet zoo is. Uw geweten veroor deelt u en God doet dit ook. Kom terstond to t Christus als schuldig veroor deel d zondaar, die g ij z ij t ; b e 1 ij d al uw e schande, neem de schuld op u en geloof dat ondanks al uwe af dwalinge n van God, Hiju nog lief heeft—ja ! u liefgeha d heeft met een eeuwig e liefde en u daarom trekt me t goedertierenheid. 13 - <^>-A»-«) <*-«^»<© ®»*A^ © <^-«^»<© ®>^*-<® <^-<^-<® Hoevelen zijn wanhopig en verbitterd het Nieuwe Jaar ingegaan, met haat tegen God en menschen ! Hoevelen zijn er, die behoefte hebben aan een woord van liefde, aan een handdruk, die van medeleven en medebegrijpen getuigt! Redt degenen, die ten doode gegrepen zijn en doet wat gij kunt om, in getrouwheid aan den Heiland en in alle eenvoudigheid, een zegen te zijn voor degenen, die God u op uw weg zendt. Want velen zijn er in onze dagen, die als het ware aan den rand van een afgrond wandelen. &^q>*<ss <a>-^<© @>-^~<S> (S>-^»-«> @>-v-<© &^^~<& :*::* : Ingezonden . En dat gij u benaarstigt stil te zijn, 1 Thess. 4:11a „Benaarstigt u stil te zijn". Er is in dit woord van Paulus iets dat ons aantrekt. Op het eerste gehoor schijnt dit woord zichzelf tegen te spreken. Er wordt op een „zich benaarstigen" aangedron gen. En -benaarstigen beteekent zich beijveren, zich inspannen met alle kracht, zijn uiterste best doen. Het is dus alles behalve een „stil zitten" neen worstelen om het goed te verkrijgen, dat Paulus in zijn zendbrief aanprijst. Om stil te kunnen zijn, mochten zij dus niet stil zitten. Want „stil zijn" en „stil zitten" zijn twee. Men zegt, dat het leven van onzen Heer Je zus een stil leven geweest is, maar stil gezeten heeft hij geen oogenblik. Zijn leven is een lange worsteling geweest, een onafgebroken zich be naarstigen, maar de „stilheid des harten" is er geen oogenblik door verstoord. Ja de stilheid zijns harten, zijn gemoedsrust, zou aanstonds verbroken zijn, als Hij maar een oogenblik had stil gezeten, Hij, die van zich zelf getuigde: „Ik moet werken de werken desgenen, die mij gezonden heeft, zoolang het dag is". Zonder dus zich te benaarstigen, zonder zijn uiterste best te doen, zal geen mensch tot de verlangde „stilheid des harten" komen. Niets is moeilijker dan om waarlijk stil te zijn. Daar hebt gij de dagelijksche beslommeringen des levens, die ons iederen morgen opwachten en ons den ganschen dag in beslag nemen, opdat alles loopt, zooals het loopen moet. Vooral in den tegenwoordigen tijd, waarin een geheim zinnige drijver de menschen voortzweept, alles jaagt en holt, niets gauw genoeg gaan kan, houden vele menschen nauwelijks tijd over om tot zichzelf te komen. Met dit stil zijn bedoelt Paulus een stil zijn, waarbij de mensch zich terugtrekt in het heilig dom des harten en in zulke oogenblikken niet anders hoort dan de stem des Heeren alleen. „Benaarstigt u stil te zijn" dat wil in de eerste plaats zeggen „Laat U niet ontnemen in uw leven, hetzij druk of hetzij niet druk, de uren van zelfonderzoek en „heilig eenzaam, met God gemeenzaam". Gij kent het voorbeeld van Da niel die een opperzaal had met open vensters naar Jeruzalem en die drie maal daags met God sprak en die zelfs door geen dreiging zich van die gewoonte liet afbrengen En als iets een behoefte in ons tegenwoordige woelige leven, dan zijn het die oogenblikken van rustige af zondering. Van den Heiland lezen wij: „en als Hij nu de scharen van zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen om te bidden. En als het nu avond geworden was, zoo was Hij daar alleen". Zoo moeten ook wij moeite doen ons van tijd tot tijd even loste maken uit het drukke menschelijk gedoe en de binnenkamer bezoeken. Doch daar zijner die voor de stilte vreezen om met zichzelf en God alleen te zijn. „Doet uzelf geen kwaad", maar gewent u er aan om u van tijd tot tijd in de stilte terug te trekken en u zelf te plaatsen voor God. Zorgt er dan voor dat niets zich komt plaatsen tusschen God en u. Doet winst met de rustdagen, die God u geeft, gebruikt ze niet zoozeer om te rusten maar om stil te zijn en niets te hooren dan Gods stem alleen. „Benaarstigt u stil te zijn" dat is zoekt u toevlucht bij Hem, die alleen u hart stil maken kan. Gij weet wien ik bedoel, Jezus Christus, die bij zijn omwandeling op aarde tot dé on stuimige zee sprak : „Zwijg wees stil" en haar dwong Hem te gehoorzamen. Hij alleen kan uw hart de stormen doen zwijgen. Hij alleen kan uw hart, vaak opgezweept als de woelige zee, stil doen worden. Hij alleen kan den hoog moed breken, die de oorzaak is van velerlei onrust. Hij alleen kan de zelfzucht uitroeien, die u eindeloos doet begeeren. Hij alleen kan den last der zonde afwentelen en door Zijn ontfermende liefde de gewetensbeschuldigingen doen zwijgen, die het anders onmogelijk maken om stilte te vinden. Hij alleen kan u van de liefde Gods verzekeren. Gij kent Zijn woord : „Komt allen tot mij, die vermoeid en belastzijt en ik zal u ruste geven". En eerst wanneer gij van Gods liefde zeker zijt kunt gij den Heer zwijgen wanneer Hij don kere wegen met u houdt. David kon zeggen : „Immers is mijn ziel stil tot God ; van Hem is mijn heil". God moet voor U de God des heils zijn geworden, de God die u in Christus uit vrije genade Zijn heil heeft geschonken. Wan neer Christus u met Zijn heil begenadigd heeft, is de stilheid des harten geen blijvend goed. Gedurig zal zij worden aangevochten, somtijds een tijd lang worden verstoord. Maar in Hem vindt gij toch altijd een rustpunt weer. Uw ziel zal weer tot rust komen, als gij gedenkt hoe voor dezen u de Heer heeft gunst bewezen en de wonderen gade slaat, die Hij heeft vanouds o 14 gedaan. Zelfs onder het leed des levens, zal de ervaring Zijne liefde de stilheid uws harten bestendigen. El-Es-Ka, Salatiga. Bij den ingang des jaars. k\ \ 71L 't Nieuwe Jaar beginnen met gebed VV Tot Hem, die ieder uur heeft in Zijn [hand, Die vreugde of smart ons schenkt naar [d' eeuw'ge Wet; Doch liefdevol ons leidt naar 't Vaderland. 'k Wil 't Nieuwe Jaar geloovig tegengaan Met liefde en hoop, die vast op God vertrouwt, Wel wetend dat, hoe hoog de golven slaan, Zijn wijs bestuur mijn lot in handen houdt. 'k Wil 't Nieuwe Jaar begroeten met gezang Tot lof van Hem, die eiken nood vervult, Die schreê voor schreê mij leidt, mijn leven lang, Mijn Vriend, mijn Gids, Verlosser van mijn schuld. 'k Wil 't Nieuwe Jaar beschouwen in het licht Der eeuwigheid, dat nimmer wordt gedoofd, Terwijl ik 't oog naar schoon're toekomst richt: De weg gaat Huiswaarts heen voor wie gelooft. Naar het Engelsch. M. S. W et en Evangelie. lsmaël en Izaak Gelijkerwijs toen, die naar het vleesch geboren was, vervolgde den genen, die naar den geest geboren was, al zo o oo k nu". (Gal. 4:29). De zoon der dienst baarheid (lsmaël:=Sina'i=de Wet) vervolgt nog steeds de zoon der belofte (Izaak = 't Nieuwe Jeruzalem := het vrije Evangelie), (vers 22-28). De geestelijke christenen, die zich gehee!on der de leiding des Heiligen Geestes geplaatst hebben, zullen steeds vervolgd en gesmaad worden door de wettische christenen, die de letter hooger achten dan den Geest en van de Nieuw -Testamentische gezindheid slechts het uitwendige verstaan. Er is niets dat de liefde eerder uitbluscht dan een hardnekkig zich vastklemmen aan de Wet der Oude Bedeeling. Laat ons nimmer terug- keeren. tot Oud-Testamentische geboden en voorschriften, zooals hef geven van de Tienden, het onderhouden van de Sabbat enz. Het be leven ervan maakt de zielen hard en dogmatisch, liefdeloos en hatelijk, terwijl het onderhouden van de Nieuw-Testamentische geboden: „Hebt GOD lief bovenal en den naaste als uzelven"* (Matth. 22:37-39) onze harten ruim en liefderijk maakt ten opzichte van hen, die in onze oogen dwalen. „Indien gij Mij liefhebt, zoo bewaart Mijne geboden", sprak de Heere Jezus. ("Joh. 14:21,23). ZIJNE geboden hierboven genoemd bevatten de gansche Oud-Testamentische Wet in geestelijken zin. Bewaar deze geboden van Jezus en gij zult daarin de gansche Wet der Oude Bedeeling vervullen. M. A. «E N HIJ VOLGDE H E M. 55 S s t — Sadhoe Sundar Singh. — j ss D e S a d h u. (vervolg Hoofdst. XI) Zoo vormde zijn eenvoudige natuur vol verbeeldingskracht, die zeer gevoelig was voor geestelijke in vloeden, zijn heele uiterlijke persoonlijk heid. Zijn diepe liefde voor de eenzaamheid was geen gevolg van een negatieve behoefte alleen te zijn, maar van een mystiek besef van een onzichtbare gemeenschap met zijn Heer. Ook had hij een diep geloof in engelen en \ 15 — machten die hem omringden en hem bewaarden voor gevaar. Ik heb eens het verhaal gehoord van een oogenblik van groot en dreigend doodsgevaar, waarin hij verkeerd had, toen een paar mannen uit het gebergte hem gered hadden uit een overstroomende rivier in de Himalaya. Hij ge- loofde vast dat engelen hem opgenomen en ge dragen hadden naar den anderen oever. Hij had hen gezien in een visioen voor hij het bewustzijn verloor en toen hij weer bijkwam waren ze ver dwenen. Voortdurend stuitten we, als we zijn eigen lezing hooren van wat hem allemaal we dervaren is, op zulk een soort verhalen en ik heb er reeds een en ander over gezegd in het tiende hoofdstuk van dit boek. Zulk een leven van telkens nieuwe wonderen en bovennatuurlijk ingrijpen vormde zijn karakter en maakte hem tot wat hij was: een man, die zich meer bewoog in de onzichtbare wereld dan in de gewone we reld der dagelijksche gebeurtenissen. In mijn herinnering leeft nog een dergelijke persoonlijkheid, aan wien ik een sterke herin nering bewaard heb uit mijn jeugdjaren. In Cambridge leerde ik, in het eind van de vorige eeuw, een oude zendeling van de Nieuwe Hebriden kennen : John G. Paton en bestudeerde tezelfder tijd met een zeer groote belangstelling de geschiedenis van zijn vroeger leven. Hij stamde van een oud Presbyteriaansch geslacht uit Braehead, stoere Zuid-Schotten, en hij had in Tanna wonderbaarlijke ervaringen gehad van bevrijding uit vreeselijke gevaren, die sterk her inneren aan wat Sundar Singh beschrijft. Hij had een soortgelijk eenvoudig, kinderlijk geloof in Gods bescherming Goed herinner ik me, hoe zijn gezicht straalde als hij vertelde van de wonderen die hem waren overkomen en hoe volkomen reëel ze voor hem waren. Bij al zijn liefde voor de eenzaamheid was Sundar Singh van nature aangenaam in den omgang en op een goede verstandhouding met zijn medemenschen gesteld. Hij was heelemaal niet het type, dat „hermiet" wordt, omdat ze niet met andere menschen overweg kunnen en daarom liever op zichzelf wonen. Toch kon hij, in een vroolijk, geanimeerd gezelschap, opeens stil worden. Van vroolijkheid kon hij intens ge nieten en hij nam er ook aan deel, maar on- dertusschen dwaalden zijn diepste gedachten naar andere dingen. Toen ik hem nog maar weinig kende, meende ik dat die zekere terughoudendheid een gevolg van zijn verlegenheid was, want verlegen was hij zeker. Maar langzamerhand heb ik leeren begrijpen dat zulke stemmingen van zwijgzaam heid hem opeens overvallen konden en dan ook weer voorbijgingen. In zijn omgeving werd dat door iedereen geëerbiedigd. Men nam dat als iets vanzelfsprekends aan. Als we in Kotgarh waren, kon hij ons soms opeens verlaten en zich terugtrekken in de eenzaamheid. Hij deed dat zoo eenvoudig en natuurlijk, dat niemand die hem kende, er veel notitie van nam. „Waar is Sundar?" vroegen we, als we de helling van Bareri afkwamen en soms kregen we dan te hooren : „O, hij is weggegaan om alleen te zijn", en dan werd er verder nergens meer naar gevraagd. Er was een grot, waar hij soms heen ging om alleen te kunnen zijn, en daar bracht hij dagen en nachten door tot zijn stemming van visionnaire meditatie voorbij was. Dan keerde hij terug en smaakten wij de vreugde hem weer in ons mid den te zien. Zulk een eenzaam verblijf in de bosschen was op zichzelf niet zonder gevaren, vooral des nachts, als de wilde dieren uit de lager gelegen wouden naar boven komen. Maar geen wild dier heeft ooit den Sadhu kwaad gedaan. Als naverwant met die liefde voor de een zaamheid zou ik zijn groote passie voor de bovenzinnelijke wereld willen noemen, het eenige waarin hij rust vinden kon. Meer dan door iets anders wordt hierdoor een deel zijner daden verklaard. Dat bracht er hem bijvoorbeeld toe, een geheele nacht door te brengen in gebed op een eenzame plaats of boven op een bergtop. In den morgen zagen we hem terugkeeren en dan was er een reinheid en vrede in hem ge komen, die ieder opvallen moest. Hij sprak heel zelden van wat hij beleefd had, maar zijn ge zicht zei ons wat zijn mond verzweeg. Het was in zulke tijden dat de gewoonte, te bidden tot hij in trances geraakte, sterk bij hem was. Uren lang verkeerde hij in extase zonder voedsel te gebruiken, maar elke zenuw van zijn ontvankeiijke geest was dan gespannen. Toch scheen de trance hem, als ze voorbij was, niet te hebben vermoeid ; integendeel, hij ontleende daaraan een nieuwe geestelijke energie en voelde zich innerlijk verfrischt. Hij scheen daardoor bevrijd van een zenuwspanning, die hem tevoren, zwaar drukte. Wordt vervolgd. g Niet door kracht, jg § m a a r door MIJN GEEST . | Ik zag voor mij een man in monnikskleed. Hij droeg een rozenkrans aan zijne zijde; Een crucifix geklemd in zijne hand, Waarmee hij zich een hemelplaats bereidde. Het crucifix hield hij met kracht omhoog Om zich te dekken tegen booze machten; En bij 't gebed nam hij de rozenkrans Als wapen tegen zondige gedachten! Hij streed vergeefs! Door eigen kracht, mijn vriend, Wordt niemand heilig, noch bevrijd van zonden; Neem JEZUS aan, voor lichaam, ziel en geest, En rust voor eeuwig in Zijn dierbre wonden! „Lied des Lammes". Vert. door M.A. — 16 - Ingezonden Getuigenissen. Pasoeroean 22 October 1936. Geliefden in Christus Jezus. Geprezen zij Zijn Wondervollen Naam. Na ruim twee weken lang door moeilijkheden omringd geweest te zijn, mochten wij den 18 den October een gezegend doopfeest vieren. Twee weken lang hadden wij naar een geschikt plaatsje gezocht. De dichtst nabijzijnde bad plaatsen, die aan een Arabier en een Chinees toebehooren werden ons geweigerd, aangezien zij, die de rang hebben van kapitein, allicht moeilijkheden zouden kunnen krijgen aangaande het geloof met hun natie. Wij zouden eigenlijk het doopfeest den 12den October vieren, doch door deze moeilijkheden, werd het uitgesteld tot den 18den October. Daar onze gemeente uit arme zielen bestaat, hebben wij daarom over deze zaak gebeden en onze hoop en vertrouwen was op den Heere Jezus voor Gratie (zoo heet dat plaatsje) en waarlijk God heeft ons den weg getoond. Gratie, dat aan het meer Ranoe ligt, biedt menig mooi uitzicht en is 16 K.M. van Pasoeroean gelegen. Waarom de Heere ons deze plaats gegeven heeft was ons eerst niet duidelijk. Doch, waar God leidt moet alles goed gaan en Hij heeft hier ook voor alles gezorgd. Het huisje en pen- doppo werd ons welwillend, door de oom van een onzer Chineesche" broeders afgestaan, of schoon deze oom een theosoof is. Gecombineerd met de pas aangesloten Gemeente van Ngoeling had de doopplechtigheid plaats. Br. Bletterman, die onze leider is, sprak een goed woord tot de doopelingen, en legde een getuigenis af van zijn geloof in Jezus. Voor het gebed werden de doopelingen, naar voren geroepen en wij droegen hen gezamelijk aan God op. Daarna begaven wij ons naar het meer, waar de doop zou plaats hebben, die door de brs Bletterman en P. Delhaye bediend werd. Bij een der doopelingen zag ik een visioen. De hemel was heelemaal rood, alsof kolommen vuur van beneden naar boven stegen en langzamerhand klaarde het op en het werd helder en helderder, totdat het ge heel en al licht werd. Prijst Jezus Naam ! Ruim zeventien zielen werden gedoopt, waarvan een van Gratie, zes van Ngoeling en tien van Pa soeroean. Na de doop werd het Avondmaal bediend en opende Br. Bletterman tevens in den Naam van den Heer Jezus Christus de gemeente Gratie/Ngoeling. Br. Bletterman sprak de hoop uit dat wij on der alle beleediging en laster stil zouden leeren zijn, want dat de Heer voor ons strijden zal en haalde het Woord des Heeren aan; Zoo iemand u op de linkerwang slaat keer hem ook de rechterwang toe. En dat is de juiste weg die wij onder de gegeven omstandigheden hebben in te slaan. Na het Avondmaal, werd overge gaan tot [het liefdemaal, door eenige zusters aangeboden en tegen 12 uur keerden wij blij moedig huiswaarts, gesterkt naar Lichaam Ziel en Geest. Bidt voor Gratie en Ngoeling en ook voor ons, daar wij veel strijd moeten onder vinden en God moge u zegenen en sterken. Amen. Uw broeder in Jezus Christus ; C. B. DELHAYE. N. B. Naar ik vernomen heb, is de pendoppo ons gratis aangeboden voor de geregelde samenkomsten op Gratie. Halleluja! Geliefde Broeders en Zusters in Christus Jezus. Ik ben erg blijde dat ik in Gouden Schooven een getuigenis kan afleggen ter verheerlijking v; n onzen Heere Jezus Christus. Mijn kind nauwelijks een paar dagen oud kon na de geboorte zijne oogen niet openen en bleef ze ruim veertien dagen lang gesloten houden. De pleegzuster liet de moeder de zieke oogen steeds behandelen met boorwater en niettegenstaande 2 flesschen boorwater reeds verbruikt waren, kon het kind zijne oogen nog niet openmaken en ten einde raad besloot ik onzen Voorganger van de Pinkster-Zending, die op dien dag toevallig op huisbezoek bij mij wilde komen, om voorbede te vragen. Nadat onze Br. Bletterman volgens Jac.: 5 : 14 het kindje gezalfd had in den Naam des Heeren, maakte het den volgenden morgen zijn oogen open en is tot nu toe van zijn ziekte totaal genezen. O, mijne Broeders en Zusters u kunt u niet voorstellen hoe blij mijn hart is, nu ik mijn kind weer gezond zie en wederom mag ervaren dat ik een levende Heiland heb die Zijn kinde ren verhoort in den dag der benauwheid. Waar lijk geliefden met recht staat er ook in Hebr: 13; 8 geschreven; Jezus Christus is gisteren, heden en in der eeuwigheid dezelfde en ik dank-ook duizend malen mijn Heer en Heiland, dat Hij mijn kind van zijn oogziekte geheel genezen heeft. Halleluja! Uw br. in Christus: P. A. SMITH. Probolinggo 15-10-1936. Ij Jaagt naar de geestelijke gaven — | * méést dat ge moogt profeteeren. *• 1 Kor. 14:1. | Dr. Albrecht, de bekende Duitsche Schrift verklaarder geeft een schoone uitlegging van 1 Kor. 12:10. „De Geest der profetie is de getuigenis van Jezus, een getuigenis, dat Jezus aflegt, een open baring, die Hij mededeelt (Openb. 19:10; 22:16, 20). - 17 - Wat Jezus in den hemel in Zijn hart beweegt, dat wii Hij door den Heiligen Geest, aan Zijne Gemeente op aarde door profetie bekend ma ken. (Joh. 16:13, 14). Zoo is dus de profetie de uitdrukking van Jezus' hart, in de Gemeente, Zijn geestelijk lichaam; de uitdrukking van Zijne smarten, van Zijne vreugde, van Zijn verlangen, van Zijn vertroosting. Drie eigenschappen kenmerken de ware pro fetie: licht, kracht en woord. De Heilige Geest brengt licht in den geest des menschen. Hij verleent den mensch tegelijkertijd kracht, om dit licht tot uitdrukking te brengen in woorden, die weliswaar menschelijke woorden zijn, maar toch woorden, waardoor de meening des Gees- tes tot openbaring komen moet. Derhalve grijpt er bij de profetie eene samen werking plaats van den Heiligen Oeest met den menschelijken geest. De mensch is een werktuig des Heiligen Geestes maar een met rede en vrij heid begaafd, medewerkend en mede-verantwoor delijk werktuig. Terwijl de booze geest, den wil des menschen, die zich aan hem onderwerpt, in slavernij slaat en voor een poos zijn vrije persoonlijkheid ver nietigt — zooals wij dit niet alleen bij de waar zeggers der vroegere heidenen, maar ook bij de leugënmachten onzes tijd kunnen waarnemen (2 Thess 2:9) — blijft daarentegen de mensch •onder de ingeving des Heiligen Oeestes, geheel en al in het bezit zijner vrijh id en eigenaardig heid. (1 Kor. 14:32 ; 1 Thess. 5:19, 20). Het wonderbare en geheimenisvolle bij de pro fetie is dus dit: dat de volmaakte Heilige Geest in verbinding treedt met den onvolmaakten men schelijken geest. Daaruit volgt allereerst dat in deze tegenwoordige bedeeling, waar zich louter zwakheid in ons bevindt, ons profeteeren stuk werk is (1 Kor. 13:9b „Wij profeteeren ten deele.") En ten andere is het duidelijk dat de waarde in de zuiverheid der profetie wezenlijk mede afhangt, van de zedelijke gesteldheid van het werktuig, waarvan Gods Geest Zich bedient. (Verg. Rom. 12:6). De profetie moet onder alle geestesgaven het meest begeerd worden, omdat zij voorden op bouw der Gemeente het vruchtbaarst is (1 Kor. 14: 1, 5, 39). i f Die uw leven verlost van het verderf. \\ \ door C. Judd Montgomery. )( Er zijn drie Bijbelplaatsen, die ik heden onder uwe aandacht wil brengen. De eerste is Lukas 9:56. Wij lezen daar: „Want de Zoon des men schen is niet gekomen om der menschen zielen te verderven, maar te redden." Dit was een antwoord op de vraag der dis cipelen in verontwaardiging geuit: „Heer, zullen wij vuur van den hemel laten komen, om deze Samaritanen die ons gastvrijheid weigeren, te verteren, gelijk ook Elia gedaan heeft?" De jongeren verstonden nog niet dat zij niet meer onder de Wet leefden, waar het den men schen geoorloofd was, wraak op hunne vijanden te nemen, maar in den tijd van het Evangelie, onder de genade Gods, door middel van Jezus Christus. Hij bestrafte ze daarom met de woorden: „Gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt. De Zoon des menschen is niet gekomen om de zir'en der menschen te verderven, doch te redde.,' Jezus is de grooteArts, en immer bereid zoo wel de zielen als de lichamen Zijner kinderen te heelen. In Exodus 15:26 lezen wij, dat God een ver bond sloot met Zijn volk toen Hij ze uit Egypte voerde. Hij beloofde hen, dat wanneer zij ernstig naar Zijne stem zouden luisteren, Hij geen der krankheden van Egypte op hen zou leggen, daar HIJ de HEER en GENEESMEESTER is. Toen ik een kind was, bevond zich onder onze kennissen niemand die alleen op den Heer als GENEESHEER vertrouwde. Allen geloofden van ganscher harte in doktoren en medicijnen. In ons gezin waren acht kinderen en gelukkig werden wij niet zoo vaak met medicijnen be handeld als andere kinderen, want mijn moeder kende de waterkuur en paste die bij alle mo gelijke gelegenheden toe. Toen wij echter ouder werden gaven wij de voorkeur aan medische hulp. Door een val was mijn ruggegraat gekwetst en lag ik meer dan twee jaren ziek te bed Hoe verlangde ik dag aan dag naar den geneesheer, die mij eenige verlichting mijner smarten kon brengen. Hij was een zeer vriendelijk man, maar kon slechts weinig doen hoe hij ook zijn best deed. Ten einde raad baden moeder en ik tezamen of God in dit geval uitkomst wilde verleenen en de pijnen wegnemen. Wij wisten echter niet, dat de HEER onze HEELMEESTER is en Zijn Bloed gestort heeft om ons van zondenen ziek ten te verlossen. (Jes. 53.) Nog vele doktoren kwamen en gingen, maar geen beterschap trad in. Eindelijk hoorden wij van een negerin, die ons de boodschap van verlossing kon brengen. Mijn moeder bracht haar tot mij en zij baden het gebed des geloofs, (Jak. 5: 15) en de Heere richtte mij op als door een wonder en open baarde mij tegelijkertijd Zijn Woord, zoodat ik een grooten, geestelijken zegen ontving in die ure. Langzaam maar zeker begon het te dagen in mijn ziel. Ik zag dat Hij onze krankheden aan het kruis gedragen heeft en dat het daarom Zijn wil is, Zijn kinderen te bevrijden die ver trouwend tot Hem opzien en in Hem gelooven als den VERLOSSER van zonden en ziekten. Omstreeks dezen tijd had er een opleving plaats onder de geloovigen betreffende deze heilsfeiten in Zwitserland, Engeland, Du^tschand en Amerika. De Heer toonde hen aan, dat Hij de Verlosser Zijns volks is, gisteren, heden en - 18 - altijd—en dat de Kerk deze kostelijke waarheid uit het oog verloren had. Het is nu 41 jaar geleden, sinds de Heere Jezus mij genas. Nadat ik gezond geworden was, begon ik te correspondeeren met vooraanstaande broeders en zusters, die zich voor de waarheid der gebedsgenezing interesseerden, o. a. Mevr. M. Baxter, Br. en Zr. Boardman uit Engeland en Pastor Stockmayer uit Zwitserland. Zij pre dikten deze boodschap met grooten zegen. Her innert u, lieve kranken, dat Jezus niet gekomen is, om ons leven te vernietigen, maar om het te behouden. Hij wil zelfs hen genezen die reeds op leeftijd zijn, want Hij heeft gesproken dat Hij onze jeugd zal vernieuwen als een arends en dat wij in den grijzen ouderdom nog rijk en bloeiend kunnen zijn om Zijn Naam te ver kondigen. Het heeft den Heer behaagd mij voor den dienst der gebedsgenezing te gebruiken geduren de al die jaren en Hij schonk mij een rijken oogst. Nu, geliefden, wanneer gij in Zijn Naam ge nezen wilt worden en uw leven aan Zijn dienst wijdt — uw lichaam voor den Heer, gelijk Hij het Zijne gaf voor u, geloof ik dat Hij u gaarne genezen wil. Maar wanneer gij slechts gezond wilt worden om in dit leven een zelfzuchtig en „vroolijk" bestaan te voeren, kan ik u zeggen dat gij niet geheeld zult worden. In den tijd, dat ik genezen werd was ik een jong meisje. Vóór mijne ziekte was ik zeer eerzuchtig en toen ik gezond werd, was ik nog jong genoeg de plannen van voorheen ten uit voer te brengen, doch ik zag in dat de Heer mij voor Zijn dienst genezen had. Ik vroeg Hem wat ik doen zoude, en Hij opende mij vele deuren en zegende mijn arbeid in Zijn genade, want ik vertrouwde op Hem. Hij gaf mij mijn klein „Faith Rest Cottage" (landhuisje voor ge bedsgenezing) en genas er daar velen, die heden nog in leven zijn en den Heer dienen. Ik was zoo gelukkig in Zijn dienst en zoo tevreden, dat ik mij om niets anders bekommerde. Weinige jaren later ontmoette ik de heer Mont gomery, die op wonderbare wijze uit een we- reldsch leven verlost en in antwoord op het geloofseebed, van diabetis geheeld was gewor den. Wij huwden en hebben tezamen den Heer gedurende 30 jaren mogen dienen. In 't jaar 1914 werd mijn trouwe echtgenoot aangetast door longontsteking. De ziekte nam een ongunstig verloop en hij lag op sterven. Wij hadden een uitstekende verpleegster, maar de Heilige Geest toonde mij meer dan eens dat zijne krachten konden afnemen zonder dat zij het gewaar werd. Ik bevond mij juist even buiten de ziekekamer en sprak met iemand, toen de Geest des Heeren plotseling mijn ziel de volgende woorden toefluisterde: „De dief komt slechts dat hij stele en verderve, maar Ik ben gekomen opdat zij leven en overvloed zouden hebben". (Joh. 10:10). Haastig trad ik de kamer binnen en bevond dat de dief, Satan, werkelijk naar binnen was geslopen om mijn man het leven te benemen. Ik sprak bovengenoemden tekst, staande voor het ziekbed, bestrafte den vijand en greep het overvloeiende leven aan, dat ons geworden is door den gezegenden Heiland — en zie dat leven vloeide hem toe, hij sloeg de oogen op en werd op glorievolle wijze geheeld. De grond waarop ik mijn geloof in de ge nezing van mijn echtgenoot bouwde, was be halve het Woord des Heeren, ook de omstan digheid dat ik hem zoo volkomen op het altaar Gods wist. Geliefden, legt uwe dierbaren op het altaar tot Gods beschikking en wanneer Hij ziet, dat gij volkomen gehoorzaam wilt wezen, zal Hij u Zijn stem doen hooren en alles voor u en de uwen zijn. Geloof aan den Heere Jezus en gij zult zalig worden, gij en uw huis. Neem Jezus, het Paaschlam voor u en uw huis, en begin Hem te loven en te eeren, dan zal Hij Zijn werk in uw gezin aanvangen. De derde Schriftplaats: Psalm 103:3, 4 halen wij hier nog even aan : „Looft den Heer, di e al uwe ongerechtigheid ver geef t en al uwe krankheden ge neest . Die uw leven verlost van het verder f en u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden." De Heer heeft u op Golgotha verlost, het losgeld betaald met Zijn bloed en u uit het geweld des vijands bevrijd, geest, ziel en lichaam. Wanneer de duivel tracht ons te verstrikken in de booze krankheden van Egypte (de wereld) moeten wij hem ernstig wederstaan en weigeren hem te ontvangen, daar hij niets meer over ons te zeggen heeft. Er staat geschreven (Jes. 53:4): „HIJ (Jezus) HEEFT onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft HIJ ge dragen" en wij behoeven dat niet te dragen wat HIJ voor ons gedragen heeft. Geliefde vrienden, bidt den Heere dat Hij u die kostbare waarheden openbare, want slechts de Heilige Geest kan u over deze dingen licht geven. Met ons verstand kunnen wij den Bijbel niet begrijpen. Uit: „Triumphe of faith". =«= =** = =** = *3 , Looft den Heer, die al uwe krankheden geneest. Ps. 103 :4 . 19 - REISPLA N van Zr, ALT. Samenkomsten van de Pinksterzending over de maand JANUARI 1937. Zoo de Heere wil en wij leven. 1 Jan. Vrijdag v.m. 10 uur. Nieuwjaarssamen komst met bediening van het Heilig Avondmaal Taloen, LA WANG. 3 Jan. Zondag v.m. 10 u. Gemengde dienst. Taloen, LAWANG. 3 Jan. Zondag n.m. 7 uur. Holl. dienst. Kasin Koeion 4, MALANG. 4 Jan. Maandag n.m. 5 uur. Huize „Eben- Haëzer", Holl. samenkomst BATOE. 5 Jan. Dinsdag n. m. 7 uur Ponorogoweg 63, MADIOEN. 6 Jan. Woensdag n. m. 7 uur. Hoofdstraat 38, KEDIRI. 8 Jan. Vrijdag v. m. 10 uur. Holl. dienst. Taloen, LAWANG. 's Avonds 7 u. Holl. Bijbelstudie Pinksterzending Zwarte Brug. 10 Jan. Zondag v. m. 10 uur. Gemengde dienst. Taloen, LAWANG. 10 Jan. Zondag n. m. 7 uur. Holl. dienst. Kasin Koeion 4, MALANG. 13 Jan. Woensdag n.m. 7 uur. Hoofdstraat 38, KEDIRI. 15 Jan. Vrijdag v.m. 10 uur. Holl. dienst. Taloen, LAWANG. 's Avonds 7 u. Holl. Bijbelstudie Zwarte Brug. 16 Jan. Zaterdag n.m. 7 uur. Holl. dienst. Loge-gebouw Toendjoengan, SOERABAIA. 17 Jan. Zondag v.m. 10 uur. Gemengde dienst. Taloen, LAWANG. 17 Jan. Zondag n.m. 7 uur. Kasin Koeion 4, MALANG. 18 Jan. Maandag n.m. 5 uur. Holl. dienst. Huize „Eben-Haëzer" BATOE. 20 Jan. Woensdag n. m. 7 uur. Hoofdstraat 38, KEDIRI. 22 Jan. Vrijdag v.m. 10 uur. Holl. dienst. Taloen, LAWANG. 's Avonds 7 u. Holl. Bijbelstudie. Pinksterhuis Zwarte Brug. 24 Jan. Zondag v.m. 10 uur. Gemengde dienst. Taloen, LAWANG. 24 Jan. Zondag n. m. 7 uur. Gemengde dient. Kasin Koeion 4, MALANG. 27 Jan. Woensdag n. m. 7 uur Hoofdstraat 38, KEDIRI. 29 Jan. Vrijdag v. m. 10 uur. Holl. dienst. Taloen, LAWANG. 's Avonds 7 u. Holl Bijbelstudie. Pinksterhuis Zwarte Brug, LAWANG. lede r is hartelijk welkom! Abonnementen „Gouden Schooven". Over de maand December 1936. In hartelijken dank ontvangen van : Mej. S. Paais S'baia 4e kw. — Fam. Cloesmeyer Malang 4e kw.—Zr. L. Horstman Bandoeng 4e kw.—Br. A. E. Hamar de la Bretonière Salatiga 4e kw.—Zr. W. Dorreman S'baia 2e kw. — Zr. Najoan Kediri 3e kw. — Zr. H. van Ingen Se- pandjang 4e kw.— Br. G. Bal Pekalongan Jaar- abonn. 1937 —Mevr. L. W. Pielat Kediri 3e kw. — Hr. P. Bussink Djatirogo 4e kw. — Mevr. E. van Helden Malang 4e kw.— Br. Oei Liang Tjwan Batoe 4e kw. — Zr. H. van Heemskerck S'baia Ie h.j. '37 —Zr. Manuhutu Palembang 4e kw.— Hr. C. F. van den Ende Djocja 4e kw—Br. D. Bosschart Poerwakarta 4e kw. — Br. A. L. Ed wards v. Muijen Bat.-C. 4e kw. — Zr. J. Horsting Semarang Ie h j.'37 — Br. Ch. J. Wouters Mr. Cornelis 4e kw. — Fam. L. J. Spier Magetan 4e kw. — Zr. Kooken Malang 2e h.j.-Zr. E. von Spall Lawang 4e kw— Zr. Vons Lawang 4e kw. —Br. A. R. Neijndorff Sidoardjo 4e kw. — Zr. N. Mowilos Blitar 4e kw. —Br. N. J. Tönjes Probo- linggo Ie kw '37—Br. J. W. Damwijk Kalianget 4e kw.— Br. J. F. Beijen Poerwakarta 4e kw.— Mevr. Reindorp Malang Nrs. 23, 24, 4e kw. en Ie kw '37—Zr. L. Neuhaus Bandoeng 2e h.j.— Fam. Lubeck Sf. Krebet 4e kw.—Br. M C. Wolff Lahat 4e kw. en Ie kw.'37— Br. G. van Thiel Palembang 4e kw. —Br. F. Lumoindong Makas- ser 4e kw.— Zr. Bastiaans Lawang 4e kw.— Br. K. B. Que Ambon Ie h.j.'37-Br. J F Knuflook Magelang 4e kw. — Zr. Ch. Weber Bandoeng Jaarabonn. '36— Fam. van Gestel Kediri 4e kw.— Hr. Ass. Res. Reusink Kediri 4e kw — Zr. Kny- pers Kediri 4e kw. — Zr. A. Makaliwé Mr. Cor nelis 4e kw.—Zr. E. Buschkens Japara Ie h.j.'37 — Br. E. Deetman Bagan Siapi-api Ie kw.'37— Br. W. de la Croix Sidoardjo 2e h. j . — Mevr. Romswinckel Zeist Ndl. 4e kw.— Voo r het werk des Heeren. December 1936. Verzorging armen, weezen, gebrekkigen enz. te Gambang Waloeh, te Kediri en te Lawang, benevens opleiding Jonge Werkers. Fam P. te N. „ Reiche Sb. Gemeente Madioen Fam. J. |asper Modjokeito Br. H, Cornelisse Lawang Zr. E. von Spall Lawang Zr. J Horsting Semarang Br. A. K. v. d. Ploeg Sindanglaja Br. en Zr. Morren Tanggoel N. N. Tdjl. Fam. Tan Kiem Soen Ambarawa Lichting 3 ets. busje Tanggoel Zr. M. J. Temanggoeng f 40.— 2.50 7 50 5.— 5 — 20.— 2 50 2 50 15 — 10. - 10. - 3 - 25. - - 20 - Br. Gouw Keng Hoo Bat.-C. (voor de Werkers) f 10.— Zr. N. Mowilos Blitar „ 5 — Lichting busje 3 ets. fonds Sidoardjo „ 2.30 Losse nummers „Gouden Schooven". December 1936. Br. J. Morren Tanggoel 2 X f 2 50 Zrs. Delie en Patist Lawang Zr. N. Jansen Probolinggo Br. H. Tirion Semarang Zr L. Njio Batoe „ Malang „ Kediri „ Soerabaia „ Lawang 5. - 3. - 2.50 4 50 9 — 13. - 5.— 3 - 7.50 Nieuwjaarsadvertenties* g Familie T ö n j e s. g g Probolinggo i met hartelijke (9 §) Djember > gelukwensch (§ | Bandoeng ) 1 - 1 -1937. | *<S&i5©<36><56>c36>(56>Cg5>(SÖXge>(S5x55)<SB><3©cS5><36>c36)<^iâ„¢ i V T Br. en Zr. N o 11 e n Lawang, wenschen de gemeenteleden Gods zegen toe in 't jaar 1937. va j m s Familie C. Brugge , echtgenoote m • - en kinderen, v P. f. 1937, Djocja. *t= =&= *¥ De Gemeente M a d i o e n wenscht het jgj B. Hoofdbestuur en alle afdeelingen van p |! de Pinksterzending een gelukkig Nieuw- p. jaar en Gods rijken zegen toe. j| % m I [ Bij den ingang van 1937 biedt onder- geteekende hare hartelijke zegenbeden aan. God zegene u allen. Zr. E. Bastiaans—Ambarawa Kers t g a ven. ! I In zeer hartelijken dank ontvangen van: Br. H. Cornelisse Lawang N N. Solo Zr. G. Martin Macasser Br. Matthey Bawèn Zr. E. Bastiaans Ambarawa f 5. - 5.— 5. - 250 5 — Fam. Krancher Paree. Een kistje kleeren. „ Gabeler Ngoenoet. Kains en katoentjes. Zr. Aussems Bandoeng. Kains en kabaja's. Br en Zr J. Jasper Modjokerto f 5.— Br. W. J. de Graaff Salatiga „ 5.— Zr. J. Pieters Sb. „ 5.— Fam. F. van Middelkoop Kasri „ 5.— Johannes en Salomé Tauggoel „ 0.Q0 Zr. Best Lawang „ 1.— Zr. J. vd. Scheer Lawang. Genaaide kleeren, dekens, sarongs enz. Zr. C. de Graaff Bangkalan. 1 mandje kleeren. Gemeente Lawang door middel Jonge Werkers: „ 30.— „ Soerabaia door middel Zrs. Patist en Delie : „ 27 45 benevens speelgoed, stalen en andere goederen van toko's, handelshuizen en gemeenteleden. Zr. E. von Spall Lawang. Kains en een deken enz. Gebruikte kleeren van velen/ God zegene u! Van iemand die onbekend wenscht te blijven f 50.— Zr. Vincent Kediri. Kains en Katoentjes. Zr. Timmerman Batavia. Baadjes en kains. Zr. Regensburg Lawang. Genaaide kleederen. Fam. Nolten Lawang „ 3.— Br. Schreiner Malang „ 10.— Br. J. Monnereau Kraksaan „ 5.— N. N. Bat. Centrum „ 2 50 Zr. N. v. d. Berg Soerabaia „ 2 50 Br. C. H. Hoedt Kasri „ 2.50 Br. Gouw Keng Hoo Bat.Centr. „ 5.— Zr. L. van Moerkerken Sengon „ 5.— Zr T. Siegel Djatiroto „ 5.— Zr. L. Neuhans Bandoeng „ 2 — Br. Lie Siok Oen Lawang „ 1.— Fam. Weigel Solo. 1 kistje kleederen Zr. Koch Malang. Genaaide kleederen, stroop enz. N. N. Tdjl. „ 10 — Mevr. Dr. Haeberlein Batoe „ 1.50 Fam. Perret Lawang. Kabaja's en kains Fam. Bastiaans Lawang „ 2.— Zr. Klerks Sb. Kleeren en speelgoed Zr. Meskes Sb. 1 pakje kleeren Mevr. v. Hiel Sb. id. Zr. Pelle Sb. een mand kleeren Mevr Schut Sb. 5 pakje kleeren Zr. Andries Sb. 1 mandje kleeren Zr. de la Croix. 1 mand kleeren Fam. Stové Lawang id. Mevr. Romswinckel Zeist „ 0.75 N.N. Bandoeng (voor Gamb. Waloeh) „ 2.50 Mevr. O. Hisgen Semarang „ 2 50 Zr. Weber Bandoeng „ 5.— Zr. Coert Lawang „ 1 — Br. v. d. Kerk Lawang „ 0 50 Fam. Sleebos Tanggoel. 1 mandje kleeren. „ v. d. Ploeg Sindanglaja. id. „ J. Morren Tanggoel „ 10 — Jongelieden-pinkster-naaikrans Amsterdam 1 pak oto's en geschenkjes.
Abstract (if available)
Linked assets
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
Conceptually similar
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 13 (1937 July 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 17 (1937 September 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 03 (1937 February 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 10 (1937 May 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 02 (1937 January 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 06 (1937 March 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 16 (1937 August 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 12 (1937 June 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 08 (1937 April 15)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 15 (1937 August 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 11 (1937 June 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 23 (1937 December 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 07 (1937 April 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 05 (1937 March 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 21 (1937 November 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 09 (1937 May 1)
PDF
Golden sheaves, vol. 17 [sic, i.e. 21], no. 13 [sic, i.e. 1] (1949 January)
PDF
Golden sheaves, vol. 16 [sic, i.e. 19], no. 01 (1947 January)
PDF
Golden sheaves, vol. 17 [sic, i.e. 20], no. 01 (1948 January)
PDF
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 20 (1937 October 15)
Description
[description english/roman)] Missionary work of the Pentecostal movement in Indonesia
Asset Metadata
Core Title
Golden sheaves, vol. 10 [sic, i.e. 13], no. 01 (1937 January 1)
Alternative Title
Gouden schoven (
orig. non-english/non-roman lang./script
), Gouden schooven, 1937, nr. 01 (
orig. non-english/non-roman lang./script
)
Publisher
[S.l.]
(orig lang/script),
[S.l.]
(english/roman),
Pentecostal movement in Indonesia
(original),
Pinkstergemeente in Nederlandsch-Indië
(original),
University of Southern California. Libraries
(digital)
Tag
OAI-PMH Harvest
Place Name
Indonesia
(states)
Format
periodicals
(format)
Language
Dutch
Permanent Link (DOI)
https://doi.org/10.25549/pcra-c14-212039
Unique identifier
UC11125530
Identifier
Gouden-schooven-1937-01.pdf (filename),CT.05443.- (identifying number),pcra-c14-212039 (legacy record id)
Legacy Identifier
Gouden-schooven-1937-01.pdf
Dmrecord
212039
Format
periodicals (format)
Rights
VU University Library is owner of the Hollenweger collection and has the Azusa collection on loan from Azusa Hogeschool Zwolle
Source
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
(subcollection),
Pentecostal and Charismatic Research Archive
(collection)
Access Conditions
Creative Commons: Attribution-NonCommercial-NoDerivates CC BY-NC-ND
Repository Name
VU University Library, The Netherlands
Repository Location
VU University Library, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, The Netherlands
Repository Email
secretariaat.ub@vu.nl
Tags
Folder test
Inherited Values
Title
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands