Close
Home
Collections
Login
USC Login
Register
0
Selected
Invert selection
Deselect all
Deselect all
Click here to refresh results
Click here to refresh results
USC
/
Digital Library
/
Pentecostal and Charismatic Research Archive
/
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
/
Entirely for Him, vol. 04, no. 43 (1949 March)
(USC DC Other)
Entirely for Him, vol. 04, no. 43 (1949 March)
PDF
Download
Share
Open document
Flip pages
Contact Us
Contact Us
Copy asset link
Request this asset
Transcript (if available)
Content
4e JAARGANG Nr. 43
Hi
MAART 1949
GmEELjj^HEM,
REDACTIE BIJ A. NAUTA
ORANJELAA N 1
HILVERSU M
f
Abonnementsprijs f 2.40 per
jaar; per half jaar . . f 1.20
Giro 255171 - Telefoon 8766
CfeUee 1 v»ödr H
Mee gekruisigd, meegestorven,
Meebegraven, opgewekt,
Ben ik nu een kind van Jezus,
Door zijn dierbaar bloed bedekt.
Zonder recht op eigen leven.
Dat door zonde is vergaan.
Wil ik. Hem volkomen dienend.
Voor zijn heerlijk aanschijn staan.
En uit Zijne hand ontvangen.
Al de schatten die Hij g^eft.
Vragen om de Geest van Christus,
Die Gods leven in mij leeft.
Ja dan paart zich hart en stem.
Mijn leven is geheel voor Hem.
Boven aardse zorg verheven.
Niet getrokken door mijn lust.
Wil ik nu voor Hem gaan leven.
Altijd blijven in zijn rust.
'k Wens geen aardse idealen.
Die toch spoedig weer vergaan.
Slechts bij Jezus is mijn toekomst.
En een vreugdevol bestaan,
'k Vraag Hem om de vreugdeolie.
Om te vullen 't aardse vat.
Met Zijn Geest zo zacht en teder,
's Hemels allergrootste schat.
Ja dan paait zich hart en stem.
Mijn leven is geheel voor Hem.
Geheel voor Hem zo klinkt een stem,
O, zalig heerlijk leven.
Nu werp ik mij voor Hem terneer.
En wil Hem alles geven.
Geheel voor Hem, o vreugdelied.
Verstand kan dat niet vatten.
Daarbij zinkt alles in het niet.
Verdwijnen d' aardse schatten.
Geheel voor Hem en Hij is mijn.
Al 't aardse is vergeten.
Ik ben alleen, alleen voor Hem
En zal de zijne heten.
Dus juicht met vreugd mijn hart en stem.
Mijn leven is geheel voor Hem!!!
I
Hemel en Hel
. -, .'•:' ,,Komt gij gezegenden Mijns Vaders!
beërft dat Koninkrijk, hetwelk u
bereid is van de grondlegging der
wereld". Matth. 25 : 34.
,,Gaat weg van Mij, gij vervloekten!
in het eeuwig vuur, hetwelk de duivel
en zijn engelen bereid is".
Matth. 25 : 41.
Dit zijn woorden, door onze liefdevolle Heiland uitÂ
gesproken! Niemand heeft zoveel over hemel en hel
gesproken, als de eeuwige Zoon van God, Die de zichtÂ
bare openbaring van hemelse liefde is.
Er zijn mensen, die alleen over de hemel willen spreken,
maar niet over de hel; dat woord „Hel" schijnt hen te
vreselijk en ruw te zijn. Er zijn ook weder geestelijken,
die het liefst de mensen schrik willen aanjagen, en de
hel warm maken. Beiden doen verkeerd. Onze verheven
Here en Heiland sloeg de gulden middenweg in. Als
Hij over de ernst der hel sprak, dan weende Hij, uitÂ
roepende: ,,Och Jeruzalem, Jeruzalem! of gij ook be-
kendet, ook nog in deze uwe dag, hetgeen tot uw
vrede dient!"
En wanneer Hij over de hemel sprak, dan verheugde
Hij zich, zeggende: ,,Ja Vader, Ik dank U, dat Gij deze
dingen de kinderkens geopenbaard hebt. Komt herÂ
waarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt. Ik geef
u rust!"
Hij lokte door de hemel en dreigde met de hel. God
gebruikt gericht en genade, om de mensen tot zich te
trekken. Helpt het ene niet, dan probeert Hij het andere
middel. Wij willen zien, wat het wezen van de hemel is,
en waaruit de hel bestaat.
I. De hemel.
De Bijbel spreekt van hemel en hemelen, van zichtbare
en onzichtbare hemelen. De zichtbare zijn de wolken- en
sterrehemelen. Deze strekken zich uit tot aan het uitÂ
spansel of plafond. Boven deze zichtbare hemelen beÂ
ginnen de onzichtbare met hun vele afdelingen. Daar is
het oponthoud der zaligen, daar zijn de eeuwige woninÂ
gen des lichts. Met deze hebben wij het te doen.
De Joodse tempel met zijn vele afdelingen, op de berg
Sion, was een miniatuur van de hemelse dingen. ,,Welke
het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen,
gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was,
als hij de tabernakel volnaaken zou: Want zie, zegt Hij,
dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op
de berg getoond is". Hebr. 8 : 5. Hierover een andere
keer. In dit artikel willen we alleen tonen, wat wel het
wezen des hemels is:
1. De onmiddellijke tegenwoordigheid Gods en van
Christus.
Mozes zag op Sinaï de hemelse heerlijkheid en smeekte
God: ,,Laat mij Uw aangezicht zien". In de tegenwoorÂ
digheid des Drieënigen Gods te mogen wezen, is de
hoogste zaligheid, die een schepsel kan bereiken. De
reinen van harte zullen God zien. De verlosten hier beÂ
neden zullen Christus zien, wanneer Hij terugkomt. De
levende wezens in de hemel vinden hun grote zaligheid
daarin, dat ze altijd in Zijne nabijheid mogen zijn: De
gekroonde millioenen rondom de troon van het Lam
verheugen zich dag en nacht in Zijn nabijheid te mogen
zijn. De gehele Bruidsgemeente zal het grootste voorÂ
recht hebben, om bestraald te mogen worden door het
aangezicht des Heren. ,,Ik zal eens mijn Heiland in heerÂ
lijkheid zien, schitterend in schoonheid en pracht", is
het lied Zijner kinderen hier op aarde. Waar het aanÂ
gezicht van Christus de afstotende macht der godde-
lozen is, zo zal dit in alle eeuwigheid de grootste aanÂ
trekkingskracht der zaligen wezen. Waar Hij is, is de
hemel.
Waar voelt een klein kindje zich het veiligst ? Bij vader
en moeder! /
3. Eeuwige ongestoorde rust.
,,Hier op aarde hebben we een strijd, niet tegen vlees
en bloed, maar tegen de Overheden, tegen de Machten,
tegen de Geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer
eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht".
Ef. 6 : 12.
Boven is deze strijd voorbij. Daar is geen Satan, daar
zijn geen duistere machten en geen demonen. Deze
geweldige legerschare omringt ons daar niet meer en
kan zijn vurige pijlen niet meer op Gods volk afschieten.
Geen aanklager en geen verzoeker meer. O, wat een
verademing zal dat zijn!
Verder geen zonde van buiten en ook geen erfzonde van
binnen. Hier zijn wij nog in een vijandelijk land en
moeten dagelijks op onze hoede wezen, dat deze vijanden
niet in ons paradijs komen. Waakt vooral tegen de erfÂ
zonde, waarmede wij allen vergiftigd zijn en blijven,
zolang wij hier in dit lichaam zijn; steeds moeten wij
waakzaam wezen, dat de begeerlijkheden des vleeses,
der ziel en des geestes, die als hongerige slangen naar
voedsel vragen, niet in onze hartetuin bevrediging
vinden. Wat voor een rust zal dat wel zijn, waar we
niet meer de wapenen behoeven op te nemen tegen dit
element. Geen oude Adam, geen erfzonde, geen verderÂ
felijke natuur meer. Voor eeuwig verlost te zijn van
alles wat zonde heet! Geen verlangen meer naar iets,
wat in deze wereld is. Geen dood en geen ziekte meer.
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de
dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch
moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn wegÂ
gegaan. En die op de troon zat, zeide: ,,Zie Ik maak alle
dingen nieuw! En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze
woorden zijn waarachtig en getrouw". Op. 21 : 4-5.
8. De zaligen zullen God kennen, zoals zij gekend zijn.
Nu zien we hier alles door een spiegel in een duistere
rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aanÂ
gezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen,
gelijk ook ik gekend ben. 1 Kor. 13 :12.
Nu moeten wij ons in deze vreemdelingschap vergeÂ
noegen Hem te leren kennen op een afstand en onzichtÂ
baar, maar dan zullen wij Hem zien van aangezicht tot
aangezicht. Het woord Gods is wel een heldere spiegel,
geslepen en gepolijst. Wij kunnen het beeld van Christus
daarin levendig zien, vooral, wanneer het Pinksterlicht
het bestraalt. Nu zien wij wel allen met ongedekte
aangezichte de heerlijkheid des Heren als in een spiegel,
en worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd
van heerlijkheid tot heerlijkheid als van des Heren
Geest. (2 Kor. 3 : 18). Maar hoe heerlijk en wonderbaar
alles ook is, het is toch maar een spiegel.
De Drieënigheid Gods: Vader, Zoon en Heilige Geest
is voor ons hier een raadsel en mysterie. Deze kennis
is mij te hoog en te wonderbaar: ik kan er niet bij
(Ps. 139 :6), maar daar zullen wij dit Mysterie zien
en aanbidden. Al onze kennis is hier onvolmaakt en ten
dele, maar boven zal alles anders wezen.
De Heiland smeekte: „Vader, Ik wil dat waar Ik ben,
ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat
zij Mijne heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij
gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad voor de
grondlegging der wereld. (Joh. 17 : 24).
Hier beneden leven wij als vreemden in het geloof en
niet in aanschouwen, maar straks komen wij thuis en
zien wij alles van nabij in heerlijkheid. Wij zullen de
Engelen zien, wij zullen de verlosten zien, wij zullen
onze geliefden zien.
Eeuwige liefde, eeuwige volmaakte vreugde en eeuwige
zalige gemeenschap zal het wezen des hemels uitmaken.
De verlosten des Heren zullen met gejuich tot Zion
komen, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen;
vreugde en blijdschap zullen zij aangrijpen; treuring
en zuchting zullen wegvlieden. (Jes. 51 :11).
2
4. De zaligen zijn in het bezit van hun onverganlielijlte
en onbevlekte erfenis.
Hier beneden is alles, hoe schoon ook, der vergankelijkÂ
heid onderworpen. Geen bloem, die niet verwelkt, geen
blad, wat niet afvalt, geen erfenis, zonder een schaduw.
Geen gezicht, hoe mooi ook of er ontbreekt iets aan;
maar boven zien wij geen vlek of rimpel of iets dergeÂ
lijks. Daar zal in vervulling gaan, wat geschreven is
in 1 Cor. 2:9: ,,Hetgeen het oog niet heeft gezien, en
het oor niet heeft gehoord en in het hart des mensen
niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft die, die
hem liefhebben".
II. De hel!
Wie niet gelooft in een hel, gelooft ook niet in een
hemel. Wie niet haat de zonde, heeft ook het goede niet
lief. Wie niet aanneemt, dat God een verterend vuur
voor het slechte is, kan ook niet aannemen, dat God
liefde is, voor het goede, heilige en reine. Wie niet
gelooft, dat Christus aan het kruis als een heilig, onÂ
schuldig, onberispelijk Lam van God Zijn bloed voor de
zonde vergoten heeft, die zal de gehele verzoeningsleer
koud laten. Want juist aan het kruis openbaart zich het
grootste gericht en de toorn Gods over duivel, zonde,
dood en hel.
Van dit standpunt uit gezien, kunnen wij de geweldige
uitspraken van onze Heiland begrijpen. ,,Gaat weg van
Mij, gij vervloekten! in het eeuwige vuur, hetwelk de
duivel en zijn engelen bereid is". Matth. 25 : 41. OpenÂ
lijk zal hij de ongelovigen zeggen: ,,Ik heb u nooit geÂ
kend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid
werkt!" Matth. 7 : 23. Zij zullen heengaan in de hel,
in het onuitblusselijke vuur, waar hun worm niet sterft,
en het vuur niet uitgeblust wordt. (Mark. 9:44). De
kinderen des koninkrijks zullen uitgeworpen worden
in buitenste duisternis; aldaar zal w^ening zijn en knerÂ
sing der tanden. (Matth. 8 : 12). De Zoon des Mensen
zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn koninkÂ
rijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de
ongerechtigheid doen, en zullen hen in de vurige oven
werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden.
(Matth. 13 : 41-42).
Wat zal nu wel het wezen der hel zijn ?
1. Het verwijderd zijn van het aangezicht Gods.
„Gaat weg van Mij. Ik wil u niet zien, en gij zult Mij
niet zien!" zal Christus zeggen. Het stralende aangeÂ
zicht van Christus zal de hemelen verlichten. ,,Laat Uw
aanschijn lichten over ons en wees ons genadig", was
de Hogepriesterlijke zegen. De lichtstralen Zijner geÂ
nade gaan door alle hemelen heen. En de grootste zaligÂ
heid der heiligen zal daarin bestaan, dat zij Zijn aangeÂ
zicht zullen zien. Verwijderd te naoeten zijn van Zijne
genade en barmhartigheid zal het wezen der hel uitÂ
maken. En hoe verder van de invloed Zijner genade en
barmhartigheid, hoe vreselijker zal de toestand wezen.
In de verbanningsplaats der goddelozen zijn verschilÂ
lende afdelingen, zoals: Hades, Tanatus, Buitenste duisÂ
ternis, afgrond en Poel des vuurs. Er zijn afdelingen,
waar geen lichtstraal van genade meer heenkomt. Daar
is het duister, koud en heet.
Hier beneden zijn de goddelozen toch nog enigszins
onder de invloed van Gods genade en barmhartigheid.
Hij laat de zon opgaan over de goeden en ook over de
bozen en geeft regen over rechtvaardigen en onrecht-
vaardigen. Hier worden de vaten des toorns nog met
grote lankmoedigheid en geduld gedragen en met Gods
goedertierenheid omgeven. Maar däär heeft God Zijne
hand teruggetrokken, en zijn ze aan het element des
verderfs overgegeven. Het aangezicht Gods is tegen hen
en naar 2 Thess. 1 : 9 zullen zij straf lijden, het eeuwige
verderf, van het aangezicht des Heren, en van de heerÂ
lijkheid Zijner sterkte". Verstoten te zijn van het aanÂ
gezicht des Heren maakt de hel tot een hel.
De martelaars konden de grootste pijnen van vuur en
martelingen verdragen, wijl zij in de gemeenschap des
Heren waren. Stefanus kon onder de pijnen der steenÂ
worpen bidden: „Heer, reken hun deze zonde niet toe!"
wijl hem de hemelen open stonden en hij de Zoon des
mensen aan de rechterhand Gods zag staan. Wat is
pijnlijker voor een teder kind als van vader of moeder
te moeten horen: „Ga weg van mij, ik wil je niet meer
zien".
Ik ken een Joodse jongeling uit Budapest, die zich tot
Christus bekeerde.
Zonder barmhartigheid werd hij door vader en moeder
verstoten met de woorden: ,,Weg van ons, we willen
je niet meer zien-l" Twee jaar ben ik met deze jongeling
samen geweest en ik herinner me nog, hoe pijnlijk het
voor hem was, het aangezicht van zijn vader en moeder
niet meer te mogen zien.
3. De ongestilde honger en dorst.
De honger en dorst der goddelozen wordt na de dood
sterker als voor de dood. De dood zelf is geen verlosser
hiervan, integendeel, het wordt sterker en sterker. Het
is waar, het materiële lichaam houdt op te bestaan,
maar de zielsbegeerten nemen toe en schreeuwen naar
de vervulling er van. Hier aan deze zijde van het graf
kon daaraan nog voldaan worden, wijl het lichaam hier
nog was, en de gelegenheden nog aanwezig waren, maar
däär valt dit alles weg. De rijke man in de hel dorst
naar water, en smeekt om zijne dorst te mogen stillen.
Het wordt hena geweigerd. Wij zien duidelijk uit Gods
woord; zoals de mens hier weggaat, zo komt hij daar
aan. En daarna gaat het of verder naar boven of dieper
naar beneden. De zaligen gaan van heerlijkheid tot heerÂ
lijkheid en de goddelozen van schande tot schande.
De dronkaard, die In zijn onbekeerde toestand sterft,
begeert naar drank, maar hij krijgt niets. De hongerige
begeert zijn honger te stillen met de lekkernijen van
vroeger, maar de honger wordt niet gestild. De onzedeÂ
lijke naar bevrediging zijner lusten, maar krijgt het
niet. De gierigaard naar geld, huizen of land, en zie,
niets ontvangt hij meer. Het verlangen naar aardse
vreugde, bioscoop, theater, danszalen, etc. etc. zijn in
de hel brandend als vuur, maar ook niet het minste
wordt er meer verkregen.
En niet alleen, dat de sterkste begeerten niet bevredigd
kunnen worden, maar de herinnering aan de verloren
tijden vermeerderen de pijnen geweldig. De rijkaard
herinnert zich zijne villa's, tuinen en goederen. Hij
denkt terug aan zijn feesten, zijn dienaars en zijn opÂ
gehoopte mammon, die hij nu verloren heeft en nimmer
meer terugkrijgt. Het verloren aardse leven met zijn
tijdelijk genot staat hem duidelijk voor ogen. Zijn armÂ
zalige droombeelden blijken hem daar slechts fata-mor-
gana's te zijn, en doen zijn arme geest nog maar meer
pijn. De verdoemden in de hel, zegt Jung Stilling, zoeken
voortdurend hun verloren genot te herkrijgen.
3. Eeuwig berouw en het knagend geweten.
O, had ik maar! — O, dat ik toch ernst gemaakt had!
Ik, ellendig mens! Hoe dikwijls werd me de hemel en
het eeuwig geluk gratis aangeboden. De kostbare geÂ
nadetijd heb ik laten voorbijgaan. Nu is het voor eeuwig
te laat! Het gevoels-, denk- en herinneringsvermogen
is na de dood veel helderder en duidelijker, als hier aan
deze zijde van het graf. Het lichaam, deze rem is dan
weg. Alles staat dan duidelijk voor de geest. De ziel
verkeert na de dood in een helderziende toestand. De
ervaringen van drenkelingen vertellen ons, dat het geÂ
hele leven met zijn duizenden handelingen met bliksemÂ
snelheid hun oog voorbijtrekt. Men stelle zich nu een
mens voor, die zonder gereinigd te zijn, in de eeuwigÂ
heid ontwaakt. De gehele berg van zonde en onreinig-
heid ligt als brandmateriaal op zijn geweten. Wat een
pijnigende macht en aanklacht moet dat wel zijn! De
weg tot genade is afgesloten, het geweten draagt in
eeuwigheid deze zware last en schuld op zich. Voorwaar,
een verterend vuur zal dat zijn, als al het hout der
zonde samengedragen wordt en de Goddelijke toorn
het doet ontvlammen. Een toestand van vertwijfeling
en onrust! ,,Naar uwe hardigheid en uw onbekeerlijk
hart vergadert gij uzelven toorn als een schat, in de
3
dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig
oordeel Gods". Rom. 2 : 5.
Er zullen plaatsen zijn in de hel, waar geen lichtstraal
van hoop meer binnendringt. Slechts een ijskoude, dode
vertwijfeling, waar jammer en laster, huilen en tanden-
knersen gevonden worden. Ik wil met beven en siddeÂ
ren aannemen, dat er in de hel nog afdelingen zijn, zoals
de hades en tanatos, waar God nog een schemer van
licht heenwerpt, en nog een aanknopingspunt geeft
om berouw te verwekken, om ze er uit te halen. Er zijn
wel enige teksten, in Gods Woord, die deze zwakke hoop
toelaten. Maar er zijn afdelingen in de hel, waar alle
hoop is uitgesloten. Daar is de poel des vuurs, die met
zwavel en sulfer brandt. Dit is de verblijfplaats van de
vorst der duisternis, de Antichrist, de valse profeet en
de gehele generale staf van Satanas. Daar is verder de
Abissus = bodemloze afgrond, waar misschien de mil-
lioenen zijn, die de zonde tegen de Heilige Geest beÂ
dreven hebben, waarvoor geen vergeving is, noch in
deze wereld, noch in de toekomende. Mark. 3 : 2. Dan is
er de Buitenste Duisternis, waar huilen en tanden-
knersen zal zijn. Hier zijn de millioenen, die de doodÂ
zonde begaan hebben. Van dezulken zegt Johannes in
1 Joh. 5 : 16: ,,Broeders, er is een zonde tot de dood,
voor die zonde zeg ik niet, dat hij zal bidden". Deze zijn
verhard en zijn met bitterheid, haat en woede tegen God
vervuld. Bij deze vervloekten knaagt de worm van hun
geweten eeuwig. Voor hen is geen hulp en geen redding
meer. Zij huilen, dat ze anderen niet kunnen verleiden
en in het ongeluk brengen, waar zij zelve zijn en zijn
verwoed tegen God, tegen Christus, tegen de engelen en
tegen de zaligen. De toorn brandt als een vuur in hun
borst en de tanden klapperen van koude. Hels vuur
en ijzig koude rillingen, demonische spijt en woede
tegen God en Christus gaan tesamen. Dit is ook psychoÂ
logisch juist en gaat hand in hand. Ik heb mensen geÂ
zien, die van woede huilden, omdat ze zich niet konden
wreken.
Judas Iskarioth schreeuwde: ,,Ik heb onschuldig bloed
vergoten". Hij had berouw, maar inplaats, dat hij tot
Christus ging, wierp hij zich liever in de hel.
Ik heb melaatsen gezien, die trachtten anderen te beÂ
smetten, wijl ze zelf ongelukkig waren. Het is een
Opdat gij vervuld wordt tot al de
volheid Gods. Ef. 3 : 19.
Wanneer wij dit gebed van de Apostel Paulus lezen,
dat hij bad voor de gemeente van Efeze, dan bemerken
wij terstond dat dit een gebed is van een zeer diepe
betekenis en een geweldige inhoud.
Hier vinden wij een strijdende en pleitende zieleherder,
die ingaat in Gods heiligdom om te pleiten bij de Vader
voor de kudde die hem is toevertrouwd. Hij gevoelt diep
in zijn hart, dat hij de schapen niet kan brengen waar
de Here ze hebben wil en daarom smeekt hij om de
trekkende kracht van Gods Geest.
Hij heeft een sterke begeerte in zich, n.l. dat de geÂ
meente zal worden vervuld tot al de Volheid van God.
De drang van zijn gebed is, dat de gemeente zal losÂ
komen van alles wat haar van God aftrekt en dat een
ieder persoonlijk mag versterkt worden naar de inÂ
wendige mens; vs. 16.
Den inwendige mens versterken, dat doet men graag.
Als we ons aan de maaltijd zetten, dan zeggen we wel
eens, „wij gaan de inwendige mens versterken". Eens
lekker eten en drinken! O wij houden van alles dat de
psychische trek: die zelf ongelukkig zijn, willen ook
anderen ongelukkig maken.
4. Het ontzettende gezelschap in de hel.
Moordenaars, dronkaards. Godslasteraars, vloekers, verÂ
stokten, dieven, woestelingen, zelfmoordenaars etc. etc.
vormen daar het ontzettende gezelschap. Eeuwige onÂ
rust; de een vloekt de ander, en de een haat de ander,
en is met bitterheid vervuld. Tot elkanders verbazing
zal de een in het gezicht van de andere kunnen lezen,
wat hij bedreven heeft en wat hij denkt over de andere.
Met afschuw en haat zal de een de ander ontmoeten,
ledere heibewoner zal in de ziel van de ander kunnen
zien, wat in hem omgaat en wat hij denkt. Deze milÂ
lioenen figuren wandelen als een onrustig leger dag en
nacht heen en w^eer. De ene afdeling is nog slechter dan
de andere.
Men ga eens in een gevangenis van goddelozen, zoals
ik die eens in Rusland gezien heb. Men hoort er vloeken,
dat men huivert en beeft, dit te moeten aanhoren.
Ik kreeg een brief van een teder kind van God uit het
tegenwoordige Rusland, waarin staat: ,,0, mijn broeder!
U weet niet, in wat voor een hel wij hier zijn. Dag aan
dag te moeten horen: er is geen God, geen hemel, geen
hel. Waar men ook heen gaat, een vloeken en nog eens
vloeken".
Denkt u zich eens in zulk een gezelschap. Dit verhoogt
de hel tot een hel. Nimmer zal ik mijn bezoeken in
krankzinnigengestichten vergeten. Wat een onrust!
Welk een taal! Wat voor blikken!
Bij volle maan worden de krankzinnigen zeer onrustig
en staan huilend en vloekend de gehele nacht voor
ijzeren tralies. Uit betrouwbare bron werd mij gezegd,
dat de geneeskundigen in de krankzinnigengestichten er
voor moeten waken, zelf niet krankzinnig te worden.
Vandaar, dat zij nooit lang achtereen aan zulk een geÂ
sticht verbonden mogen zijn. Dit verwondert mij niet.
De atmosfeer daarin is zeer besmettelijk.
Ik was dan ook altijd blijde, haalde diep adem en dankte
God, als ik uit zulk een omgeving kwam.
J. Th. Sr.
tong streelt en we kunnen zo voldaan zijn als we eens
lekker gegeten hebben. Maar dat is niet de inwendige
mens versterken, maar de uitwendige n.l. vlees en
bloed.
De inwendige mens is de geest en de ziel! Die kunnen
alleen versterkt worden door geestelijk voedsel. Het
zieleleven kan verzadigd worden door allerlei dingen,
die de gevoelige snaren van onze ziel aanraken, bijv.
zang, muziek en spel, of waar men zich ook maar in
verliezen kan!
Maar het beste voedsel voor de inwendige naens is dat,
wat God, die ons de geest en de ziel gegeven heeft,
geven wil en kan en zal wanneer wij er hem om vragen.
Jezus zegt tot de Samaritaanse vrouw: „Indien gij de
gave Gods kendet, en Wie Hij is, dit tot u spreekt, dam
zoudt gij van Hem hebben begeerd en Hij zou u levend
water geven. Want het water dat Ik u geven zal, zal
in u worden een fontein, springend tot in het Eeuwige
leven". — Ziet u, wat God geeft voor de inwendige
mens, dat blijft tot in eeuwigheid.
Alle aardse genoegens en vertroosting gaan voorbij,
maar wat Hij in ons geven wil, heeft waarde voor deze
en de toekomende tijd en de eeuwigheid.
S^e K»/L»^ Qc>>^
4
Hij, de biddende Apostel, pleit, dat Christus zal wonen
in hun harten en dat ze allen zo vast zullen geworteld
en gegrond worden in Zijn Goddelijke Liefde. O, die
Liefde van Jezus tot het verloorne! Die Jezus, Die niet
kwam voor Zichzelf maar voor ons. Die smarten heeft
gedragen, voor ons, Die is gefolterd door helse smarÂ
ten, uit liefde tot het verloorne! Hebben wij zulk een
liefde? Neen, wel liefde voor ons zelf, maar om zichÂ
zelf te geven om anderen te redden, daar moet de Here
Jezus aan te pas komen! En dat is de drang van het
hart van Paulus, die ook zelf zondaarsliefde had ontÂ
vangen.
Christus zal in ons wonen, maar alleen door het geloof.
Hij zal ons zeker zondaarsliefde geven, wanneer wij
daar gelovig om bidden.
Ach, die Apostel bidt nog veel meer. Over dit machtige
gebed met z'n diepe inhoud, is nog zoveel te schrijven,
maar ik wil kort zijn!
Hij bidjt, dat we niet iets van die liefde zullen kennen,
maar dat we dit liefde zullen kennen in al zijn volheid:
lengte, breedte, hoogte en diepte. Een kennis die ons
verstand te boven gaat.
Grijpt de biddende apostel niet wat te hoog, of tast hij
niet veel te diep, in zijn gebedsextase? Neen, o neen!
Het is geen ijdele bevlieging. Neen, het is een smeken
en een pleiten van een die de gemeente liefheeft, van
een die ervaring heeft in datgene wat hij hier van de
Vader bidt.
Hij, die zelf opgetrokken werd tot in de derde hemel en
Wien de wonderbaarste geheimen werden ontsluierd,
die de kennis van de mens te boven gaan en zelfs onÂ
mogelijk in menselijke bewoordingen zijn weer te geven.
En daarna? Lees het eens in 2 Kor. 12. Het kruis gaat
dieper in zijn leven. Zwakker worden tegen zijn wil in,
maar, genade genoeg! O, hij krijgt het kruis hoe langer
hoe meer lief, vindt een welbehagen daarin, om Christus'
wil. Want Christus wordt machtig in zijn zwakheid!
Ziet u niet, dat hij hier het voetspoor drukt van zijn
meester ?
Hij weet en gelooft, dat we kunnen vervuld worden
tot al de volheid Gods.
De Here zoekt ledige vaten, die Hij wil vol gieten met
Zijn liefde. O, de Here verlangt, Zijn liefde. Zijn kracht
en heerlijkheid te kunnen openbaren door ons leven!
O, mocht dit smeken en pleiten meer gevonden worden
in deze dagen! De Here heeft meer om u te geven!
Hem nu, die machtig is, meer dan overvloedig te doen!
Laat ons gelovig blijven aanhouden in de gebeden, totÂ
dat wij ontvangen. Vertraag niet, wanneer Hij ons even
laat wachten. Wie zal het kunnen beschrijven, hoe groot,
hoe rijk en diep de zegen zal zijn, die Hij in onze harten
zal uitgieten! Staat het niet in een van de Psalmen,
dat we zullen drinken uit de beek Zijner wellusten en
van Zijn Liefde dronken zullen worden?
Pinksteren maakt ons dronken!
Pinksteren is volheid ontvangen, vervuld worden tot
al de volheid Gods! Voor vroeger alleen? Dwaasheid —
onschrif tuurlijk!
Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in
Eeuwigheid, dus Volk des Heren, wordt wakker!
(Pinksteren ook nu een realiteit in onze harten).
Prijst God,
M. v. d. S.
( HYPE DE BIDDElT^
DERDE EN LAATSTE DEEL
EEN MEESTERVISSER VOOR ZIELEN
door R. M. Cheine Patterson.
Zijn kinderlijke gehoorzaamheid.
Er ging geen dag voorbij in gezelschap van John Hyde,
dat zijn eenvoudige gehoorzaamheid mij niet verbaasde,
en mij aantoonde welk een waar Zoon hij was, en hoeÂ
zeer de wil Zijns Hemelse Vaders zijn leven leidde.
Laat ik U een voorbeeld noemen.
Eens op een Sialkot-Conferentie, die in die dagen door
zijn gebeden zo geïnspireerd werd, kondigde het Bestuur
de namen der sprekers niet af, opdat er meer nadruk
op de boodschap dan op de boodschapper zou worden
gelegd. Aan John Hyde werd onverwachts gevraagd
om in de avondsamenkomst te spreken. Op de een of
andere wijze lekte het uit en men vertelde: ,,Mr. Hyde
zal vanavond spreken!" De samenkomst was zeer bezet,
en allen waren vol verwachting, vooral daar een zijner
beste vrienden de leiding had inplaats van de gewone
voorzitter.
Juist voor de gezamenlijke bidstond der sprekers werd
aan deze vriend gevraagd welke psalm er gezongen zou
worden. Daar het onderwerp over het lijden van
Christus hem zo zeer op het hart lag, stelde hij voor
om psalm 22 te zingen. Stelt U zich zijn verwondering
voor toen de zangleider aankondigde dat op Mr. Hyde's
verzoek psalm 22 zou gezongen worden. Men vermoedde
dat dit tezamen besproken was.
Er was veel gebed, men zong vol vuur, maar Mr. Hyde
bleef op het platform achter de lessenaar, verzonken
in gebed. Daar hij zich niet bewoog, las de voorzitter
Zacharia 13, enigszins uitweidende over de vraag en
het antwoord: ,,Wat zijn deze wonden in Uw handen?"
Zo zal Hij zeggen: ,,Het zijn de wonden waarmede ik
geslagen ben in het huis mijner liefhebbers". Hij sprak
over de eenzaamheid van Christus in Zijn lijden, daar
niemand Zijn smarten kende, en wees erop dat slechts
drie discipelen met de Here Gethsemané betreden hadÂ
den, de andere acht waren buiten gelaten, en zelfs deze
drie waren helaas nog slapende, zodat Petrus, als hij
hierop met een schuldig geweten zinspeelt van zichzelf,
spreekt als slechts een getuige van het lijden van
Christus, en deelachtig de heerlijkheid die geopenbaard
zal worden. Hij was nog "geen deelgenoot van dit lijden.
Zó is het heden ten dage nog. De meerderheid der ChrisÂ
tenen weten van Gethsemané nog niets. Enkelen van
hen kunnen slechts getuigen van Zijn lijden. Dit is de
reden waarom de wereld niet voor Christus wordt geÂ
wonnen, en dit zal ook niet geschieden voordat Gods
volk in zijn geheel, deelgenoot wordt van Zijn lijden.
Terwijl dit alles gebeurde was John Hyde verzonken
in gebed. Toen er opnieuw gezongen werd legde de voorÂ
zitter met vriendelijke druk de hand op ziji% schouder
en zeide: ,,Indien God u een boodschap gaf om door te
geven, wilt u dit dan nu doen?" Daar Hyde zich niet
verroerde, zeide John Forman, de eigenlijke voorzitter
van de Conferentie tegen de waarnemende voorzitter:
,,Gaat hij nu spreken?" „Ik heb het hem gevraagd",
was het antwoord, ,,Vraagt gij het hem ook, indien u zo
geleid wordt". Zodra het zingen ophield zeide deze,
,,Mag ik twee boodschappen geven die God op mijn
hart gelegd heeft?" Dit deed hij, waarna de bijeenkomst
ten einde liep, en er daarna nog een zeer ernstige bidÂ
stond gehouden werd door de aanwezigen. Ondertussen
ging John Hyde naar de bidkamer zonder één woord tot
de vergadering gericht te hebben. Op deze wijze werden
de aanwezigen onderwezen om niet op de boodschapper
te zien, maar te letten op Gods boodschap.
Enige tijd later sprak ik met Hyde hierover. Hij verÂ
telde mij dat hij vervuld was van de boodschap: „De
heerlijkheid van het Koninkrijk van Christus". Toen de
Voorzitter echter de hand op zijn schouder legde scheen
het John Hyde toe alsof hij hem neerdrukte. Deze geÂ
dachte werd nog versterkt door de woorden: ,,Als gij
een boodschap van God hebt". Toen begon Hyde er aan
te twijflen of het Gods wil was dat hij deze boodschap
doorgaf, en daarom wachtte hij dus biddend op God,
maar hij ontving niet de rechtstreekse leiding om tot de
vergadering te spreken.
Slechts iemand die in nauw contact met Zijn Hemelse
Vader leefde, zou vlug genoeg aan de leiding gehoorÂ
zaamd hebben zo hij die ontvangen had, en slechts een
wiens hoogste wens het was om Gode te behagen en niet
zijn medemensen, zou genoeg moed hebben gehad om in
de gegeven omstandigheden te zwijgen.
5
Een vriend die later over de opwekking sprak zeide
tot mij: „Wij moesten nog meer dan wij tot nu toe geÂ
daan hebben, de nadruk leggen op de les der absolute
gehoorzaamheid. Ik geloof dat gebrek aan gehoorzaamÂ
heid de Heilige Geest bedroefde en de Opwekking tegenÂ
hield". Ik moest hem gelijk geven, en vertelde hem
toen deze gebeurtenis om hem te tonen, dat in ieder
geval één der leiders in die opwekking niet beschuldigd
kon worden van ongehoorzaamheid.
C«*^ vvier U.H- J=.. vMMriiK
Neuilly-Plaisance (S. & O.)
Maart 1949.
leden gewaarschuwd, dat het verboden is om de zaal
van de „BONNE NOUVELLE" (goede nieuws) binnen
te gaan. Doen ze het toch, dan worden ze uit de R.K.
Kerk gezet. Dat is een goede reclame, waar we niets
voor behoeven te betalen. De mensen komen nu uit
nieuwsgierigheid zo ongemerkt mogelijk binnen, en zijn
dan zo onder de indruk van de vrije sfeer, die er heerst,
dat ze meestal terug komen en na een paar keer tot
bekering komen. De Heer werkt hier ook veel door
genezing. Het is iets wat de mensen hier geweldig trekt.
Het zijn wonderlijke genezingen. Halleluja! De Heer
werkt wonderlijk, maar de Heer zou nog meer kunnen
doen als er meer arbeiders waren. Bidt de Heer, dat
Hij arbeiders uitstote in Zijn Wijngaard.
Nu, broeders en zusters, we gaan deze brief weer beÂ
ëindigen. Moge de Heer U allen rijkelijk zegenen en
bewaren voor die grote dag wanneer Jezus Christus
weer zal komen.
Geliefde broeders en zusters in de Here.
Het is een lange tijd geleden, dat U allen wat van ons
gehoord hebt. Het is daarom tijd dat we nu maar eens
wat van ons laten horen. De Heer heeft ons wonderlijk
geleid in de omstandigheden. Zoals U weet had de Heer
een weg geopend voor ons om naar Frankrijk te gaan
om daar een betere gelegenheid te hebben om de Franse
taal te leren. We zijn 4 weken in Jouy-en-Josas geweest
toen ons een plaats aangeboden werd in Fontenay, een
plaats ongeveer 10 km van Parijs vandaan. De voorÂ
ganger hier heeft het geweldig druk en kon best een
hulp gebruiken in zijn werk en toen het ons aangeboden
werd om hem te komen helpen, hebben we het als uit
de hand des Heren aangenomen. Zodoende vinden wij
onszelf werkzaam in een gemeente van ongeveer 100
leden, die voor het grootste deel pas bekeerde mensen
zijn. Frankrijk is een Katholiek land, en de gemeente
hier is haast allemaal bekeerde Katholieken. Het is echt
fijn om de blijdschap te bemerken in hun harten, om
verlost te zijn van hun onwetendheid omtrent het vrije
leven in de Heer. Zo zijn er een broeder, zuster en hun
dochter 4 maanden geleden tot bekering gekomen en
twee maanden geleden op dezelfde dag gedoopt in water.
Deze mensen hebben 20 jaar lang gewerkt om een eigen
beschuitfabriek te hebben. Dat was de droom van hun
leven, en daar werkten ze ook voor. Nu is ongeveer
3 weken geleden de fabriek klaar gekomen, en ze wilden
niet beginnen met het in werking stellen van deze
fabriek, voordat de voorganger haar ingezegend had en
de fabriek aan de Heer toegewijd had. Deze mensen
willen n.l. dat alles voor de Heer is. Hun verlangen is
om met de winst die ze maken zullen, een kerk te kunÂ
nen laten bouwen in het dorp waar ze wonen. Het is
wonderbaar, te zien hoe deze zielen toegewijd zijn aan
de Heer! En zo zijn er vele van deze mensen, die hun
leven gegeven hebben aan de Heer. Het is een ware
vreugde voor ons om hier te mogen werken voor de
Heer in een donker land. Het is ontzettend te merken
hoe groot de onwetendheid hier is. De mensen zijn,
wat het geloof aangaat, zeer eenvoudig en van hun
bijbel kenden ze niets voordat ze tot bekering kwamen.
Er is een echte honger naar het woord van God. De
Rooms-Katholieke Kerk hier in Fontenay heeft haar
Uw Zuster en Broeder in de Heer,
HENNY en PAUL.
\ AANDACHT!!
De samenkomsten van de
VOLIÆ EVANGELIE GEMEENTE
/7- "
te Hilversum
worden gehouden ORANJELAAN 1
b/d 's Gravelandseweg
Zondags om 10 uur v.m. en 's avonds om 7 uur
Zaterdagsavonds om half 8 JEUGDDIENST.
Tevens worden er samenkomsten gehouden te
WESTBROEK, ten huize van de fam. de Graaf,
Binnenweg 175 (Oude Dijk). Dinsdagsavonds
om half acht. Allen die in die omgeving woonÂ
achtig zijn, worden hartelijk uitgenodigd, deze
samenkomsten bij te wonen.
In DELFZIJL worden iedere Zondag samenÂ
komsten gehouden om 9.30 v.m., geb. voorÂ
malige Schippersbeurs, Afwateringskanaal.
s^^^^i^^. ^
A. N.
^^•^•^•„^^•^•^•^^^
Abstract (if available)
Linked assets
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
Conceptually similar
PDF
Entirely for Him, vol. 04, no. 41 (1949 January)
PDF
Entirely for Him, vol. 05, no. 49 (1949 September)
PDF
Entirely for Him, vol. 05, no. 50 (1949 October)
PDF
Entirely for Him, vol. 04, no. 48 (1949 August)
PDF
Entirely for Him, vol. 04, no. 42 (1949 February)
PDF
Entirely for Him, vol. 04, no. 46 (1949 June)
PDF
Entirely for Him, vol. 01, no. 04 (1945 December)
PDF
Entirely for Him, vol. 04, no. 44 (1949 April)
PDF
Entirely for Him, vol. 04, no. 38 (1948 October)
PDF
Entirely for Him, vol. 03, no. 25 (1947 September)
PDF
Entirely for Him, vol. 03, no. 26 (1947 October)
PDF
Entirely for Him, vol. 03, no. 30 (1948 February)
PDF
Entirely for Him, vol. 03, no. 32 (1948 April)
PDF
Entirely for Him, vol. 03, no. 29 (1948 January)
PDF
Entirely for Him, vol. 01, no. 09 (1946 May)
PDF
Entirely for Him, vol. 01, no. 11 (1946 July)
PDF
Entirely for Him, vol. 03, no. 28 (1947 December)
PDF
Entirely for Him, vol. 02, no. 17 (1947 January)
PDF
Entirely for Him, vol. 02, no. 22 (1947 June)
PDF
Entirely for Him, vol. 01, no. 03 (1945 November 15)
Description
[description english/roman)] Spirituality, in articles, meditations, etc.
Asset Metadata
Core Title
Entirely for Him, vol. 04, no. 43 (1949 March)
Alternative Title
Geheel voor Hem, vol. 04 (1949) nr. 43 (
orig. non-english/non-roman lang./script
)
Publisher
["Full gospel churches" in the Netherlands]
(original),
["Volle Evangelie Gemeenten" in Nederland]
(original),
Hilversum
(english/roman),
Hilversum
(orig lang/script),
University of Southern California. Libraries
(digital)
Tag
OAI-PMH Harvest
Format
periodicals
(aat)
Language
Dutch
Permanent Link (DOI)
https://doi.org/10.25549/pcra-c14-167420
Unique identifier
UC11124084
Identifier
GvH1949nummer43.pdf (filename),CT.01404.- (identifying number),pcra-c14-167420 (legacy record id)
Legacy Identifier
GvH1949nummer43.pdf
Dmrecord
167420
Format
periodicals (aat)
Rights
VU University Library is owner of the Hollenweger collection and has the Azusa collection on loan from Azusa Hogeschool Zwolle
Type
text
Source
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands
(subcollection),
pcra-hc-m
(legacy record id),
Pentecostal and Charismatic Research Archive
(collection)
Access Conditions
Creative Commons: Attribution-NonCommercial-NoDerivates CC BY-NC-ND
Repository Name
VU University Library, The Netherlands
Repository Location
VU University Library, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, The Netherlands
Repository Email
secretariaat.ub@vu.nl
Tags
Folder test
Inherited Values
Title
Hollenweger Center, Amsterdam, Netherlands