Close
Home
Collections
Login
USC Login
Register
0
Selected
Invert selection
Deselect all
Deselect all
Click here to refresh results
Click here to refresh results
USC
/
Digital Library
/
Pentecostal and Charismatic Research Archive
/
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
/
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 11
(USC DC Other)
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 11
PDF
Download
Share
Open document
Flip pages
Contact Us
Contact Us
Copy asset link
Request this asset
Transcript (if available)
Content
s 3e. jaargang. November 1927. No. 11. HAND. I A Jezus Christus is Dezelfde gisteren, heden en in der eeuwigheid. 5t>0<JS E Ons Evangelie is: Jes. 9:5. Jezus,deeenigsteVerlosserenZaligmaker. iJSSS*-» 1 • iE * Ie zus, de allergrootste Geneesheer. mwLsJvi. J ' ö Hand. 10:38. Jezus, de Doopermetden Heiligen Geest. jfiy^J. /Hand! 11:10, 16. Jezus, de komende Bruidegom, Heere en (Wraa l Matth. 2R • Koning der Koningen. ( Matth. 25:6. Hand. 1 : 11 //""Et. 7ERci!< J ^ = \ \ \ V TEMAI-560ENS ) / ®t>i Pag. 2. £>€> PI N KSTE R KRACHT. Maandblad voor de verheerlijking van Jezus. Jezus Christus, de Zoon van God, komt spoedig om Zijn Gemeente op te nemen.- De Heilige Geest is gezonden tot de wonderbare taak om de Bruid klaar te maken.- —Zijn roepstem is dan ook: „Ziet, Hij komt, gaat uit Hem tegemoet."- Onder Zijn leiding verkondigen wij in eenvoudige woorden de boodschap van dit uur: „Bereidt u om uw Heer en Bruidegom te ontmoeten in de wolken".- Kinderen Gods, vereenigt u tot ernstig gebed om een machtige uitstorting van Zijnen Geest en een groote opwekking, opdat veler leven moge zijn: „voor de glorie van Jezus"- ,,Pinksterkracht" is het officieële orgaan van de Pinkstergemeente in Ned. Indië en het zal gaan van kracht tot kracht en van overwinning tot overwinning voor de verheerlijking van Jezus.- Abonnementsprijs: f 1,50 per jaar (binnenland) f 2.40 (buitenland.)- Redactie: F. N. M. van Abkoude - Magelangsche weg No. 5. Djokja. Vaste medewerkers: onze Evangelisten, met medewerking van vele anderen. Administratie: „Hoofdbestuur Pinkstergemeente". Polakstraat No. 1. Soerabaja: Samenkomsten. Soerabaja: Kawattan 14.G. Ond. belang. Sitoebondo: Br. Wolzogen. Bondowoso: Br. Keasbertij. Tjepoe: - Brs. Lumoindong en Hornung. Salatiga: Zr. Determijer Vorst. Temanggoeng: Br. Horstman. Djokjakarta: Magelangsche weg 5. Bandoeng: Pasirkaliki Zuid 18.- Mr. Cornelis: Yap Djenetweg 7. Weltevreden: Gang Kadiman 13. Adres Evangelisten. F.G. van Gessel. ^ Polakstraat 1. W . Mamahit. S, Soerabaja. D. Weenink van Loon. Julianalaan 20. Bandoeng, F. van Abkoude. [ Magelangsche weg 5. ) Djokjakarta. H. E. Horstman. ( Zr. M.A. Alt. \ Zr. M. Hansen. Temanggoeng. Bondowoso. Verstaat den Wil des Heeren: „Wordt vervuld met den Geest".— Inhoud: 1. De begeerten uws Vaders 2. De woorden van dit leven. 3. Als het vuur valt. 4. Bijzondere beloften aan Ouders. 5. Opwekkingslied 6 Nama Jezus. 7. Ach, djanganlah daging melainkan Roh Koedoes. 8. Tjinta jang pertama dan penghabis^n. 9. Bahwa mataharimoe tiada akan masoek lagi. u Pag. 3. DE BEGEERTEN UWS VADER. S Jezus zeide tot hen: ..Gij zijt uit uwen vader den duivel, en gij will de begeerten uws vaders doen.'(Joh. 8:44) Deze woorden van Jezus zijn voor het geheele menschdoinvan toepassing. Er was maar één Mensch, >öie Zijnen hemelschen Vader altijd gehoorzaamde en in alles Zij nen Wil deed en die Mensch was: JEZUS . Maar het gansche menschdom hier op aar de luistert veel liever naar den stem van Satan en ah hij hen influistert: „Geloof mijne woor den, gehoorzaam mijn stem en gij zult als God zijn," dan gelooven zij deze oude Pa radijsleugen en dan volgen zi) hem heel ge willig en gedwee. Waarlijk, zoo is het en als ge opmerkzaam toekijkt en luistert, dan ziet en hoort ge het dagelijks om u heen. Over het algemeen hoort de aardsche mensch niet graag de volle waarheid; hij vindt het Woord van God zoo hard en zoo pijnlijk scherp en daarom luistert hij veel liever naar de honigzoete taal van den vader der leugen. Terecht zegt Jezus daarom tot den aard- schen mensch: "Waarom kent gij Mijn spraak riet? Waarom kunt gij Mij niet gelooven? Het is omdat gij niet uit God zijt, want die uit God is, hoort Mijne woorden, Gij zijt uit uwen vader den duivel en gij WILT de begeerten van uwen vader den duivel doen." Hier legt onze Heiland Zijn vinger op de kankerwond van het gaosche menschdom. Hij toont u hier de verborgen oorzaak van uw jammerlijken toestand, van uw bitter leed en uw ellendig bestaan. De aanraking van Zijn hand doet u pijn, maar Hij is geen zachte Geneesheer, die stinkerde wonden maakt. Hij wil u genezen en daarom zegt Hij u de waarheid: "Gij zijt uit uwen vader, den duivel en gij WILT de begeerten van uwen vader doen." Het is dus uw eigen schuld. Her is uwe ONWIL en uwe ON GEHOORZAAMHEID aan God. God schiep den mensch naar Zijn Beeld, naar Zijne gelijkenis en daarom gaf Hij aan Adam en Eva een vrijen wil, opdat zij Hem geheel vrijwillig zouden liefhebben en gehoor zamen. Welk een voorrecht, dat Hij hen verhief boven het redelooze gedierte en dat Hij hen het verstand en den wil gaf om Zijne natuurwetten te beheerschen en ze dienstbaar te maken aan hunne plannen. Welk een macht en een heerschappij gaf Hij daarmede aan.den mensch! Weet ge wat fi&Czeggen wil om naar Gods Beeld geschapen te zijn? Onze God heeft een almachtigen en vrijen Wil, waar door Hij alles doet wat Hem behaagt en als Hij zegt, dat Hij den mensch naar Zijn Beeld geschapen heeft, dan beteekent dit, dat Hij ook aan Adam en Eva een krachtvol- len wil gaf, opdat zij verantwoordelijk zou den zijn voor huone daden. God had hen gezegd, dat zij niet van de verboden vrucht mochten eten, maar Satan, de vader der leugen bedroog hen en toen deden zij naar zijnen wil en naar zij ne onreine begeerten. Zij vielen dus door hun eigen ongehoorzaamheid en door hun zondeval werd het menschdom een zondig geslacht, dat voortdurend vijandig staat te genover Gods Woord en met begeerigheid de verlangens van het vleesch, de wereld en den Booze wil doen. Door de zonde werd hun vrije wil een dienstknecht der zonde en daarom WILLEN zij allen de be geerten van den vader der leugen doen. De eenvoudige waërheid van dit Para- dijsverhaal is oorzaak, dat er door alle eeu wen heen een storm van verontwaardigd verzet tegen God en Zijn Woord over de gansche aardbodem kwam. De algemeene woede van het menschdom is gericht op één Persoon: God! Hoort gij hen daar door el kaar roepen en schreeuwen? Luister: "Als wij verantwoordelijk zijn voor onze daden, omdat wij naar Zijn gelijkenis geschapen zijn, hoeveel temeer zal God dan verant woordelijk zijn voor de Zijne? Hij heeft niet alleen ons, maar ook den Satan geschapen en van Zijne lippen kwam het eerste "V E R- B O D" en daarmede ook de kennis der zonde. (Gen. 2:9,16,17; Rom. 7:7) Hij heeft met een opzettelijke bedoeling den boom der verboden vrucht in het Paradijs geplaatst. Hij heeft alles tevoren geweten, voorzien en voorbeschikt. God is de Hoofdschuldige!" Zij vergeten, dat God het volste recht heeft om met het Zijne te doen, wat Hem behaagt en dat Hij alleen aan Zichzelven rekenschap en verantwoording schuldig is. Zeer zeker heeft God alles tevoren gewe ten en voorbeschikt, anders zou Hij niet de Almachtige en de Alwetende zijn, maar Hij heeft ook van te voren in alle dingen voor zien. Hoewel wij het niet verdiend hebben, zoo heeft het Hem nochthans behaagd, om aan ons rekenschap en verantwoording te geven van Zijne handelwijze in het Para dijs. En als gij, nietige mensch inzage wilt hebben van Zijne verantwoording, ga dan naar het kruis op Calvarie's heuveltop en daar zult gij het antwoord hooren van de ster vende lippen van Jezus, den Zaligmaker der wereld: „Het is volbracht!" „Alzoo lief heeft God de wereld (dus ook uw persoon) gehad, dat Hij Zijnen eenig- geboren Zoon gegeven heeft, opdat een ie- Pag. 4. gelijk, die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Want God heeft Zijnen Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordeelen zou, maar opdat de wereld door Hem be houden zou worden. Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is aireede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam van Gods eenigge- boren Zoon." (Joh. 3:1617,18) Gelooft gij reeds in Hem of is uw hart nog steeds in bittere vijandschap en opstand tegen God? * * * Wilt gij de begeerten van uwen hemel- schen Vader doen en Hem in alles gehoor zamen? Het is Zijn Wil, dat alle zondaren Zijn begeerten zullen doen en dat zij zich tot Hem zullen bekeeren met hun geheele hart en ziel en met al de kracht van hun wil en denkvermogen, Het is Zijn Wil, dat alle menschen zalig zullen worden en tot de kennis der waarheid komen. Daarvoor gaf Hij Zijn eeniggeboren Zoon als een smetteloos Verzoeningsoffer voor het gansche menschdom hier op aarde. Maar er is een grens, die wij niet straffeloos kunnen over schrijden en die grens heet: gehoorzaamheid aan God! Het is nooit Gods Wil geweest, dat er ook maar één ziel voor de eeuwigheid ver loren zou gaan. De waarde van een ziel is in Gods oogen meer dan alle aardsche rijk dommen tezamen en daarom gaf Hij als losprijs voor onze zielen het kostbaarste en dierbaarste van al Zijne rijkdommen: Hij gaf Zijn heilig Bloed en verbrak daarmede de slavernij der zondemacht. Gedenk de kostbare rijkdom van Zijn Bloed, gij kind van God. Gij zijt tot duren prijs gekocht en vrijgemaakt. Werp uwe ketenen van u af en wandelt als een kind en erfgenaam der vrijheid. Geloof in de verlossende kracht van Zijn heilig Bloed en Hij zal uw geheele innerlijk reinigen van alle smetten en vlekken der zon de. Is uw hart en geweten, is uw wil en uw verstand reeds gereinigd en gewas- schen in het dierbaar Bloed van Jezus Chris tus of zijn uwe gedachten en gevoelens nog steeds onder de macht van den Booze? Be keert u met uw gansche hart tot Hem en verlaat het pad der ongehoorzaamheid. Sta op! Ontwaak uit uwen doodsslaap en Chris tus zal over u lichten! Vele geleerde menschen zeggen met een vroom gezicht, dat een zondaar zich niet bekeeren kan. Zij zeggen met een zeer ern stig gelaat, dat niet alle zondaren gelooven kannen. Zij stellen God absoluut aansprake lijk voor het verloren gaan van de oube- keerde zondaren. Zij belijden als hunne ge loofsovertuiging, dat God voor de glorie van Zijn Naam een bepaalde groep heeft uitverkoren en dat Hij voor de glorie van Zijn Naam vele duizenden zielen verloren laat gaan voor de eeuwigheid. Deze geleer de menschen verkondigen dus met zeer veel menschelijk wijsheid, dat God een zeer wree- de en booze God is, want zij verontschul digen niet alleen de ongehoorzaamheid der onbekeerde menschen, maar zij blijven God voortdurend aansprakelijk stellen voor de gevolgen der zonde, niettegenstaande Hij daarin reeds volkomen voorzien heeft door het Bloed van Zijnen eeniggeboren Zoon. Wat een zwarte ondankbaarheid om zooiets van God te veronderstellen! Is God dan niet volkomen verantwoord door het Bloedoffer van Zijnen geliefden Zoon? En waar blijft dan de verantwoordelijkheid van den mensch, die naar Zijn Beeld geschapen is? Wij zijn geen willoore machine'» en God heeft ons niet geschapen, opdat wij machi naal zalig zouden worden en machinaal ver loren zouden gaan. Hij heeft ons naar Zijn Beeld en naar Zijn gelijkenis geschapen, op dat wij evenals Hij in staat zouden zijn om behoorlijk rekenschap te geven van onze persoonlijke daden. Stel uzelven eens de vraag: „Ben ik een zelfbewust, redelijk en zedelijk wezen, begaafd met een geoefend verstand en met een energieken wil of ben ik een willoos instrument zonder ziel en geest?'' Beantwoord deze vraag eens voor uzelven en toets het nauwkeurig aan de uitspraak van Gods Woord. Door de zondeval van Adam en Eva in het Paradijs is het verstand van het mensch dom wel verduisterd door de zonde, maar het is niet werkeloos gebleven. Het denk vermogen van den gevallen mensch is wel gewikkeld in een weefsel van duisternis en daardoor zeer belemmerd en verminderd in denkkracht, maar het is nog altijd een mach tig talent in het koninkrijk van den Booze. De mensch gebruikt dit talent niet voor de glorie van Zijnen Schepper, maar hij gebruikt het helaas als een machtswapen tegen de waarheid van Gods Woord. Het geweten van den zondaar is wel bevlekt en veront reinigd door de verderfelijke invloed der leugenmachten, maar hoewel daardoor zeer verzwakt, zoo getuigt het nochthans met kracht tegen onze booze hartstochten. En de sterke, vrije wil van den mensch is door de verleiding der zonde wel verdorven en onheilig geworden, maar hij is nog steeds een machtig exploitatiemiddel in den dierst van den Mammon. Velen zullen niet accoord gaan met dit getuigenis der waarheid en zij zullen straks tot u zeggen: „Ge vergist u. Door de zon deval in het Paradijs is de mensch een wil- looze slaaf van de zonde geworden. Hij is totaal onmachtig geworden en kan zich niet meer bekeeren tot God. En al zou het Licht dar wereld hem nog zoo bestralen, hij is machteloos en kan de hem aangeboden ge nade van God niet aannemen. De mensch heeft een onvrije wil en daarom kan hij zijn leven niet in den dienst van God geven. God moet het alles doen. Hij is verantwoor delijk voor den machteloozen toestand, waarin wij, arme zondaren verkeeren en daarom vallen en struikelen wij iederen dag weer opnieuw. Het is Gods wil en daarom, gij o mijn ziel, weeS\ stil en berust in uw lot." Maar als ge een kind van God zijt, dan is het uw plicht om hen de waarheid te zeg gen en van deze dwaling te genezen. De mensch is geen willooze slaaf van de zonde, maar hij is een vrijwillig dienstknecht van de zonde, van het vleesch en van de wereld. De mensch gehoorzaamt uit vrije keuze en geheel vrijwillig aan den roepstem van zijnen Meester, onverschillig wien hij dient: God of Satan. Het is een schitterende leu gen van Satan, dat de mensch een armza lige, willooze slaaf is van zijne hartstochten. Hij weet zeer goed, dat deze verschrikkelij ke gedachte een verlammenden invloed heeft op uw innerlijk weerstandsvermogen en hij doet het met de opzettelijke bedoeling, dat ge u volkomen weerloos aan zijne klauwen zoudt overgeven. Daarom zal hij u altjjd wijs maken, dat ge totaal machteloos zijt en dat ge veroordeeld zjjt om hier op aar de als een slaaf van de zonde te wandelen. Foeil wat een leugen! Maar intusschen zult gij de nadeelige ge volgen van deze verderfelijke leer aan uzel- ven ondervinden, zoolang gij zijne leugens gelooft. Wederstaat den duivel en hij zal van u vlieden! God heeft u naar Zijn Beeld gemaakt, opdat ge evenals Hij in staat zoudt zijn om uzelven te beheerschen. En al is het ook waar, dat uwe zelfbeheersching door de zonde zoodanig verzwakt is, dat het ternauwernood weerstand kan bieden aan uwe hartstochten, het is (dankt God) nog niet weerloos of gebroken, Het mag krom of verbogen z(jn, maar het is nog niet kapot. Als het waar was, dat de mensch een willoos werktuig was van den Booze, zoo dat de duivel kon doen en laten, wat hij wilde, dan zou er geen mensch meer bestaan op den aardbodem. De duivel is een men- schenmoorder en hij was het niet alleen van den beginne, maar h(j is het nog steeds. (Joh,8:44) OUJ. Weet ge watvieggen wil? Hjj is de Ver derver en de grootmoordenaar van het menschdom en als het alleen aan hem lag, dan zouden wij werkelijk zijn willooze sla ven zijn, maaiyin het graf en in den hel. Hij is de vorst van het doodenr(jk en zijn eenigste begeerte is: „verderven!" Straks Pag. 5 komt er een tijd, dat hij aan zijne begeer ten den vrijen teugel kan geven en wat of dat voor het menschdom zal beteekenen, leest ge in Matth. 24:21,22: „Alsdan zal groote verdrukking wezen, hoedanige niet geschied is van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet meer zijn zal en 200 die dagen niet verkort werden, geen vleesch zou behouden worden." Als de Booze vrij spel had hier op aarde, dan zou de gansche aardbodem één groot kerkhof zijn. Neen, de mensch is geen willooze slaaf van den Booze. Hij is of een vrijwillig die naar van God en dan doet hij dat met zijn geheele hart en ziel, of hij is een fanatiek volgeling van den Overste der duivelen en dan bemint hij de wereld met al hare schat ten. Jezus heeft het zelf gezegd: „Niemand kan twee Heeren dienen. Of hij zal den eenen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den eenen aanhangen en den ande ren verachten. Gij kunt niet God en den Mammon tegelijkertijd dienen." (Matth. 6:24) Welken Meester kiest gij: God of Satan? God zegt in Zijn Woord: „Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zoo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want alles wat in de wereld lm namelijk de begeerlijkheid des vleesches en de begeerlijkheid der oogen en de grootschheid des levens is niet uit den Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en al hare begeerlijkheid, maar die den wil van God doet, blijft in der eeu wigheid." Jezus zegt: „Mijn schapen hooren Mijn stem en zij volgen Mij. Maar eenen vreem de zullen zij niet volgen, omdat zij de stem des vreemden niet kennen." De bokken de zer wereld zullen Jezus niet gehoorzamen. Zij volgen de roepstem van hun verleider en zij zullen de gevolgen van hun onge hoorzaamheid dragen. Satan is de groote verleider van het menschdom en hij zal u de rijkdommen de zer aarde en de vriendschap der wereld aan bieden, als ge hem wilt volgen. Gedurende de verzoeking in de woestijn zeide hij tot onzen Heere Jezus: „Zie al deze koninkrij ken der wereld. Ik zal U al deze macht en heerlijkheid geven, want zij is mij overge geven en ik geef ze, wien ik ook wil. In dien Gij mij dan zult aanbidden, zoo zal het alles Uwe zijn." Maar Jezus zeide tot hem: „Ga weg van Mij, Satan! want er is geschreven: Gij zult den Heere, uwen God aanbidden en Hem alleen dienen." Satan zal ook u verzoeken en trachten om uwen dienst te koopen met de door hem onrechtmatig verkregen schatten der wereld. Maar als ge zijn vriendschap aan neemt, dan verliest ge ontzaglijk veel: na melijk de vriendschap van uwen Heiland en Pag. 6. Zaligmaker. Gods Woord zegt: „Weet gij niet, dat de vriendschap der wereld eene vijandschap Gods is? Zo o wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld." (Jac. 4:4) Geef uzelven ernstig rekenschap van uwe keuze. Ge kunt onmogelijk twee Heeren die nen, want aU ge dat doet, dan zal het re sultaat van uw godsdienst zijn: een lauw en smakeloos Christendom, En God zegt: „Als het zout smakeloos is geworden, dan is het nutteloos om het nog langer te gebruiken. Als ge noch koud, noch heet, maar lauw zijt omdat gij twee Heeren wilt dienen, dan zal lic uit Mijnen mond spuwen." Toen men aa» de^Joden vroeg: „Wat wilt yij doen met dezen Jezus, uwen Koning?" toen antwoordden zij: „Wij willen niet, dat deze Jezus koning over ons zij. Wij hebben geen anderen Koning dan den Keizer." Wat z3U uw antwoord geweetit -rrfn, als men u vrflsfg'fcof Jezus uw Koning is? F.v.A. DE WOORDEN VAN DIT LEVEN. DOOR EVANGELIST SMITH - W1GGLESWORTH. Maar de Engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis, leidde hen uit en zeide tot hen: „Gaat heen, en spreekt in den tempel tot het volk al de woorden van dit leven." (Hand. 5:20) Leest aandachtig het vijfde hoofdstuk van de "Handelingen der Apostelen", en ves tigt uwe volle aandacht op de beteekenis van de woorden, die de Engel des Heeren sprak tot Zijne discipelen: "Spreekt al de woorden van dit leven." Hier is sprake van het wonderbaarste en heerlijkste leven, dat op aarde mogelijk is, nl: "het leven van geloof in den Zoon van God." In dit leven is God zelf tegenwoordig; Hij leeft in ons en om ons heen. Het is een leven van me nigvuldige openbaringen en werkingen des Heiligen Geestes, een leven, waarin God zich voortdurend op een zichtbare, hoorba re en voelbare wijze aan de Zijnen open baart. In dit leven is er geen dood, want door het geloof zijn wij reeds van den dood overgegaan in het eeuwige leven. Het is een leven van werkelijkheid en als dit leven in ons lichaam aanwezig is en ons vervult met Zijne volheid, kan er in ons lichaam geen ziekte bestaan. Het is een leven zoo won derbaar, dat het boven alle beschrijving gaat en ik raad een ieder van u aan, om dit le ven in te gaan en het voor eeuwig te be zitten. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat ge u bevindt in de onmiddellijke nabijheid van dit leven en dat ge het toch niet kunt bezitten, omdat ge niet recht slaat voor God. Het kan mogelijk zijn, dat ge u straks bevindt op een plaats, waar God bezig is Zijnen Geest uit te storten en dat ge toch de zegen zult missen, die God zoo gaarne aan Zijne kinderen wil schenken. De oorzaak ligt dan geheel bij uzelven, ..hetzij door gebrek aan Gods kennis of door een geheel verkeerde opvatting van de god delijke genade. Onze God is een God van oneindige genade en Hij wil Zijn zegen uit storten over allen, die in het geloof hun hand uitstrekken naar de belofte des Vaders. Dit wonderbare leven in den Geest, dat Hij zoo mild en overvloedig schenkt aan Zijne kinderen is een genadegift. Maar sommigen denken, dat zij deze gave eerst moeten ver dienen en daarom tasten zij telkens mis. God vraagt niet naar verdiensten, maar naar eenvoudig, kinderlijk geloof. Zijn leven is geen natuurlijk of aardsch leven, maar het is een bovennatuurlijk, bovenaardsch le ven door de kracht des Heiligen Geestes. Ananias en Safira stonden beiden in de onmiddellijke nabijheid van dit wonderbare, goddelijke leven, dat zij in de Apostelen zagen en hoorden, maar zij konden het niet verkrijgen en het was hun eigen schuld. Zij wenschten dit leven te bezitten, maar zij dachten aan de mogelijkheid, dat dit leven zou kunnen falen en daarom besloten zij een reserve van hun kapitaal, van hun aard- sche en vergankelijke rijkdom voor zichzel- ven te behouden voor het eventueele ge val, dat dit bovenaardsche leven eens zou kunnen mislukken. Zij twijfelden aan de mo gelijkheid van Gods bovennatuurlijk leven en daarom wilden zij het eens "probeeren", en een achterdeurtje open laten om snel te kunnen retireeren als het mis liep. Zij had den, zooals vele menschen doen, als zij in moeilijkheden zitten, aan God een gelofte gedaan, dat ze Hem alles zouden geven wat zij bezaten en dat ze Hem zouden dienen met hun geheele hart. Maar de duivel der gierigheid kwam in hunne harten en daarom hielden zij hunne gelofte niet; zij bedrogen den Heiligen Geest en daarom gaf Petrus hen aan den Satan over. Wel gelukzalig is de man, die tot zijn ei gen nadeel zweert en zijn gelofte niet ver andert; die ziin gelofte aan God houdt en alles wat hij beloofd heeft gewillig aan Gods voeten nederlegt, Hij, die dit doet, zal nooit een dorre ziel bezitten, want God heeft be loofd, dat Hij de beenderen van dien man vet zal maken. Voor iemand, die zijne be loften houdt, bestaat er geen woestijn; hij is en blijft altijd groen en frisch en zijn ge loofsleven wordt sterker en sterker. Als wij zulk een krachtig geloofsleven willen bezit ten, dan moeten wij God in alles onvoor waardelijk vertrouwen en niets in reserve achterhouden. Ananias en Safira twijfelden aan het werk, dat de Heilige Geest in hunne dagen be gonnen was te doen. Zij vroegen zichzelf af, of het mogelijk zou kunnen zijn, dat God dit werk zou laten voortduren. In de laatste dagen, waarin wij nu leven, zijn er vele menschen, die dezelfde fout maken als Ananias en Safira. Zij twijfelen aan het werk, dat Gods Geest nu over den geheelen aardbodem bezig is te doen en als zij hoo- ren van uitstortingen des Heiligen Geestes en van groote opwekkingen met teekenen en wonderen, dan vragen zij zich af of dit werk nu wel voort kan gaan. Denkt ge dat deze Pinksteropwekkingen stopgezet zullen worden? Nooit, zeg ik u. God heeft deze vervulling van Zijne be lofte beloofd en zoolang Zijn belofte nog niet volkomen vervuld is, zal Hij Zijn eigen werk niet stopzetten. Toen George Step henson zijn eerste locomotief maakte, moest zijn zuster Marie zijn werk komen bewon deren. Zij bekeek het met een critisch oog en zeide tot haar broeder: "George, die machine zal nooit kunnen loopen." Hij zeide tot haar: „Stap in, Marie!" Zij zeide nogmaals: „Hij zal nooit gaan." „Wij zullen zien," zeide hjj, „stap maar in!" Ten laatste stapte Marie in- een gil van de lo- comotieffluit, een geratel en gepuf van de machine en daar vertrok hij. Toen schreeuw de Marie: „George, hij staat nooit stil, hij staat nooit van zijn leven stil!" De menschen bekijken onze Pinksterarbeid met een heel critisch oog en zij zeggen: „O! maar dit werk zal nooit voortgang kunnen hebben," maar als zij overgehaald zijn ge worden om deel te nemen aan dit wonder bare werk, dan zeggen zy allen zonder eenige uitzondering: „O! dit wonderbare leven zal nooit eindigen." Dit werk des Heiligen Geestes gaat in onze dagen nog steeds voort en er is geen ophouden aan den stroom van Zijn goddelijke genade: het zijn stroomen van liefde en leven, van inspiratie en kracht. Tongenprofetie met uitlegging: „Het is door het levende Woord, door Wien dit alles is. Het is door het Lam Gods en Hij is het Middelpunt van dit alles en Dezelfde gisteren, heden en in der eeuwigheid." In Gods leven zijn er wonderbare moge- Pag. 7. lijkheden en Hij heeft dit leven aan Zijne kinderen beloofd. Twijfelt niet langer en hoort met het oor des geloofs! Het is God zelf. Die in het midden van deze gezegende opwekkingen staat. Hij is de Persoon, ^i e het werk zal voortzetten, dat ge om u henen ziet en hoort in deze laatste tijden. Ik wensch uwe aandacht te vestigen op het feit, dat in de eerste gemeenten geen leugen kon bestaan dank zij de controle van den Heiligen Geest. Op hetzelfde oogenblik dat Ananias en Safira met een leugen in het hart en op hun lippen de Gemeente binnentraden, kwam over hen het oordeel des doods. En als de manifestatien van den Heiligen Geest in deze tijden, waarin wij nu leven, steeds sterker zullen worden, dan ge loof ik zeer beslist, dat het onmogelijk zal zijn voor menschen met een leugenachtigen geest om in ons midden te blijven. God wil en zal Zijne Gemeente louteren en reinigen en het levende Woord Gods zal zich in zulk een kracht van genezingswonderen en ge- loofsteekenen manifesteeren, dat er groote vreeze zal vallen op al degenen, die het werk des Heiligen Geestes zullen zien en hooren. Van een menschelijk standpunt gezien is de handelwijze van Annanias en Safira ia onze oogen misschien van een zeer geringe beteekenis en velen zullen het begrijpelijk vinden, dat zij een kleine reserve voor zicjh- zelven wilden achterhouden. Maar God ziet deze dingen geheel adders als wij. Hij strafte hen niet van wege het geld, maar vanwege het niet nakomen van hunne gelofte. (Zie Num. 30.2; Deut. 23:21 en Pred. 5:3,-4, 5.) Ik zeg u, dat ge God alleen kunt beha gen, als ge in het volle geloofsleven staat. God faalt nimmer. Hij kan nimmer falen. —Toen ik mij eens in de stad Bergen in Noorwegen bevond, kwam er in onze mee tings een jonge vrouw, die pleegzuster was in een hospitaal. Zij had een groot kanker gezwel op haar neus en het zag er heel vurig, opgezet en zwart uit. Zij vroeg om onze voorbede en ik vroeg haar: „Wat scheelt eraan.?' Zij zeide: „Ik durf mijn neus niet aan te raken. O! het doet zoon pijn." Ik zeide: „Let allen nu eens goed op den verschrikkelijken toestand, waarin deze plèeg- zuster zich bevindt. Ik geloof, dat onze God barmhartig en getrouw is en dat Hij deze ziektetoestand, die door de macht van Satan veroorzaakt is, teniete zal doen. Nu zal ik dezen duivelschen geest van krankheid be straffen in de almachtigen Naam van onzen Heere Jezus Christus en de pijn zal ver dwijnen. Ik geloof, dat God ons de bewijzen van Zijn genade zal toonen en daarom ver zoek ik deze jonge vrouw om morgenavond op onze meeting te komen en te vertellen wat God aan haar gedaan heeft." » O! wat is de macht der zonde toch af- Pag. 8. schuwelijk! Als ik een kankergezwel of iets dergelijks zie, dan weet ik, dat het niets anders kan zijn dan een booze ziektemacht; het is beslist altijd een demon en ik zal nooit gelooven dat het iets anders is. Kan zoo iets afschuwelijks ooit Gods werk zijn? God helpe mij om u al dit soort van werk te laten zien als duivelswerk en het te bewij zen. Ik lees hier in het gezegende Boek van God, dat Jezus onze krankheden op Zich heeft genomen en dat Hij onze ziekten ge dragen heeft en ik geloof in Zijn Woord. Als ik daarom een booze ziektemacht zie, dan voel ik, dat ik getrouw moet zijn in mijn bediening en dat ik die satanische macht moet uitwerpen. Ik legde mijn hand op den neus van de verpleegster en bestrafte de booze ziekte macht, die haar zooveel pijn veroorzaakte. Den volgenden avond was onze zaal zoo vol met menschen, dat het wel scheen alsof er voor niemand meer plaats was in het geheele gebouw. Onder de toehoorders zag ik de verpleegster en ik riep haar, zeggen de: „Hier is de vrouw met de neus!" Ik vroeg haar om een getuigenis en zij kwam en liet aan de geheele zaal zien, dat God haar absoluut genezen had. O! ik zeg u: Hij is nog dezelfde Jezus! Hij is en blijft DEZELFDE. Alle dingen zijn mogelijk, in dien gij in God durft te gelooven. R. v. A. ALS HET VUUR VALT. DOOR ZR. A1MEE SEMPLE MÓ.PHERS0N. (wordt vervolgd) Gedurende onze tentmeetings in Onset Baij Precies een week na de opening van on- gaf de Heer mij de opdracht om naar het ze samenkomsten, kwam de vurig afgebeden stadje Corona te gaan. Wanneer ik begon doorbraak. Een Zondagschoolonderwijzer te bidden, zag ik telkens de naam: „Corona" vt^n^en der grootste Kerken met eenonbe-U in duidelijke letters voor mijn geestesoog enX vrouw van een aanzienlijk ingezetene was daar ik den Heer om een schrijfmachine ^sproken levenswandel was een der eersten, gevraagd had, dacht ik eerst, dat Hij mij een die gedoopt^ werd met Gods Geest. De Corona schrijfmachine zou geven. Maar ter wijl ik hieraan dacht, kwam er opeens een brief van een kleurlinge uit het stadje Corona met het dringend verzoek of wij wilden o- verkomen om in haar woonplaats meetings te houden. Terwijl ik dezen brief las, over tuigde de Geest van God mij, dat ik er heen moest gaan. Toen wij in het stadje kwamen, leek de toestand op het eerste gezicht hopeloos. Be halve onze kleurlinge, was er nog niemand met Gods Geest gedoopt; bovendien konden wij nergens een zaal voor onze sa menkomsten vinden. Iedereen begon te twij felen of de roepstem uit Corona wel van God was, maar ik had de vaste overtuiging, dat de Heer ons gezonden had naar Coro na en daarom hielden wij sterk aan in het gebed. Eindelijk kregen wij toestemming van de Zweedsche Kerk om daar onze samen komsten te houden. Van den beginne aan was het gebouw vol met menschen, die allen zeer nieuwsgie rig waren om het Pinksterevangelie te hooren. De verschillende Kerkbesturen hadden hunne leden gewaarschuwd om zich niet in te laten met het Pinkstervolkje, dat in vreemde tongen sprak en dit gerucht had zich snel door het stadje verspreid met het gevolg, dat zij juist kwamen toeloopen om met groote belang stelling naar onze boodschap te hooren. da- tweede yl"n toen de altaar—oproep kwam om zich naar voren te begeven, stroom den er vele Kerkgangers naar het altaar om te bidden voor den Geestesdoop. Daar zij nog nooit een echte Pinkstermee ting hadden meegemaakt, waren zij erg stijf en onbeholpen, maar daar ik wist, dat hun ne predikacten hen gewaarschuwd hadden tegen mij, dat het alles maar hypnotisme was, wilde ik hen de handen niet opleggen of tegen hen spreken, maar ik .bleef bij mijn stoel in ernstig gebed neergekield: „O! Heer, zend het vuur! Verheerlijk uw Woord juist nul- Toen geschiedde het, dat Mevrouw John Lake, die uit haar knielende houding bij het altaar was opgestaan en weer op haar stoel was gaan zitten, opeens onder de kracht Gods kwam en zij viel met haar hoofd op den schouder van haar echtgenoot. Het publiek zeide: „Zij is flauw gevallen! Gauw, haal water!" Maar ik wist, dat zij niet flauw was gevallen en Ut bleef doorbidden: „Heer! zend hét vuur! Doop haar juist nu!" En zie! terwijl de gansche menigte om haar heen stond en voordat het water gekomen was, daar vulden haar longen zich met den adem des Geestes; haar kin begon te beven en tot groote verbazing van allen brak zij los in vreemde talen. Zij sprak in een bekende taal met een duidelijke, zuivere uit- spraak en haar aangezicht glansde van de heerlijkheid Gods. De een zeide tot den aüder: „Wat denkt ge hiervan?" En weer anderen zeiden: „O! is het niet wonderbaar! Ik verlang ook naar zoo'n ervaring!" Het nieuws, dat deze welbekende dame gedoopt was verspreidde zich snel door het stadje. Den volgenden avond werden er drie personen gedoopt, en.zij spraken in tongen en er kwamen 4l4>ermeer bezoekers op onze samenkomsten. Na een week lang in de Kerk samenkom sten te hebben gehouden, noodigde de pre dikant W.K. Bouton ons uit om in zijn Kerk te spreken op een Donderdag-avond. (Na zijn menschen gewaarschuwd te hebben om niet bij ons te komen, was hij zoodanig van meening veranderd, dat hij ons inviteerde.) Defieet had hem overtuigd van de waarheid, dat er nog diepere en heerlijker zegeningen voor hem en zijn Kerk waren. Den avond waarop wij in zijn Kerk zou den spreken, vroeg ik den Heer, om mij vrijmoedigheid in het spreken te geven en niet bevreesd te zijn voor de predikanten, die achter mij op het platform zouden zit ten; ik smeekte Hem om kracht en vrijheid in de- prediking van Zijn Woord en prijst God! Hij kent onze zwakheden en verhoort onze beden. Terwijl ik sprak, brak het publiek tel kens los in hartgrondige „Amens" en „Hal leluja's" en ik voelde, dat ik onbevreesd de waarheid moest spreken, zonder mij te laten weerhouden door de gedachte, dat ik misschien nooit meer uitgenoodigd zou wor den om in deze Kerk te spreken. Nadat ik uitgesproken had, ging ik weer zitten; Ik waagde het niet om een altaar oproep te doen in de Kerk van dezen man. De predikant stond op en zeide: „Hoe- velen van u gelooven, wat Zuster Mc Pher- son heeft verteld van den Geestesdoop met tongen? Zij, die verlangendynaar den Doop des Geestes op Bijbelsche wijze, verzoek ik hunne handen op te steken." Men vertelde mij later, dat alle handen omhoog gingen (ik ken niets zien, omdat mijn oogen vol waren van vreugdetranen). Het publiek rees als éen man overeind van hun ne zitplaatsen en zij begonnen allen te bid den. Deze Kerk was altijd gezuiverd geweest van wereldgelijkvormigheid en daarom wa ren zij gereed voor den Geestesdoop. Dien avond werden er drie personen gedoopt. Twee broeders, die elkander een jaar lang vermeden hadden, kwamen tot verzoening en terwijl zij elkander met tranen in de oogen de hand reikten, viel de eeng onder de kracht des Heiligen Geestes neer en sprak in tongen. Hartroerende tooneelen hadden er plaats en telkens als er een der gemeen teleden gedoopt werd, dan stroomden de Pag. 9. anderen naar hem toe om te zien en te hoo- ren naar deze nieuwe en voor hen zoo vreem de ervaring. De predikant daarentegen deed niet met hen mee, maar bij den kansel neergeknield, keek hij tusschen zijn vingers naar alles wat er gebeurde. Later vertelde hij mij lachen de, dat hij dit deed om een oogje in het zeil te houden en daarbij gedachtig was ge weest aan den tekst: „Waakt en Bidt." Tegen middernacht begon de stemming wat kalmer te worden en de Booze fluit- sterde mij toe: „Zij zullen allen zoo ontdaan en zenuwachtig over dit alles, dat ge nooit meer toestemming krijgt om hier binnen te komen." Maar de predikant zeide tot mij: „Zuster, het bestuur van deze Kerk is over eengekomen, dat ge net zoo lang moogt pre diken, als ge wenscht. Wanneer zullen wij de volgende meeting houden?'' Ik zeide tot hem: „Morgenavond.', Den volgenden avond was niet alleen de Kerkruimte gevuld met menschen, maar zelfs de vestibule en de kamers van de Zondags school en dien avond werden er zeven per sonen gedoopt. De predikant verzocht mij over den Geestesdoop met tongen te spre ken en ik deed het met groote vrijmoedig heid. Gedurende de altaardienst gluurde hij door zijn vingers naar de menigte van zie len, die met een gebroken hart bij het altaar neerknielden en belijdenis deden van hunne zonden. Den derden avond werden er ne gentien menschen gedoopt met den Heiligen Geest. Zij stoorden zich niets, maar gingen op in aanbidding, lof en prijs en hun oogen zagen alleen Jezus en niemand meer. O! glo rie voor Hem. Op een avond, dat ik aan het bidden was met een jonge dame, die onder de kracht des Heiligen Geestes was, zag ik de oogen van den predikant op ons gericht en ik wenkte hem om te komen, opdat hij alles van dichtbij zou kunnen gadeslaan. Hij kniel de neer naast de jonge dame, van wien hij wist, dat zij zeer vroom was en spoedig zag hij haar aangezicht met een hemelschen glans opgeheven, terwijl zij God aanbad in vreem de talen. Terwijl hij naar haar luisterde, kwam er een verheugde uitdrukking over zijn gelaat en zonder een woord te spreken keerde hij terug naar zijn kansel^ waar hij met gesloten oogen neerknielde en hij begon te bidden: „O! Heer, vervul ook mij. O! Heer, ver vul mij," Telkens en telkens weer bad hij dit eenvoudige gebed en Gods Geest dreef mij naar hem toe. In het begin aarzelde ik nog, maar ten laatste knielde ik naast hem neer en ik bad eenvoudig: „Heer! vervul hem." Ja, Heer, vervul mij," riep hij met sterke aandrang en „O, Heer, vervul hem", was het gebed dat mijn ziel vervulde. Pag. 10. Ik weet niet hoe lang wij gebeden heb ben, maar toen ik mijn oogen opende, zag ik hem heen en weer zwaaiende onder de kracht des Heiligen Geestes. Spoedig daar op viel hij achterover op zijn rug en rolde precies van het lage trapje in de holle ruim te van den kansel. Op dat oogenblik zeide iemand in de zaal tot zijn echtgenoote, die met groote belang stelling naar de andere gedoopten keek: „O! kijk eens, daar gaat uw William." Dit was voor haar te veel en zij rende naar haren man toe, al bevende en huilen de: „O, Will, spreek tot mij, spreek tot mij." Ik knielde naast haar neer en bad, of de Heer hem nu wilde doopen, opdat zijn geheele gemeente en ook de geheele stad overtuigd zou worden. Bevreesd, dat zij hem zou storen, zeide ik tot zijne echt genoote: „Uw man is onder de kracht van Gods Geest, lieve, gij zult hem toch niet storen, is het wel?" „O, hij gaat dood", zeide zij, „Ik weet^dat hij dood zal gaan. Will, Will, spreek tot mij." Ik kon haar niet langer terughouden, maar gelukkig werd juist op dat oogenblik de Gods Woord is vol verbonds-beloften aan ouders, die aanspraak wenschen te ma ken bij den God der gansche aarde op het heil hunner kinderen. „Wie is de man, die den Heere vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen. Zijn ziel zal vernachten in het goede, en zijn zaad zal de aarde beërven." (Ps. 25:12,13) Hij wandelt op het pad, hem door God aangetoond en woont zeker, ja vertrouwt in rustig geloof op de redding zijner kinderen. „Hallelujah, welgelukzalig is de man, die den Heere vreest; die grooten lust heeft aan Zijne geboden. Zijn zaad zal geweldig zijn op aarde, het geslacht der oprechten zal ge zegend zijn." (Ps. 112;1,2) „Ik zal hun eenerlei hart en eenerlei wet geven, om Mij te vreezen al de dagen, hun ten goede, mitsgaders hun kinderen na hen." Jer. 32.39) Ja, wij kunnen zelfs den Doop met den Heiligen Geest voor onze kinderen eischen, want God zegt in Jesaja 44:3 „Ik zal Mij nen Geest op uw zaad gieten en Mijnen zegen op uwe nakomelingen." In Jesaja 59:21 spreekt de Heere: „Mij atmgoande, dit is Mijn—verbood—met—hea: „Mij aangaande, dit is Mijn verbond met hen: Mijn Geest, Die op u is, en Mijne woorden, die Ik in uwen mond gelegd heb, die zullen van uwen mond niet wijken, predikant vervuld met den Heiligen Geest en terwijl zijn gemeenteleden ademloos toe luisterden, begon hij God te loven en te prijzen in vreemde talen en daarna begon hij in onbekende talen te profeteeren en de Heer gaf mij de uitlegging. Er kwam bood schap op boodschap en de uitwerking was overweldigend. Hier en daar vielen sommi gen op hun aangezicht, overtuigd van hun ne zonden en er viel groote vreeze op allen. Op het laatst stond de predikant op en terwijl hij op het platform op en neer liep, zei de hij „O, vrienden, ik moet tot u spreken." En hij sprak onder de zalving van den Hei ligen Geest, hen allen overtuigende, dat dit de belofte des Vaders was en dat zij allen vervuld moesten worden met den Geest, op dat zij hunne lampen met olie zouden ge reed hebben als Jezus kwam. In de twee daarop volgende weken wer den zoo goed als al zijn gemeenteleden en nog vele andere leden van andere Kerken gedoopt met Gods Geest. De gemeente van Corona en onze ervaringen van dat plaatsje zullen wij niet licht vergeten. noch van den mond van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaads," zegt de Heere, „van nu aan tot in eeuwig heid toe," Zelfs onze kleinkinderen zullen met den Heiligen Geest gedoopt worden, wanneer wij slechts beslag leggen op de beloften Gods. Petrus gaf ons op den Pinksterdag deze heerlijke belofte: „Want u komt de belofte toe en uwen kinderen." En na den Geestesdoop hebben zij ook recht op het vruchtdragende geloofsleven van den Geest: „Want al uwe kinderen zullen van den Heere geleerd zijn, en de vrede uwer kin deren zal groot zijn (Jesaja 54:13) Welk gezegend beeld van ouders, die hun kinderen aan de voeten van Jezus hebben gelegd: „een land, dat honderdvoudig vrucht voortbrengt." Uit „Die Verheissung des Vaters." (vert door Zr MA. Alt) B ij zonder e beloften aan Ouders. OPWEKKINGSLIED . (Voor Java !) Pag. 11 51713^3565 3 1.) Wij geven ons leven voor Java o Heer 55234 4 3 2 1765 En leggen ons al aan Uw voeten terneer 51713^3565 3 Gebruik ons, o Jezus, vervul ons metkracht 354 3 2554321 Bevestig ons woord door uwGoddlijke macht Koor 5 1..3 6 5.. 3 ! Voor Java, voor Java 552 3 4321765 Wij geven ons leven voor Java o Heer 5 1..3 6 5..3 Voor Java voor Java ! 5 5 2 3 4 3 2.1. Wij leggen ons al voor U neer. 2) Wij smeeken om levende stroomen o God, Geef teek'nen en wondren, den Satan ten spot Wij staan in de bres voor het volk van dit land En nemen de zege met vreugd uit Uw hand! 3) Wij zien in 't geloof Joel II reeds ver vuld En zaamlen het koren met liefde en ge duld. Wij nemen gansch Java, God hoort de gebêên. Ons leven, ons al, behoort Jezus alleen: door Zr. M.Alt. NAMA JE^ZËtS. Tiada soeatoe Nama dalam doenia jaag jang bisa menlelamatkan kami, meiainkan Nama Jezus. (Perboeatan Rasoel Rasoel 4:12) Halleluja! Soenggoeh Nama inilah jang menghiboerkan dalam doeka, dan beri senang dalam hati, beri koeat dalam penggodaan, dan beri kesemboehan bagi jang sakit. Te- tapi' banjak dari pada kita jang ta' maoe tahoe, bahwa Nama itoe ada berkoeasa se- kali, olehnja banjak soesah dan sengsara dalam hidoepnja. Soenggoeh banjak orang jang pakai Nama itoe seperti pakaian loe- aran sadja, tetapi hati tidak pertjaja sekali- kali. Manakala kita pakai Nama itoe dalam hati, maka boeah boeah kekoeasaannja di- rasa dan dilihat dalam kehidoepan kami hari hari, seperti: dengan Nama Isa maka segala kesakitan akan disemboehkan, segala barang jang kita perloe goena toeboeh kami dapat. Halleluja! Tetapi kasihan banjak orang jang ta' tahoe, bahwa Nama itoe ada lebih ber koeasa dari satoe tabib jang besar. Marilah hai pembatja, kami lihat sama sama dalam Indjil akan orang itoe jang bersandar dalam Nama Almasih. Koetika Daoed beloem djadi Radja dari orang Israel, maka Daoed ada seorang gem- bala. Sekali peristiwa koetika Daoed mem- bawa makanan kepada soedaranja di medan peperangan, maka dengarlah oleh Daoed akan soeara Goliat, seorang Filistin, jang mengolok akan orang Israel, dan mengolok akan Allahnja. Koetika Daoed dengar akan pengolokan itoe maka Daoed heran sekali kepada soedara soedaranja dan baSanja, ser- ta marah, karena dia dengar seorang chalaik mengolok akan Allahnja, sedang bangsanja tidak ingat lagi akan Allah Israel jang hi- doep, tetapi doedoek dengan takoet moelai dari Radja sampai kepada hamba. Kaoem Israël tahoe, bahwa Allah itoe ada Allah jang maha koeasa lagi hidoep, tetapi kasihan, koetika mereka lihat akan Goliat, dia orang takoet. Koetika Eliab, soedara Daoed, men- dengar soeara dan melihat tingka lakoe adik- nja, maka marahlah ia (sedang Eliab sendiri takoet.) Soeggoeh perkataan Eliab tidak se perti ini: Hai Daoed, koè riboet apa disitoe, koè toendjoek kepandaianmoe apa? Anak doea hari ini maoe datang toendjoek som- bongmoe disini? Ajoh, lekas poelang djaga domba, lekas! Tetapi poedji Nama Toehan, Daoed tra tahan dengar oiokan sebegini dari orang chalaik, kareca Daoed tahoe ia hidoep di- hadapan Allahnja jang berkoeasa.— Pem batja pembatja bisa mengerti tempoh itoe, koetika Daoed toeroen dikali dan ambil ba- toe, apa jang timboel dihati orang orang kelilingnja. Kaloe pada masa sekarang, ta' lain maka dia orang akan bilang: Hal Daoed, engkau gila? Engkau tanding Goliat jang perkasa dengan batoe? Engkau soedah mateng boeat Porong, Daoed? Tetapi Haleluja! Apa jang djadi dengan Daoed? Siapa menang? Dengarlah soeara Daoed, begimana dengan ketetapan hati oleh Pag. 12. pertjaja, ia berkata kcpada Goliat: Adapoen engkau datang mendapatkan akoe, jaitoe dengan pedang dan toembak dan perisai (schild), tetapi akoe datang kepadamoe de ngan Nama Toehan serwa sekalian alam, jaitoe Allah bala-tantara Israel, jang telah kau hodjat itoe. Maka pada hari ini djoega Toehan menjerahkan dikau kepada tangankoe, maka akoe akan memboenoeh dikau dan potong kepalamoe dari pada toemboehmoe dan pada hari ini djoega akoe memberi bang- kai bala-tantara orang Filistin kepada boe- roeng jang di oedara dan kepada binatang binatang djahat jang dipadang, maka akan diketahoei oleh segenap isi boemi bahwa pada orang Israel ada Allah; dan segenap perhimpoenan ini mengetahoei kelak bahwa Toehan menolong boekan dengan pedang dan boekan poela dengan toembak, melain- kan perang itoe Toehan poenja, dan Iapoen menjerahkan kamoe kepada tangan kami. Inilah perkataan dari seorang laki laki jang pertjaja tetap akan Toehan dan ia tahoe bahwa Toehan maoe permoeliakan Namanja ditengah tengah peperangan ini. Liatlah, dengan Nama Allah jang hidoep maka Go- Biarlah kita orang djangan menoeroet ke- inginan daging, tapi biarlah kita menoeroet djalan Roh. Keinginan daging itoe melawan Roh dan keinginann Roh melawan keingi nan daging. Daging dan Roh berlawan-la- wanan selaloe. Kita orang moesti tetap meminta doa dan berdjaga, selaloe mengoetjap sjcekoer sama Toehan. Siapa malas sembahjang, dia dalam daging. Siapa malas mengoetjap sjoekoer pada Toehan, dia koerang pertjaja pada Toehan, tidak tjinta Toehan. Orang sebe- gini ada dalam daging. Siapa toeroet kemaoean daging, kelihatan ditempat jang senangkan daging, seperti Stamboel, Bioscoop, komedi, tempat dansa, medja main djoedi, dan lain-lain tempat jang girangkan daging. Siapa jang berdjimat, per tjaja doekoen, lihat kartoe, bekin selamatan boeah 2 , makanan, potong ajam poetih boeat koeboeran khijai 2 , atau digantoeng dipohon, dll., dia tidak pertjaja dan tjinta sama Toe han Jezus. Orang begini hidoep lawan Roh Toehan Jezoes meskipoen dia seriboe kali masoek geredja, koempoelan atau masdjid. Siapa jang tidak tjinta Toehan Jezoes, maka lanat (koetoek) datang atasnja. Siapa jang tidak pertjaja Toehan Jezus (pertjaja pada Toehan Jezoes jaitoe berharap dan liat soedah rebah keboemi dan mati. Halle luja, poedji Toehan! Inilah satoe gambar bagi kami sekalian, bahwa biarlah kita ber- sandar tegoeh dalam Isa, seperti Daoed. Biar kesakitan, pertjobaan dan apa sekalipoen datang, kami tahoe, bahwa kaloe kami hidoep dan bergerak dalam Nama Isa kita bisa- menang semoea. Djangan engkau pasang telingamoe pada dengar dan toeroet soeda- ramoe jang tidak pertjaja Nama itoe, kare- na dia berlakoe seperti soedara dari Daoed dan katakan: mana boleh dengan Nama Isa, kesakitan dan lain lain pekerdjaan gelap sem- boeh dan dihapoeskan! Tetapi Halleluja! maski ombak soesah dan sendirian datang, tinggallah pertjaja akan Nama itoe, karena penghabisannja, seperti Daoed djadi Radja, begitoelah djoega kami akan djadi Radja dan Imam oleh Nama Al- masih di Jeruzalem jang mana Toehan Jezus djandji kepada kami. Amid Soedaramoe dalam Toehan Jezus F. H. Silooy Soerabaia. bertahan pada kemoerahan-nja) makamoer- ka Allah tinggal padanja. Pètoeatan daging melawan kehendak Roh dan perboeatan Roh melawan kehendak daging. Orang jang hidoep dalam Roh dia ber- soeka-soeka bekerdja pekerdjaan Roh. Orang jang hidoep dalam daging dia ber- soeka-soeka berkerdja pekerdjaan daging. Perboeatan daging itoe njatalah, jaitoe: Zina, persoendalan, kekotoran, pertjaja pa da berhala, bekin orang marah satoe sama jang lain, perseteroan, perbantahan, hiri hati, kemarahan, bekin soepaja tidak satoe hati, bekin soepaja orang djatoeh dari pertjaja pada Allah jang hidoep, kedengkian, pem- boenoehan, mabck, rakoes dan lain-lain. Orang jang bersoeka soeka dalam peker djaan daging tidak bisa mempoesakai kera- djaan sorga. Bertobatlah kamoe dari peker djaan daging dan pertjajalah dengan segenap hatimoe pada Toehan Jezoes, karena wah, orang tjilaka! Kaloe kamoe hidoep menoe roet daging kamoe akan mati. Siapa jang bisa melepaskan dari pada badan jang ma ti? Sjoekoer, ber-riboe sjoekoer pada Toe han Allah, jang oleh Toehan Jezoes manoe- sia boleh dilepaskan dari pada badan jang mati ini. Ertinja, kalau engkau pertjaja! Karena ti- Ach, djanganlah daging melainkan Roh Koedoes. dak ada pertjaja tidak bisa Toehan berke- nafkan kita. Kalau engkau pertjaja, maka engkau nanti melihat kemoeliaan Allah: engkau akan dapat hidoep jang kekal. Biarlah. kitaorang djangan menoeroet ke inginan daging, tapi biarlah kita orang ber- djalan menoeroet djalan Roh. Siapa tjinta Toehan dengan segenap hati, dengan sege- nap djiwa, dan dengan segenap koeat, dia menoeroet djalan Roh. Siapa tjinta temannja manoesia seperti badannja sendiri, dia tjin ta Toehan. Boeah-boeah Roh, jaitoe: ketjintaan, ke- soekaan, damai, sabar hati, kemoerahan, ke- badjikan, kepertjajaan, hati lemah lemboet, dan tahoe bertahan. Sadja kerdja Roh bisa tahan sampai sela- manja. Roh, jang sadja bisa tinggal dalam orang pertjaja, dapat kerdjakan kesemoeanja. Persoendalan berlawanan der.gan kesoe- kaan dalam Toehan. Damai dalam Toehan, berlawanan dengan zina. Kepertjajaan da lam Toehan berlawanan dengan pertjaja berhala. Sabar hati, kemoerahan dalam Toe han berlawanan dengan perseteroean, hiri hati, kedengkian. Akoe tida' setoedjoe dengan kamoe sebab ka- moe soedah tmggalkan tjintamoe jang pertama. (Wahjoe Jahja 2 ; 4) Djamaat Efesoes telah tit;ggalkan tjintanja jang pertama. Ia soedah djatoeh dari kete- tapan inaanoja serta berdjedjak dalam behaja besar, jaitoe akan mati tjara rohani dan di- boeang keloear. Barang siapa jang tida' tinggal dalam Akoe, maka ia itoe diboeang keloear sebegai tja- bang jang kering dan dikoempoelkan orang serta dilempar kedalam api laloe terbakar. Akoelah Pokok anggoer jang benar dan Bapakoe Toekang keboen. Semoea tjabang dalam Akoe jang tida' memberi boeah, di- boeangnja. Sebagaimana tjabang tida' bisa memberi boeah dengan sendirinja, djikalau liada ia tinggal pada pokok anggoer, demi kian djoega kamoe tida', djikalau kamoe tidak tinggal dalam Akoe. Akoelah Pokok anggoer dan kamoe tjabang-tjabangnja Tinggallah dalam Akoe dan Akoe dalam kamoe. Jang tinggal dalam Akoe dan Akoe dalam dia, ia memberi bar.jak boeah, karera dengan tiada Akoe kamoe ta' sempat berboeat soe- atoe apa. Sederrikian maka Bapakoe diper- moeliakan, kalau kamce memberi bacjak boe ah dan kamoe akan mendjadi moerid-moe- ridkoe. Sebagaimana Bapa tjinta akan dakoe, demikian djoega Akoe tjinta akan kamoe. Pag. 13. Kekasih-kekasihkoe, sesoenggoehnja Roh Allah berlawanan dengan daging! Sesoecg- goe^hnja keinginan sorga berlawanan de ngan keinginan doenja. Siapa bersahabat dengan doenja, dia adalah moesoeh dari Toehan Aliah. Kaloe kita mempoenjai Roh Toehan, hen- daklah kita menoeroet djalan Roh djoega dan haroeslah kita melawan maoenja daging. Semoea orang jang milik Almasih telah sa- libkan kesoekaan dan keinginan dagingnja. Engkau berdiri dimana sekarang, hai pem- batja? Dalam hidoep daging? O, soedara sa- libkan daging itoe. Ingatlah, bahwa amat indahlah kepada pemandangan Toehan ke- matian segala kekasihnja. (Mazmoet 116:15) Apakah engkau hidoep dalam Roh, dan boeah-boeah hidoepmoe itoe seperti boenji Galati 5 : 22? Bersedialah hai djamaat Toehan Jezoes Chrtjbes, karena sabdanja berboenji: Wak toe hatnpirlah! Sesoenggoehnja akoe datang dengan segera! L. Tinggallah dalam ketjintaankoe. (Jahja 15: 1- 9) Kami bisa memberi boeah dan seiamanja senang serta tinggal tegoeh, tjoema djikalau kami berdjalan dalam ketjintaan ini. Tetapi djamaat Efesoes telah meninggalkan tjintanja jang pertama dan dalam hal jang demikian djoega meninggalkan Moechalitsnja. Ja, ia berboeat banjak kebaikan dan me- nanggoeng segala sesoeatoe oleh karena Nama Toehan, tetapi itoe boekan lagi pe kerdjaan 2 jang terbit dari ketjintaan. Rasoel Paulus berkata; „Biar akoe mendermakan semoea hartakoe bagi orang miskin dan me- njerahkan toeboehkoe akan dibakar habis sekalipoen, djikalau akoe ta' menaroeh ke tjintaan, nistjaja soeatoepoen ta' bergoena bagikoe. (Kor. 13:3 Demikianlah dengan djamaat orang orang Efesoes. Pekerdjaan dan kebaikannja ta' membawa satoe faedah bagi mereka itoe dan Toehan berkata bagi diaorang: „Bahwa Akoe ketahoei akan segala peker djaan, kelelahan lagi sabarmoe dan ta' bisa tahan engkau akan jang djahat. Engkau menderita, bersabar dan soedah bekerdja dengan ta' tahoe lelah oleh karena Nama- koe. Tetapi Akoe ada perdawaan atasmoe sebab kamoe telah tinggalkan tjintamoe jang pertama. Bertobatlah kamoe dan kerdjakan pekerdjaan moela-moela itoe, kaloe tidak, p X^T» 'AAV N»V \.**v / Pag. 14. Akoe nanti lekas menjoesoel membinasakan kamoe (Wahjoe 2 : 4-5.) Pekerdjaan dan kebaikan jang terbit dari ketjintaan manoesia tidak bergoena soeatoe apa dan dioetupamakan seperti kajoe, roem- poet kering dan djerami; Toehan akan me- ngoedji segala pekerdjaan tiap-tiap orang dengan api. Seorang Kristen jang berboeat pekerdjaan jang tidak bergoena, ia itoe seperti satoe tjabang jang kering pada Pokok anggoer dan Allah Bapa Toekang keboen ambil dia boeat dilemparkan dalam api. Adalah kasih atau ketjintaan Allah dan adalah ketjintaan manoesia, tetapi besar per- bedaan antara kedoea ketjintaan ini. Ketjin taan manoesa itoe tidak kekal dan akan hi- lang; ia berobah dan soeka mengambil se moea bagi dirinja. Tetapi ketjintaan Toehan itoe kekal dan tidak berobah. Dalam hal ini njatalah ketjintaan jang benar, jaitoe boekan oleh karena kami telah tjinta akan Allah te- taEi oleh karena sangat tjinta Ia akan kami, seningga telah dikaroenjakannja Anaknja laki-laki akan meneboes dosa kami. Pada soeatoe ketika, datanglah seorang chatib (goeroe torat) kepada Toehan Jezus serta bertanjaKjGoeroe, apakah jang patoet saja berboeat soepaja dapat hidoep jang ke kal? Apakah titah jang besar? Makasahoet- lah Jezus; Jang terbesar dari segala penjoe- roehan, itoelah pertama: Hendaklah engkau tjinta akan Toehan Allahmoe dengan sege- nap hatimoe, segenap pikiranmoe dan sege- nap koeatmoe. Kedoea: Hendaklah engkau tjinta akan samamoe manoesia seperti diri- taoe sendiri. Tidak ada lain penjoeroehan jang lebih besar dari ini. Tidak seorang jar;g berani tanja apa-apa lagi, karena mereka itoe tahoe, bahwa ta' seorang dari pada mereka itoe jang berdja- lan dalam ketjintaan jang sempoerna ini. Tiada seorang manoesia jang tjinta sesama- nja manoesia seperti dirinja sendiri, djikalau Toean Jezus tidak tinggal dalam hatinja. Diloear Akoe kamoe ta' sempat boeat soeatoe apa, begitoelah kata Almasih kepa da moerid-moeridnja. Kami bisa tjinta satoe sama lain, haoja djikalau ketjintaan Toehan ditjoerahknn kedalam hati kami oleh Roh Koedoes. Dalam Elkitab ada dibitjarakan tjoema dari satoe ketjintaan Allah; dalam segenap Kitab soetji kami tida akan dapat batja dari hal doea matjam ketjintaan Al lah. Sebagaimana Almasih tida terbagi-bagi (1 Kor. 1:13) demikian djoega ta pernah kedapatan doea matjam ketjintaan Toehan dan doea matjam pertjaja dalam Jezus Al masih. Sadja satoe Toehan, satoe djoega pertjaja, satoe djoega permandian dan sa toe djoega Allah jaitoe Bapa sekalian, jang diatas segala sesoeatoe, oleh segala sesoea- toe dan dalam segala sesoeatoe. (Ef. 4:5-6) Biarlah kami tjari dalam terang ini, apa pengartian jang dalam, dari perkataan Toe han Jezus kepada orang-orang Efesoes, ka- loe la berkata: Akoe ada perdawaan atas kamoe karena kamoe telah tinggalkan tjin- tamoe jang pertama. Disini dimaksoedkan tjoema dari ketjinta an Almasih jang langgar segala kepin- teran, dari pada tjintanja pertama dan pengabisan dengan mana Ia soedah serah- kan dirinja mati disalibkan goena kita orang. "Karena sesangat tjinta Allah akan doenja ini (djadi boekan seorang tapi semoea bang- sa manoesia) maka telah diberikannja Anak nja laki-laki jang toenggal, soepaja barang siapa jang pertjaja akan Dia djaugan bina- sa, hanja beroleh kehidoepan jang kekal." Inilah ketjintaan itoe jang mana Toehan Je- zoes maksoedkan, tempoh Ia berkata pada moerid - moeridnja: Sebagaimana Bapakoe Tjinta akan dakoe, begitoe djoega Akoe tjinta akan kamoe. Tinggallah dalam ketjin- taankoe." Hai djamaat Almasih: Tinggallah dalam ketjintaan ini, jang mana Toehan Jezus tjin ta akan moerid-moeridnja. Tinggallah dalam ketjintaan Roh Soetji. Inilah tjinta jang per tama dan penghabisan dan jang ta' pernah hilang. Ketjintaan ini pandjang sabar, ber- kemoerahan, tidak berdengki, ta' tinggikan dirinja dan tidak sombong. Ia tidak berla- koe koerang adjar dan tidak mengindahkan dirinja sadja, tidak menaroeh hati marah dan tidak bersangka - sangka djahat, dia tidak bergemar (bersoeka) akan jang djahat, tapi gemarlah ia akan kebenaran. Ia menoedoengi segala sesoeatoe, harap segala sesoeatoe, behkan sabar menanggoeng segala sesoeatoe. Tjoema oleh ketjintaan Roh Soetji kita beroleh kemenangan diatas segala kemenangan oleh Jezoes Almasih jang diam dalam kita oleh Rohnja; dan tidak soe atoe apa sempat tjereikan kita dari pada ke tjintaan Toehan. Ia seperti mata air jang selamanja ber- pantjar bagi semoea orang jang lelah dan berhaoes. Apakah engkau akan katakan da ri pada seorang perdjalanan jang lelah ser ta berdiri dipinggir satoe mata air jang te- rang, tetapi takoet akan memoeaskan ha- oesnja dengan setegoek air kehidoepan ini? Lihatlah. disana ia berdiri dengan bim- bang dan takoet tengah ia melihat air jang mengalir itoe dengan ingin. Dise- belah sana kedengaranlah soeatoe soe- ara: Hai datanglah keair semoea orang jang berhaoes. Akoe ada jang pertama dan peng habisan, permoelaan dan kesoedahan. Jang berhaoes Akoe akan ber.i minoem dari pan- tjneran kehidoepan. Siapa jang berhaoes datanglah dan am bil air kehidoepan dengan tida' pembajaran. Tetapi lihatlah, orang perdjalanan itoe moen- doer dengan kaget kebelakang dan oleh ka rena takoetnja merasalah ia sakit disege- nap sendi toelangnja. Och, adalah banjak orang jang berdjalan begitoe dan perkataan Tochan boeat orarg- orang sebegitoe. jaitoe: Sobat, djika eng- kau merasa sakit, tandanja, bahwa engkau beloetn semporna dalam tjinta. Didalam tjin- ta ta' ada ketakoetan karena tjinta jang sem- poetna menghilangkan segala ketakoetan. Tidak ada tempat boeat orang penakoet dan jang ta' pertjaja di Jeroesalem Baroe. Behagian dan tempat mereka itoe dalam te- laga jang bernjala-njala dengan api dan be- lerang jaitoe mati jang kedoea. Hanja ada bagi kita kemenangan jang mana kita bisa berdiri tetap, djikaloe kita masoekkan diri kita kedalam batang air ke- tjintaan, jaitoe Roh Koedoes. Djikalau kita dipenoehi dan tinggal dipe- noehi dengan Roh el Koedoes, maka kita bisa berdjalan dalam ketjintaan jang sempoer- na, dan kita bisa dapat kemenangan ganda kemenangan. karena Roh el Koedoes jaitoe' lah Roh ketjintaan. jang sempoera. Jahja katakan: Kekasihkoe, djika tjinta satoe sama jang lain, maka Allah tinggal dalam kita dan ketjintaannja itoe sempoerna Disini nja- talah bagi kita bahwa kita tinggal dalam Toehan, dan Toehanpoen dalam kita, sebab dikaroeniakannja kepada kita dari pada Roh- nja. (1 Jahja 4: 12,13) Djika engkau selaloe soeka akan berboeat kehendak Allah, haroeslah djoega engkau mengerti benar-benar akan kehendak Allah. Dalam Elkitab adalah tersoerat: Mengerti'ah akan kehendak Toehan dan biarlah kamoe dipenoehi dengan Roh. Pada ketika itoe jang engkau tidak ting gal dalam kepenoehan Roh, maka moelailah engkau djalan dalam daging dan . . . .engkau kena tjemeti doeakali ganda Tjemeti jang per- tama engkau mendapat dari doenja dan orang Mesehi oentoeng nama, jang tjari roepa-roe - pa djalan akan menjakiti hatimoe dan dji kalau engkau balik pada Toenhan Jezoes dengan penjesalan, maka engkau akan men dapat djawab ini jang seperti tjemeti bagi- moe: Anakkoe, mengapakah kau tinggalkan tjintamoe jang pertama? Mengapakah eng kau berdjalan dalam daging? Roh itoe jang menghidoepkan, daging itoe ta' goenanja. Hal berdjalan dalam daging dan menoe- roet keinginan daging tidak bergoena soe- atoe apa Semoea keinginan daging dan keinginan mata, serta kebesaran kehidoepan. itoe boekan dari pada Bapa tetapi dari doe nja. Dan doenja akan hilang, tetapi jang berboeat kehendak Allah tinggal sampai kekal. Djikalau telah kautinggalkan tjintamoe jang pertama, kembalilah kepada I'oehan Jezoes, maka la akan semboehkan segala kesakitan- Pag. 15. moe tjara toeboeh, djiwa dan Roh. Hal me- ninggalkan tjinta jang pertama metnbawa dalam kehidoepan kita soeatoe penjakit jang hentar pada kematian dan sengsara, poen tali persekoetoean dengan soedara-soedara kita olehnja dipoetoeskan; terdjadilah perse- lisihan, perkelahian dan hoeroe hara dan roepa-roepa penjoeroehan dan pengadjaran manoesia dimasoekkan kedalam djamaat Toe han. Rasoel Paulus katakan: Semoea penga djaran ini roepa-roepanja seperti hikmaat dalam kebatinan menoeroet maoe sendiri de ngan merendahkan diri dan tidak sajang diri sendiri, tetapi tidak goena apa-apa, sadja boeat mengenjangkan keinginan daging. (Ko- lossa 2 : 23) Kebatinan sekehendak sendiri! Semoeacja itoelah dari pada daging dan boeat daging sadja. Uaging itoe tidak goena apa2. Bertobatlah engkau dan boeatlah peker- djaan moela-moela, begitoelah sabda Allah. Adalah soeatoe obat dari Toehan pada dapat berdjalan dalam kemenangan dan o- bat ini adalah boeat orang-orc.ng jang ting galkan tjintanja jang pertama, jaitoe: Biar lah engkau dipenoehi dengan Roh el Koe does. Dalam djamaat Almasih ada banjak pe njakit, sebabnja banjak orang mengerdjakan pekerdjaan daging. Doktor dari sorga me- nerangkan, bahwa kita haroes terlepas dari hal bekerdja dalam daging dan soerat Dok ter Pelepas katakan: Bertobatlah kamoe dan kerdjakanlah pekerdjaan jang moela-moela. Haroeslah engkau dipenoehi dengan Roh Soetji, Oleh pekerdjaan daging maka banjak o- rang tidak satoe dalam kepertjajaan. Banjak orang pandai-pandai telah tjari roepa-roepa djalan akan membaiki persekoetoean keper tjajaan, tetapi Jezus poenja djalan inilah: Bertobatlah kamoe dan biarlah kamoe di penoehi dengan Roh. F. v. A. Di Melajoekan oleh S. Pag. 16. BAHWA MATAHARIMOE TIADA AKAN MASOEKLAGL Dalam soerat Rasoel Paulus kepada orang- orang Ibrani fasal 3 ^j^i^Vjt e batja ke- limat jang boenjinja-eeghti: ,/rèrapi Alma- sih itoe seperti Anak roemah kepoenjaan- nja sendiri, maka roemahnja itoelah kita orang, djikalau kita pegang akan berani ha- ti dan kepoedjian pengharapan kita sampai kepada kesoedahan." Halleluja! Hormat dan kepoedjian koe- sampaikan dengan segenap hatikoe kepada Toehan jang katakan: „Roemahnja itoelah kita orang "-Sesoenggoehnja, bahwa kesoe- kaan anak-anaknja, jaitoelah pada bisa ber gerak dan hidoep dalam Dia, dan pada men djadi tempat kediamanannja. Selama kita pegang akan berani hati dan kepoedjian, er- tinja berani hati dan kepoedjian oleh per- tjaja bahwa Almasih telah menggenapi pe- kerdjaannja bagi kita, maka kita bisa tinggal mendjadi roemahnja. Kepertjajaan jang membawa pada penga- tahoean, bahwa Almasih berdiam dalam ki ta telah menolak anak-anak Toehan pada segala abad pada berlomba-lomba dalam kehidoepannja bagi hormat dan kemoelian Jezus Almasih. Diri kita sendin tidak dapat mengerdjakan apa-apa bagi kemoeliaan Al lah. Djikalau Toehan dalam hikmatnja sem- boenikan moekanja beberapa waktoe dibe- lakang awan-awan, dan kita seolah-olahnja tidak ada pjrhoeboengan apa-apa lagi de ngan Dia, maka kita rasa dalam waktoe se- begitoe, bahwa sebenarnja kita orang jang miskin, boeta dan tidak berpakaian, orang jang tidak berisi adiinja. Dalam tempoh be- gini kita mengerti, bahwa kita sama sekali tepergantoeng pada Almasih, dan sama se kali ta' dapat mengerdjakan soeatoe peker- djaan jang baik kaloe tidak dengan karoe- nja Toehan. Tetapt kaloe kita berdiri dengan pertja- ja, bahwa "Jezus telah menggenapi semoea pekerdjaan bagikoe" dan kita poedji Dia oleh sebab karoenja jang besar itoe, maka kita akan rasa kesegaran kehidoepan baroe dan koeat baroe jang Toehan kasi menga- lir dalam badan, djiwa dan roh kita, dan kita akan rasa pads tiap - tiap tempoh, ba- gimanakah kehidoepan orang jang mendjadi tempat kediaman Christoes. Tetapi iblis akan beroesahakan dirinja pa da keloearkan kita dari Christoes, dia akan adjak kita pada menoleh kebelakang boeat melihat akan keadaan manoesia toea: k<»- tinggian hati, gi!a hormat, sombong, pema rah d.1.1. Memang, kaloe Almasih pantjrr- kan terangnja pada kita, maka kita akan melihat bahwa keadaan kita boesoek bela- ka Setan akan bisik, bahwa keradjinan ki ta memang tabiat kita, bahwa kesoekaan kita itoe bikinan sendiri. Penghabisan dari toesoekan setan, kita banjak kali tawar ha ti serta mengija dan berkata: Semoea pe- kerdjaankoe sia-sia sadja. Semoea kerdjakoe bekinankoe sendiri; Allah tidak bisa pakai saja. Kaloe kita dengar dan masoekkan per- kataan iblis dalam hati kita, tentoe sekali kita kalah; iblis menertawakan kita karena ia soedah keloearkan kita dari Almasih.- Hal sebegini ta' oesah djadi dalam hidoep kita. Kaloe kita pertjaja bahwa Jezus telah menggenapi semoea pekerdjaan bagi kita, maka haroeslah djoega kita tahoe, bahwa kita soedah mati bagai dosa. Mati bagai dosa ertinja bahwa Jczoes Christoes men djadi Penghentarmoe moelai dari waktoe penjerahanmoe pada Toehan, dan boekan kehendakmoe tetapi kehendak Jezoes dja~ dilah. Hai pembatja jang kekasih! Apakah eng- kau dipermandikan dan tinggal penoeh de ngan Roh Soetji! Kehidoepan jang berse- lamat jaitoe hidoep sekehendak Almasih; penoeh dengan Roh Soetji, jang hetitar ki ta tidak pandang lagi pada diri kita, jang "tiada bergoena apa-apa." Kalau kita telah dapat perraandian Roh el koedoes, dan ki ta tinggal dalam Dia dan Dia dalam kita, maka kita adjar lihat, bahwa kita poenja ketjintaan, kesoekaan, damai hati, keradji nan d.1.1. sebagainja itoelah boeah-boeah dari Roh jang Koedoes dan oleh Roh ioi maka kebimbangan dan ketakoetan kita hi- langlah. Ganti oetjapan keloeh kesah dan keboesoekan, kita diadjar pada mengangkat poedji-poedjian bagi hormat Jczoes Alma sih jang melakoekan segala sesoeatoe. Hal leluja! Ja, sesoenggoehnja Toehan sedia pa da memenoehi kita deagen Rohnja, soepa ja hati dan pikirao kita sama sekali tidak ada tempat lagi boeat pekerdjaan daging jang fana. (mati 2 ) Pada satoe kali maka berdirilah seorang dalam koempoelan kami, ldloe ia mengakoe dengan kesoesahan hati, begimana ia soedah menjoesahkan hati Toe han oleh karena pekerdjaannja jang tidak bergoena. Njata baginja sekarang, bahwa haticja penoeh dengan kehendak dan hor mat sendiri, sehingga Roh Almasih tiada mendapat tempat dalamnja, pada menjatakan ketjititaanja jang besar itoe. Akan disamboeng.
Abstract (if available)
Linked assets
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
Conceptually similar
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 03
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 04
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 07
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 10
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 12
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 02
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 05
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 08
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 06
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 09
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 04 (1928), no. 08
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 04 (1928), no. 02
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 04 (1928), no. 03
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 04 (1928), no. 06
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 04 (1928), no. 01
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 04 (1928), no. 05
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 04 (1928), no. 04
PDF
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 04 (1928), no. 07
PDF
Pentecostal sounds : monthly magazine of the Pentecostal church, vol. 11 (1958), no. 03
PDF
Pentecostal sounds : monthly magazine of the Pentecostal church, vol. 11 (1958), no. 11
Asset Metadata
Core Title
Pentecostal power : monthly for the glorifying of Jesus, vol. 03 (1927), no. 11
Alternative Title
Pinksterkracht : maandblad voor de verheerlijking van Jezus, vol. 03 (1927), nr. 11 (
orig. non-english/non-roman lang./script
)
Publisher
Pentecostal church in Dutch Indonesia
(original),
Pinkstergemeente in Nederlandsch-Indië
(original),
Soerabaja, Indonesië
(orig lang/script),
Surabaya, Indonesia
(english/roman),
University of Southern California. Libraries
(digital)
Tag
OAI-PMH Harvest
Place Name
Indonesia
(other)
Format
periodicals
(aat)
Language
Dutch
Permanent Link (DOI)
https://doi.org/10.25549/pcra-c14-170830
Unique identifier
UC11126048
Identifier
Pinksterkracht-1927-11.pdf (filename),CT.05443.- (identifying number),pcra-c14-170830 (legacy record id)
Legacy Identifier
Pinksterkracht-1927-11.pdf
Dmrecord
170830
Format
periodicals (aat)
Rights
VU University Library is owner of the Hollenweger collection and has the Azusa collection on loan from Azusa Hogeschool Zwolle
Type
text
Source
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
(subcollection),
pcra-hc-m
(legacy record id),
Pentecostal and Charismatic Research Archive
(collection)
Access Conditions
Creative Commons: Attribution-NonCommercial-NoDerivates CC BY-NC-ND
Repository Name
VU University Library, The Netherlands
Repository Location
VU University Library, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, The Netherlands
Repository Email
secretariaat.ub@vu.nl
Tags
Folder test
Inherited Values
Title
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands